Het College Geneeskundige Specialismen (CGS) heeft in samenwerking met de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) de coulanceregeling herregistratie verruimd. Door de nieuwe regeling kunnen geneeskundig specialisten en profielartsen in aanmerking komen voor een vermindering van maximaal 66 uren deskundigheidsbevordering. Het gaat om een korting van 3 uur per maand over de periode 1 maart 2020 tot en met 31 december 2021.
KNMG, nieuwsbericht 16 juli 2021
Klager was vanaf 18 februari 2019 op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam als industrieel reiniger. Na anderhalve maand heeft klager zich ziekgemeld en bleek te lijden aan de Ziekte van Bechterew. Beklaagde is werkzaam als zelfstandig bedrijfsarts en is als bedrijfsarts betrokken geweest bij de begeleiding van klager. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij klager ten onrechte hersteld heeft verklaard per 17 februari 2020. Die hersteldverklaring is, volgens klager, het gevolg van samenspanning tussen beklaagde en de werkgever van klaagster en had slechts tot doel om klager om commerciële/financiële redenen hersteld te verklaren. Het tuchtcollege gaat in dit laatste niet mee. Wel is het tuchtcollege van oordeel dat de bedrijfsarts bij de verzuimbegeleiding wel te kort is geschoten in de zorg die hij aan klager had moeten verlenen. Over de hersteldverklaring heeft de bedrijfsarts toegelicht dat hij welbewust de keuze heeft gemaakt om klager per 17 februari 2020 weer geschikt voor werk te verklaren. Deze betekende dat de Ziektewetuitkering van klager zonder grond zou worden beëindigd, dat werkgever geen reintegratieverantwoordelijkheid meer voor klager zou hebben en dat klager zou terugvallen op een, vanwege zijn arbeidsverleden, korte WW-uitkering. Zowel in financiële zin als voor wat betreft mogelijkheden voor het vinden van werk werd klager hierdoor benadeeld. Voor deze keuze van beklaagde bestonden volgens het tuchtcollege onvoldoende medische argumenten. Daarnaast moet gelet op de ingrijpende gevolgen van een dergelijke keuze hoge eisen worden gesteld aan de instemming van de werknemer met een dergelijk beleid. De klacht wordt gegrond verklaard. Waarschuwing.
RTG Den Haag 20 juli 2021, d2021/2229-2020-052, ECLI:NL:TGZRSGR:2021:100
Vader van klaagster werd op zondag 8 september 2019 met een aantal ribfracturen, een sleutelbeenfractuur en een klaplong vanuit de SEH opgenomen in het ziekenhuis. Beklaagde was als dienstdoend chirurg bij de opname betrokken en vanaf dat moment hoofdbehandelaar. Klaagster verwijt hem o.a. dat hij – als hoofdbehandelaar (nu regiebehandelaar) – haar vader niet de zorg heeft verleend die van hem had mogen worden verwacht. Volgens klaagster heeft de chirurg, toen al sprake was van hypernatriëmie, het natriumgehalte verder laten oplopen en heeft de latere poging om dit gehalte te corrigeren onnodig extra leed berokkend bij de patiënt en zijn overlijden bespoedigd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege gaat hierin niet mee en haalt hierbij de sinds 29 januari 2021 genoemde uitgangspunten t.a.v. regiebehandelaarschap aan. Nadat de gezondheidstoestand van de patiënt steeds verder achteruitging heeft de chirurg op vrijdag 13 september 2019 een gesprek gevoerd met de familie van patiënt. Er is afgesproken dat de familie zich zouden beraden op het beleid, palliatief of toch doorbehandelen. Volgens het Centraal Tuchtcollege mocht vervolgens van de chirurg als regiebehandelaar worden verwacht dat hij er die vrijdag voor zou zorgdragen dat de patiënt voorlopig actief zou worden doorbehandeld, in elk geval totdat de familie een keuze had gemaakt. Dit betekent dat, gezien de op de vrijdag geconstateerde hypernatriëmie, het infuus – overeenkomstig het advies van de geriater hierover op 13 september – die dag al had moeten worden aangepast en niet pas de dag erna toen de familie aangaf voor doorbehandeling te kiezen. Daarnaast heeft de chirurg de geriater niet geïnformeerd over de bedenktijd die de familie had gekregen. Als de geriater al verantwoordelijk moest worden geacht voor het infuusbeleid, kon zij (dan wel een collega) aan deze verantwoordelijkheid geen invulling geven, omdat zij (dan wel die collega) over geboden bedenktijd niet werd geïnformeerd. Concluderend is de chirurg naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege tekortgeschoten in de bewaking van de continuïteit van de zorgverlening aan de patiënt. Klacht (deels) gegrond, waarschuwing
CTG 16 juli 2021, c2020.254, ECLI:NL:TGZCTG:2021:138
Klager is verwezen voor een nadere analyse vanwege infertiliteit en klachten die mogelijk passen bij testosteroninsufficiëntie en komt zo bij de beklaagde uroloog terecht. Klager verwijt de uroloog o.a. dat hij een verkeerd medicijn heeft voorgeschreven. De uroloog erkent dit, door een fout bij het intypen van de naam van het medicijn heeft hij Clomipramine in plaats van Clomid voorgeschreven. Bij de vervolghandeling, het daadwerkelijk verzenden van het medicijn aan de apotheek, heeft beklaagde (kennelijk) geen extra controle meer uitgevoerd. Het tuchtcollege is van oordeel dat de uroloog door na te laten een (extra) controle uit te oefenen op de door hem ingetypte (eerste letters van de) medicijnnaam, met als gevolg dat hij een verkeerd medicijn heeft voorgeschreven – heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij als arts tegenover klager had moeten betrachten. De omstandigheden dat klager het medicijn uiteindelijk niet heeft ingenomen, waardoor de fout geen medische consequenties heeft gehad, en dat klager ook een eigen verantwoordelijkheid heeft bij het doornemen van de bijsluiter voorafgaand aan het innemen van een (nieuw) medicijn, doen hieraan niet af. Het klachtonderdeel wordt gegrond verklaard. Omdat beklaagde zijn werkwijze sinds het incident heeft aangepast (hij voert nu een extra controle uit voordat hij een medicijn naar de apotheek doorstuurt) en omdat hij ook organisatie-breed heeft gezocht naar mogelijkheden om de werkprocessen te verbeteren om herhaling te voorkómen (zo heeft hij de kwestie in het MDO en met de klachtenfunctionaris besproken en is de casus van klager op enig moment ook in de raad van bestuur van het F ter sprake gebracht) kan worden volstaan met een waarschuwing.
RTG Den Haag 13 juli 2021, D2021/2640-2020-180a, ECLI:NL:TGZRSGR:2021:95
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is kritisch over het wetsvoorstel openbaar Transparantieregister zorg. Het wetsvoorstel beoogt het huidige Transparantieregister Zorg – een product van zelfregulering – te vervangen door een nieuw, wettelijk geregeld, Transparantieregister Zorg. In dit register wordt iedere transactie tussen fabrikant en arts van 50 euro of meer geregistreerd. De AP heeft grote twijfels bij het nut en de noodzaak van dit openbare register. Volgens de AP maakt vermelding in het Transparantieregister zorg een aanzienlijke inbreuk op het grondrecht op gegevensbescherming van de arts. Zo’n vermelding hoeft namelijk helemaal niet te betekenen dat sprake is van een verboden betaling, terwijl dat beeld wel makkelijk kan ontstaan. Daarnaast volgt uit de toelichting niet waarom een openbaar register nodig is naast het – eventueel te intensiveren – toezicht door de IGJ. De AP adviseert de Tweede Kamer daarom de noodzaak van openbare toegang tot het register nader te motiveren. Of om alleen de IGJ toegang te geven tot het register.
Autoriteit Persoonsgegevens, nieuwsbericht en advies Tweede Kamer, 23 juli 2021.
Op 7 juli heeft de tijdelijke Commissie Criteria gezondheidsapps van de Gezondheidsraad een advies uitgebracht over de verantwoorde inzet van apps voor de publieke gezondheid. Dit naar aanleiding van een adviesaanvraag van de minister. De minister vroeg de commissie te adviseren over een afwegingskader met criteria om de verantwoorde inzet door de overheid van gezondheidsapps voor screeningsdoeleinden te beoordelen. De commissie constateert dat de overheid op hoofdlijnen reeds beschikt over twee kaders die als startpunt gebruikt kunnen worden voor de beoordeling van verantwoorde inzet van apps door de overheid. Afhankelijk van wat het doel is van de overheidsinterventie als geheel, kan de inzet van de app getoetst worden aan het kader van Wilson en Jungner (bij screening) of aan de voorwaarden voor gerechtvaardigd overheidsingrijpen (bij infectieziektebestrijding). Deze kaders stellen ook voorwaarden aan de te hanteren opsporingsmethode. Wanneer de te gebruiken opsporingsmethode een screeningsapp is, behoeven deze voorwaarden nadere invulling. De eigenschappen die apps onderscheiden van meer klassieke opsporingsmethoden brengen namelijk specifieke risico’s met zich mee die meegewogen moeten worden in de besluitvorming. Om de risico’s te minimaliseren, heeft de commissie enkele criteria uit bestaande beoordelingskaders nader gespecificeerd.
Gezondheidsraad, Advies Verantwoorde inzet van apps voor publieke gezondheid, 7 juli 2021.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.