Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
Minister van Ark (Medische Zorg en Sport) heeft de Tweede Kamer in een brief geïnformeerd over het tijdelijk beleidskader ‘Continuïteit en kwaliteit van zorg in fase 3 van de COVID-19 pandemie’. Dit beleidskader heeft als doel de continuïteit van de meest noodzakelijke zorg voor alle patiënten te waarborgen in fase 3 van de COVID-19 pandemie. Van fase 3 is sprake als alle capaciteit volledig is benut, alles maximaal opgeschaald en afgeschaald is en de samenwerking tussen zorgaanbieders zorgbreed volledig en maximaal is benut. Er zijn op dat moment geen lokale of regionale oplossingen meer mogelijk om de continuïteit van zorg te waarborgen. Het afkondigen van fase 3 is een besluit van de minister voor Medische Zorg en Sport.
Patiënt ligt vanwege een covid-19 infectie op de IC van het LUMC. Hij wordt kunstmatig beademd. In de daaropvolgende weken verslechtert zijn situatie. De behandelend artsen stellen vast dat alleen een longtransplantatie nog tot herstel zou kunnen leiden. Hiervoor wordt een second opinion gevraagd aan twee andere academische ziekenhuizen. Beide oordelen dat een longtransplantatie niet haalbaar is. Met de echtgenote van patiënt is besproken dat herstel niet mogelijk is. Zij is het hiermee oneens. Vervolgens wordt een second opinion gevraagd aan twee intensivisten van nog een ander ziekenhuis. Zij concluderen ook dat er geen resterende behandelopties zijn en verdere behandeling zinloos is. Op verzoek van de familie wordt het medisch dossier van de patiënt verstrekt aan een Frans longtransplantatiecentrum, maar ook zij concluderen dat een longtransplantatie geen optie is. Het LUMC wil de behandeling staken, omdat er geen behandelopties meer zijn en er sprake is van medisch zinloos lijden. De echtgenote en dochter van patiënt eisen in dit kort geding dat het LUMC de kunstmatige beademing vooralsnog voortzet, opdat alternatieven kunnen worden onderzocht en overplaatsing kan worden geregeld. De voorzieningenrechter overweegt dat een medische behandeling altijd gerechtvaardigd moet kunnen worden en dat medisch zinloos handelen in strijd is met de professionele standaard. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het besluit van de artsen van het LUMC om de behandeling niet voort te zetten voldoende onderbouwd en kan niet gezegd worden dat die beslissing onjuist is of onzorgvuldig tot stand is gekomen. Ook heeft het LUMC de echtgenote gedurende de behandeling en over ingrijpende beslissingen als het staken van de behandeling goed geïnformeerd en daarnaast voldoende tijd geboden om te zoeken naar een ziekenhuis dat de behandeling wilde overnemen. De rechter wijst de vordering af.
Rechtbank Den Haag 16 maart 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2579
Klager is zoon van patiënte. Zij verblijft in een woonvoorziening voor mensen met dementie waar de (beklaagde) arts werkzaam is onder supervisie van een specialist ouderengeneeskunde. Vanwege pijn aan de rechtervoet bij patiënte wordt, na overleg met haar supervisor en een reumatoloog, gestart met een proefbehandeling colchicine. De arts heeft de colchicine stopgezet toen bleek dat patiënte diarree had. Hierna verslechterde de toestand van patiënte en is zij een aantal weken later overleden. Klager verwijt de arts dat zij te lang is doorgegaan met het toedienen van colchicine en een te afwachtende houding had ten aanzien van de gezondheidstoestand van zijn moeder, gecombineerd met een gebrekkige communicatie. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de arts colchicine is gestart zonder voldoende op de hoogte te zijn van de bijwerkingen, de behandeling niet heeft geëvalueerd en de verpleging onvoldoende heeft geïnstrueerd om op signalen van mogelijke bijwerkingen te letten. Hierdoor merkte zij te laat dat patiënte diarree had en het niet goed ging met haar. Daarnaast is het college van oordeel dat de arts op meerdere momenten had kunnen (en moeten) ingrijpen, maar dat niet heeft gedaan en evenmin voldoende contact heeft gehouden met klager, hoewel dat zeker was aangewezen. Wel heeft ze na het overlijden van patiënte openheid over haar handelen gegeven. Gezien de ernst van het verwijt wordt de maatregel van berisping passend geacht. Tenslotte beveelt het college aan om supervisie in het zorgcentrum structureel te organiseren en verwijst in dit verband naar het standpunt van de LHV betreffende supervisie van de basisarts.
RTG Zwolle 19 maart 2021, 050/2020, ECLI:NL:TGZRZWO:2021:37
De Federatie Medisch Specialisten (FMS) en de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) hebben een “Raamwerk voor optimaliseren en maximaliseren van klinische capaciteit voorafgaand aan en ten tijde van fase 3 in de COVID-19 pandemie” uitgebracht. Het raamwerk biedt zorgaanbieders handvatten om in de lokale en regionale context maatregelen te treffen om klinische capaciteit te optimaliseren en maximaliseren in voorbereiding op en ten tijde van fase 3. Uitgangspunt is dat de kritiek planbare zorg zo lang mogelijk geborgd blijft. Het raamwerk vormt samen met de andere sectorale plannen het kader voor zorgaanbieders om regionaal en lokaal gezamenlijk weloverwogen, goed uit te leggen keuzes te maken die passen bij de situatie die zich voordoet.
De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) heeft op verzoek van staatssecretaris Blokhuis (VWS) een verkenning uitgevoerd naar het vaccinatiestelsel in Nederland. Het rapport geeft inzicht in de manier waarop de vaccinatiezorg juridisch, organisatorisch en financieel is vormgegeven. In deze verkenning identificeert de RVS knelpunten in de vaccinatiezorg, zoals weinig ruimte voor individueel maatwerk en beperkingen rondom informatie-uitwisseling. Ook geeft de RVS denkrichtingen voor oplossingen.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.