Minister de Jonge (VWS) heeft de Tweede Kamer een factsheet bij het wetsvoorstel Wet zeggenschap lichaamsmateriaal gestuurd. De factsheet is bedoeld om de inhoud van het wetsvoorstel overzichtelijk weer te geven. Het wetsvoorstel is op 27 mei 2021 bij de Tweede Kamer ingediend.
Klagers waren vriendin van – inmiddels overleden – patiënte. Klager 1 was tevens door patiënte bij testament aangewezen als haar erfgename en als gevolmachtigde op medisch gebied. Patiënte is opgenomen in een revalidatiecentrum waar zij onder behandeling is van (beklaagde) specialist ouderengeneeskunde. Beide vriendinnen stonden daar als contactpersoon genoteerd. Klaagsters verwijten de arts onder meer dat zij hen onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandeling en revalidatie en niet heeft uitgelegd waarom zij deze informatie niet met de contactpersoon heeft willen delen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat alleen klaagster 1 ontvankelijk is in haar klacht. Het college overweegt dat medische informatie in de regel niet wordt gedeeld met anderen buiten het bijzijn van een patiënt conform de adviezen en richtlijnen van de KNMG. Patiënte was wilsbekwaam en klaagsters hadden niet de hoedanigheid van (wettelijke) vertegenwoordiger. Om die reden is geen medische informatie van patiënte met de contactpersonen gedeeld buiten het bijzijn van patiënte. Daarnaast heeft het college vastgesteld dat nergens uit blijkt dat het de wil van patiënte was dat haar medische gegevens door de arts gedeeld zouden worden met haar contactpersoon. Algemene en praktische informatie rondom patiënte is wel gedeeld met de contactpersonen. Het college heeft geen aanwijzing dat de informatievoorziening aan patiënte en haar contactpersonen onvoldoende is geweest. De klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard. Klaagsters hebben ook een klacht ingediend tegen de huisarts en de orthopedisch chirurg van patiënte. Ook deze klachten zijn kennelijk ongegrond verklaard.
RTG Amsterdam 7 juni 2021, A2021/2151-2020/232, ECLI:NL:TGZRAMS:2021:67
De officier van justitie heeft de rechtbank om voortzetting van een aan betrokkene opgelegde crisismaatregel verzocht. Betrokkene is in korte tijd meerdere malen opgenomen met een crisismaatregel. Er is sprake van een zeer zorgelijke situatie met suïcidepogingen en automutilatie. Betrokkene wil per se niet in een instelling opgenomen zijn. Zij heeft zeer veel verzet vertoond bij haar laatste opname. De afdelingsarts heeft ter zitting aangegeven dat betrokkene een dag voorafgaand aan de zitting met een hoog risico beleid naar huis is gegaan. Ondanks de vele en ernstige zorgen is het beeld dat gedwongen zorg, ongeacht welke vorm, gecontra-indiceerd is omdat dit bij betrokkene op hevig verzet stuit. Gelet op het verleden is het niet de verwachting dat hier op korte termijn verandering in komt. De afdelingsarts heeft daarom ter zitting verzocht om de crisismaatregel niet voort te zetten. De rechter oordeelt dat gedwongen zorg in het geval van betrokkene niet doelmatig is. Gedwongen opname blijkt tot een verslechtering van het toestandsbeeld te leiden. Ook zal het ernstig nadeel, dat wel degelijk aanwezig is, door verplichte zorg binnen een instelling niet méér worden weggenomen dan in de situatie van verblijf thuis. Omdat de verzochte verplichte zorg in het geval van betrokkene niet doelmatig is, is de rechtbank van oordeel dat niet aan de wettelijke voorwaarden voor afgifte van de machtiging wordt voldaan. De rechtbank zal het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel dus afwijzen.
Rechtbank Noord-Holland 28 mei 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4747
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft een boete van 12.000 euro opgelegd aan een orthodontiepraktijk. Bij de AP was een klacht binnengekomen over de website van de orthodontiepraktijk. Volgens de klacht worden via het inschrijfformulier op de website van de orthodontiepraktijk gevoelige gegevens gevraagd, zoals het burgerservicenummer (BSN), maar worden de gegevens vervolgens niet-versleuteld verzonden. Naar aanleiding van de klacht heeft de AP onderzoek gedaan naar de website. De AP heeft geconstateerd dat de – inmiddels oude – website van de orthodontiepraktijk niet beschikte over een TLS-certificaat en daardoor geen gebruik maakte van het HTTPS-protocol. De communicatie met de website, waaronder het verzenden van een ingevuld inschrijvingsformulier, verliep daardoor over een niet-versleutelde en dus onbeveiligde verbinding. Daarbij speelt mee dat patiënten van een orthodontiepraktijk in de regel minderjarige kinderen zijn en dat hun gegevens over een niet-versleutelde, onbeveiligde verbinding zijn verzonden. De conclusie van de AP luidt dat de orthodontiepraktijk onvoldoende passende beveiligingsmaatregelen heeft getroffen en niet heeft voldaan aan de NEN 7510. Dat is een in de gezondheidszorg algemeen geaccepteerde informatiebeveiligingsnorm. Voor de verwerking van het BSN geldt een wettelijke verplichting om te voldoen aan NEN 7510. Het boetebesluit is nog niet onherroepelijk. De orthodontiepraktijk heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde boete. De AP heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Daartegen staat nog beroep open bij de rechtbank.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.