Staande achter het spreekgestoelte in de concertzaal van Musis Sacrum te Arnhem mocht Gustaaf Voorhelm Schneevoogt zich op zijn 34e een gelukkig man heten. Opgegroeid in het gezin van een welvarende bollenhandelaar in de Haarlemmermeer, opgevoed met muziek, literatuur en kunst, opgeleid en gepromoveerd in de geneeskunde, en in functie als hoofd van de krankzinnigenafdeling van het Buitengasthuis te Amsterdam was het jaar 1849 voor hem een voorlopig hoogtepunt in zijn glansrijke carrière. Mede dankzij zijn inspanningen werd in dat jaar in Santpoort de psychiatrische inrichting ‘Meerenberg’ geopend, verscheen zijn vertaling van Carl Rokitansky’s befaamde Handboek der bijzondere ziektekundige ontleedkunde, én … mocht hij zich de eerste voorzitter van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst noemen.
Aandachtig volgden de ruim vijftig aanwezigen (van de toen 649 leden) in Musis Sacrum zijn rede onder de weidse titel ‘Over den weldadigen invloed, dien deze Maatschappij, als zij aan haar doel beantwoordt, op de geneeskunst, op de geneeskundige wetenschappen, op het lot der geneeskunstoefenaren, en op den Staat kan uitoefenen’ en hadden zij hem – volgens de verslaggever van de Geneeskundige courant – daarna ‘met een algemeen handgeklap toegejuicht’. In fraaie volzinnen had hij de oprichting van de Maatschappij in de context geplaatst van de gebeurtenissen in het revolutiejaar 1848, ‘die de stevigste bindsels van het maatschappelijk organisme vaneenscheurden, als waren het spinragdraden’. Ook bij de Maatschappij ging het om ‘de instinctmatige zucht tot vereeniging der zwakkeren, tegenover, of althans, nevens, de zelfgenoegzaamheid der sterkeren, die in het toevallig bezit van meerdere kracht, deze óf niet, of alleen ten eigen voordeele, òf soms wel ten nadeele van anderen aanwendden’ en was het hoofdbeginsel de ‘vereeniging van krachten, aansluiting tot massa’s, verbroedering tegenover individualisme’.
Volgens Voorhelm Schneevoogt moest de Maatschappij met vereende krachten de herziening van de Geneeskundige Staatsregeling zelf ter hand nemen. Die herziening moest grondig zijn, want ‘het kwaad’ in de medische wereld moest aan de wortel worden aangepakt. Dat kon, met de woorden van Jan Pieter Heije alleen ‘zoo gij krachtig en eenparig tot de verbetering onzer geneeskundige instellingen wildet zamenwerken, en, met ter zijde stelling of opoffering van enkele tinten van verschil, eenige groote en degelijke beginselen wildet vaststellen, aankleven en verkondigen’.
Een belangrijk deel van zijn rede besteedde Voorhelm Schneevoogt aan de tweede doelstelling van de Maatschappij, namelijk de bevordering van de wetenschap. Een ervaringswetenschap als de Geneeskunde was gebaat bij samenwerking en mededeling, bij uitwisseling van denkbeelden en ondervinding. Die samenwerking moest dan wel volgens ‘één en wel beraamd plan’ plaatsvinden wilde zij dienstbaar kunnen zijn aan de statistiek als pijler voor de medische wetenschap. Met vereende krachten moest er worden gewerkt om de kennis der volksziekten en de geschiedenis van de geneeskunde te verrijken door het verzamelen van gegevens en het bewerken van bronnen. Een onmisbaar instrument daarbij was een gezaghebbend en allesomvattend medisch tijdschrift, ‘gevoed en gesteund door allen, die der wetenschap bevorderlijk kunnen zijn!’.
Boven dat alles uit torende voor Voorhelm Schneevoogt het ideaal van een Maatschappij waarin de band tussen de geneeskundigen nauwer was toegehaald. Het kloppend hart van de Maatschappij lag in de plaatselijke en regionale afdelingen. De bijeenkomsten daar ‘zullen in ’t gezellig verkeer en bij vriendschappelijke toenadering, de oneffenheden van vorm, inborst, karakter en rigting effen maken; het koele zwijgen der zelfgenoegzaamheid zal ontgloeijen tot warme, bezielende mededeelzaamheid; en het grijnzend spook – de jalousie de métier, de verachtelijke broodnijd – zal, waar het zich vertoonen mogt, schaamrood terugwijken voor den hartelijken toon der vriendschap’. Bij zoveel optimisme over de collectiviteit in de Maatschappij-verband mag na 175 jaren roerige geschiedenis ten minste een voorzichtig kritische kanttekening worden geplaatst.
Prof. dr. Mart van Lieburg, Emeritus hoogleraar medische geschiedenis en Bibliothecaris van de KNMG
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl