Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
Staatssecretaris Blokhuis (VWS) heeft de Tweede Kamer een nota van wijziging gestuurd met betrekking tot het wetsvoorstel tot wijziging van de Wvggz en de Wzd. Met deze nota wordt een aantal redactionele verbeteringen doorgevoerd in het wetsvoorstel. Tevens wordt naar aanleiding van een verzoek uit het veld een aantal aanvullende wijzigingen voorgesteld in de Wzd. Een van de voorgestelde wijzigingen is dat bij het opstellen van het zorgplan wordt vastgesteld wanneer en bij welke vormen van onvrijwillige zorg de zorgverantwoordelijke in moet stemmen met het verlenen van onvrijwillige zorg. Tevens moet de zorgverantwoordelijke bij het opstellen van het zorgplan met de vertegenwoordiger of de cliënt bespreken op welk moment en bij welke vormen van onvrijwillige zorg hij hem informeert. Dit hoeft zich niet alleen te beperken tot de eerste keer dat onvrijwillige zorg wordt verleend. Een andere voorgestelde wijziging is dat als de Wzd-functionaris de zorgverantwoordelijke verzoekt om geïnformeerd te worden over de verlening van onvrijwillige zorg, de zorgverantwoordelijke dit opneemt in het zorgplan.
Klager heeft sinds een bedrijfsongeval veel last van hoofdpijn. Hij is hiervoor onder behandeling bij een neuroloog die stelde dat mogelijk sprake was van migraineachtige aanvallen posttraumatisch ontstaan. In het kader van ziekteverzuim werd klager gezien door de bedrijfsarts. Naar het oordeel van de bedrijfsarts kon hij bij klager geen ziekte vaststellen en kon klager zijn eigen werk hervatten. Hierop ontving klager een brief van de werkgever dat als hij zijn werk niet zou hervatten een loonsanctie kon volgen. Klager heeft tweemaal een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. De conclusie was dat klager niet geschikt was om zijn werk te verrichten. Klager verwijt de bedrijfsarts onder meer dat hij een ongefundeerd advies heeft opgesteld en informatie van andere artsen hierin niet heeft meegenomen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de bedrijfsarts zonder onderbouwing voorbijgegaan is aan de conclusie van de neuroloog en aan de richtlijn ‘Mensen met migraine…. aan het werk!’. Daarnaast heeft de bedrijfsarts de conclusie van de verzekeringsartsen van het UWV onterecht genegeerd. Naar het oordeel van het College kon de bedrijfsarts in redelijkheid niet tot zijn conclusie komen dat klager volledig geschikt was voor zijn eigen werk. De klacht wordt op onderdelen gegrond verklaard en het RTG legt de bedrijfsarts een berisping op. Dit gelet op het feit dat de bedrijfsarts voortdurend ongemotiveerd de bevindingen en conclusies van andere artsen naast zich heeft neergelegd en hierin is blijven volharden, ook toen klager met (de aankondiging van) harde sancties van de zijde van de werkgever werd geconfronteerd. Ook heeft de bedrijfsarts onvoldoende zelfinzicht of compassie met klager getoond.
RTG Den Haag 13 april 2021, 2020-151, ECLI:NL:TGZRSGR:2021:44
Curator heeft een verzoek bij de rechtbank ingediend voor het verlenen van een machtiging om betrokkene verplicht te laten vaccineren met een vaccin tegen Covid-19. De kantonrechter overweegt dat in de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht (LOVCK&T) is opgenomen dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de curator ook geldt bij ingrijpende medische verrichtingen, maar dat een uitzondering moet worden gemaakt voor medische verrichtingen die uitsluitend kunnen plaatsvinden, indien de betrokkene persoonlijk toestemming verleent. De curator kan de betrokkene niet dwingen tot iets wat de betrokkene niet wil en waartegen de betrokkene zich uitdrukkelijk verzet. In dat geval zal eventueel een beroep moeten worden gedaan op de Wet Zorg en dwang, aldus deze rechter.
De kantonrechter merkt het laten vaccineren met een vaccin tegen Covid-19 aan als een hoogstpersoonlijke handeling. Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter de curator niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek, nu de curator voor de gevraagde handeling geen vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft.
Rechtbank Noord-Nederland 7 april 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:1350
Een GZ-psycholoog (appellant) is bij beslissing van het Centraal Tuchtcollege (CTG) van 2 september 2010 in het BIG-register doorgehaald. De GZ-psycholoog wordt met naam vermeld op de website van stichting SIN waarbij wordt verwezen naar twee (geanonimiseerde) uitspraken van het CTG. De GZ-psycholoog is een procedure gestart en heeft gevorderd dat zijn persoonsgegevens van de websites van stichting SIN verwijderd worden. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. De GZ-psycholoog is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de rechtbank. Hij stelt dat zijn privacy disproportioneel wordt geschonden door stichting SIN. Het hof oordeelt dat de vermelding van de naam van de GZ-psycholoog met een directe verwijzing naar de uitspraken van het CTG op de websites van Stichting SIN disproportioneel is. Daarbij overweegt het hof dat de GZ-psycholoog niet meer zichtbaar is in het BIG-register omdat de doorhaling van zijn registratie meer dan tien jaar geleden is. Daarnaast zijn de uitspraken van het CTG geanonimiseerd om de privacy van betrokkenen te waarborgen, hetgeen stichting SIN doorkruist door de naam van de GZ-psycholoog te vermelden op haar website. Daarmee schiet de stichting haar doel voorbij ten koste van de privacy van de GZ-psycholoog. Verder is het volgens het hof zeer de vraag of het bijhouden van een zwarte lijst met daarop de namen/persoonsgegevens van door een tuchtcollege veroordeelde zorgverleners, zoals stichting SIN doet, voldoet aan de voorwaarden die de AVG stelt aan het verwerken van persoonsgegevens. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en veroordeelt stichting SIN alle persoonsgegevens van de GZ-psycholoog te verwijderen en tot schadevergoeding aan de GZ-psycholoog.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3206
De Gezondheidsraad heeft op verzoek van de minister van VWS advies uitgebracht over de vraag of kinderen onder de 18 jaar gevaccineerd kunnen worden tegen COVID-19. De commissie adviseert om kinderen van 16 en 17 jaar oud die behoren tot de hoog-risicopatiëntgroepen te vaccineren met BioNTech/Pfizer-vaccin. Net als hoog-risicopatiënten van 18 jaar en ouder komen zij wat de Gezondheidsraad betreft met voorrang in aanmerking voor vaccinatie. De commissie doet vooralsnog geen uitspraken over vaccinatie van kinderen jonger dan 16 jaar vanwege het ontbreken van onderzoeksgegevens. Ook is nog niet bekend of de andere drie vaccins die nu worden ingezet in Nederland (Moderna, AstraZeneca en Janssen) werkzaam en veilig zijn bij mensen onder de 18 jaar.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.