Minister van Ark (Medische Zorg en Sport) heeft het ontwerpbesluit tot wijziging van de Subsidieregeling donatie bij leven in verband met de verlenging van de werkingsduur en actualisering aan de Tweede Kamer gestuurd. De subsidieregeling donatie bij leven is in 2009 ingesteld met als doel het vergoeden van onkosten die de donor voor, tijdens of na de donatie maakt, en die elders niet voor vergoeding in aanmerking komen. De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) voert de subsidieregeling uit. De huidige subsidieregeling kent een vervaldatum van 1 september 2021. De regeling is begin 2021 geëvalueerd. Uit deze evaluatie komt naar voren dat de subsidieregeling effectief is gebleken, maar dat op sommige punten verbetering wenselijk is, waaronder de hoogte van en duidelijkheid over vergoedingen. Op deze punten wordt de subsidieregeling aangepast. Daarnaast wordt de subsidieregeling verlengd tot 1 september 2026.
Klager is op spreekuur geweest bij de arbo-verpleegkundige van een bedrijfsarts en kreeg een werkhervattingsadvies. De gemachtigde van klager heeft een second opinion aangevraagd. Hierop volgde een mailwisseling tussen de bedrijfsarts en gemachtigde van klager. Vervolgens heeft de bedrijfsarts een second opinion aangevraagd en tevens laten weten dat hij klager niet verder zou begeleiden, omdat hij dat professioneel niet meer mogelijk achtte. Klager verwijt de bedrijfsarts onder meer dat hij een second opinion heeft tegengehouden en de begeleiding van klager heeft beëindigd. Het Regionaal Tuchtcollege stelt vast dat de aanvraag voor een second opinion niet vlekkeloos is verlopen en ook langer heeft geduurd dan nodig en wenselijk was. De bedrijfsarts had er volgens het college beter aan gedaan om klager uit te nodigen voor een gesprek over een second opinion. Daarnaast was de communicatie vanuit de bedrijfsarts naar klagers gemachtigde onfatsoenlijk en was de toonzetting verre van professioneel. Volgens het college heeft de bedrijfsarts geen second opinion-traject tegengehouden. De bedrijfsarts heeft naar het oordeel van het college ten onrechte de verzuimbegeleiding eenzijdig beëindigd. Hij heeft daarmee in strijd gehandeld met de op hem als bedrijfsarts rustende zorgplicht. Het college acht de ontstane slechte sfeer als reden voor beëindiging onvoldoende, onder meer omdat de bedrijfsarts de slechte sfeer grotendeels zelf heeft veroorzaakt. Daarnaast is ook het per direct en zonder overdracht naar een opvolgend bedrijfsarts staken van de verzuimbegeleiding in strijd met de zorgplicht van een bedrijfsarts. Deze zorgplicht brengt immers ook een verantwoordelijk voor de continuïteit van de zorgverlening mee. Verweerder had dan ook de begeleiding in ieder geval moeten voortzetten totdat klager een andere bedrijfsarts had gevonden. Uit niets blijkt dat verweerder inziet dat hij zich niet professioneel heeft gedragen. Berisping.
RTG Eindhoven 20 mei 2021, 20111, ECLI:NL:TGZREIN:2021:34
Klager en zijn ex-echtgenote zijn de ouders van hun minderjarige dochter. De dochter is op consult geweest bij de huisarts nadat zij met haar neus tegen een klimrek gevallen was. Klager verwijt de huisarts dat hij hem niet op de hoogte stelt van ernstige meldingen over zijn dochter. Het Regionaal Tuchtcollege stelt vast dat de huisarts de dochter maar eenmaal gezien heeft en niet is gebleken dat hij op enige andere wijze betrokken is of had moeten zijn bij een verzoek van klager of de behandeling van zijn dochter. Het college overweegt dat klager onvoldoende heeft gesteld dat de huisarts ten onrechte geen informatie over zijn dochter heeft gegeven. Van een collega van de huisarts heeft hij een uitdraai van de visitekaart van zijn dochter ontvangen. Verder merkt het college op dat de huisarts de vader niet hoefde te informeren over de behandeling van zijn dochter vanwege haar val van het klimrek. Gelet op de aantekeningen in het medisch dossier was er geen sprake van een ernstige beschadiging in het gezicht. Ook was er geen sprake van een ingrijpende behandeling, waar vader als gezaghebbende ouder toestemming voor had moeten geven en (dus) over geïnformeerd had moeten worden. De huisarts mocht er daarom van uitgaan – in het belang van de dochter van klager – dat sprake was van veronderstelde toestemming van klager en dat de moeder van de dochter hem zou informeren. De verantwoordelijkheid om met elkaar te overleggen en elkaar te informeren over een medische behandeling van hun dochter ligt primair bij klager en de moeder van zijn dochter zelf. De klacht wordt ongegrond verklaard.
RTG Amsterdam 14 mei 2021, 2020/243, ECLI:NL:TGZRAMS:2021:57
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van een landelijke ggz-aanbieder ongegrond verklaard. De ggz-aanbieder was in beroep gegaan tegen een boete van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vanwege onjuiste declaraties in de periode 2013-2015. De rechtbank oordeelde dat de NZa de zorgaanbieder terecht een boete heeft opgelegd.
Nieuwsbericht NZa en vonnis Rechtbank Rotterdam
De KNMG heeft het webdossier over de toepassing van de Wet zorg en dwang (Wzd) uitgebreid met vragen over de toepassing van deze wet in relatie tot corona.
Nieuwsbericht KNMG
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft onderhoudsbedrijf CP&A een boete opgelegd van 15.000 euro vanwege overtredingen bij het verwerken van gezondheidsgegevens van zieke werknemers. CP&A hield bij wat de oorzaak was van het ziekteverzuim. Daarmee verwerkte het bedrijf meer gezondheidsgegevens dan was toegestaan. Bovendien was de verzuimregistratie onvoldoende beveiligd. CP&A heeft de overtredingen inmiddels beëindigd.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.