Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
Minister van Ark (Medische Zorg en Sport) heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over de handreiking inzage in medische dossiers door nabestaanden. De handreiking is opgesteld door de KNMG en de Patiëntenfederatie Nederland. Er is een versie voor hulpverleners en voor patiënten en nabestaanden. Op 1 januari 2020 is de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) gewijzigd. Een belangrijke wijziging is het opnemen van een regeling over het inzagerecht in medische dossiers na overlijden van een patiënt. De handreiking maakt duidelijk in welke situaties de hulpverlener gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt aan nabestaanden en anderen mag verstrekken. Ook wordt het begrip ‘zwaarwegend belang’ nader geduid. De handreikingen zijn te vinden op de websites van de KNMG en de Patientenfederatie Nederland.
Minister de Jonge (VWS) heeft op basis van het gezamenlijk advies van het Outbreak Management Team (OMT) en de Gezondheidsraad besloten de vaccinatiestrategie op een aantal punten aan te passen. Ten eerste zal de tweede vaccinatie niet drie weken, maar zes weken na de eerste vaccinatie met het BioNTech/Pfizer-vaccin worden ingepland. Ten tweede zal er 50% voorraad in plaats van 100% voorraad voor de tweede vaccinatie worden aangehouden. Ten derde zal er in de planning van het vaccinatieprogramma worden uitgegaan van een spillage van 5% in plaats van 10%.
Een andere wijziging in de vaccinatiestrategie is dat alle huisartsen en het personeel betrokken bij directe COVID-19-spoedzorg versneld worden uitgenodigd voor vaccinatie met het Moderna-vaccin. De overige zorgverleners in de huisartsenpraktijk zullen met het vaccin van AstraZeneca gevaccineerd worden vanaf het moment dat huisartsen hun doelgroepen daar zelf mee gaan vaccineren. Uitgegaan wordt van een beschikbaarheid van AstraZeneca in de eerste helft van februari.
Klager en zijn gezinsleden waren patiënt bij (aangeklaagde) huisarts. In 2012 kreeg klager huwelijksproblemen en in 2013 heeft hij zich ingeschreven bij een andere huisarts. De echtgenote en kinderen bleven patiënt bij de huisarts. Op enig moment ontstond een relatie tussen de huisarts en echtgenote van klager. In 2015 zijn zowel klager als huisarts gescheiden. Na de echtscheiding hadden klager en zijn ex-echtgenote gezamenlijk het gezag over hun kinderen. Klager verwijt de huisarts onder meer dat hij de behandelingsovereenkomst met de kinderen niet heeft beëindigd en zijn informatieplicht niet is nagekomen. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat de huisarts door zijn relatie met de ex-echtgenote van klager onderdeel ging uitmaken van haar gezin. Zowel de KNMG als de IGJ adviseren dringen om geen familieleden of goede bekenden te behandelen. Vanwege de verstoorde verhouding met klager had de huisarts sinds zijn relatie met zijn ex-echtgenote terughoudend moeten zijn in de behandeling van zijn minderjarige kinderen. Volgens het college heeft de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, omdat de beroepsnorm slechts adviseert, zij het dringend. Ook is niet gebleken dat de minderjarige kinderen tegen hun wil zijn behandeld door de huisarts. Het college kan niet vaststellen of de huisarts, in door klager genoemde voorvallen, klager niet heeft geïnformeerd over behandeling van zijn minderjarige kinderen. De klacht wordt ongegrond verklaard.
RTG Eindhoven 20 januari 2021, 2036, ECLI:NL:TGZREIN:2021:6
Klager is door het CBR verwezen naar een neuroloog voor medisch onderzoek. De neuroloog concludeert dat er sprake is van forse cognitieve functiestoornissen. Op basis hiervan besluit het CBR het rijbewijs van klager ongeldig te verklaren. Klager dient een bezwaarschrift in en een verklaring van een klinisch geriater die concludeert dat er geen cognitieve functiestoornissen zijn vastgesteld. Het CBR verklaart het bezwaar van klager ongegrond. Klager verwijt de neuroloog onder meer dat zijn onderzoek en rapport onzorgvuldig zijn en hij ten onrechte volhardt in zijn conclusie. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de neuroloog klager uitgebreid heeft onderzocht en dat de verrichte MoCA test de beste screeningstest is voor de beoordeling van de rijgeschiktheid. De testscore was zodanig afwijkend dat aangenomen mag worden dat sprake is van forse cognitieve stoornissen. De klinisch geriater is op basis van een MMSE test tot een andere conclusie gekozen, maar deze test is minder geschikt om de rijvaardigheid te beoordelen. Het college concludeert dat de neuroloog binnen de grenzen van zijn deskundigheid is gebleven en dat zijn rapport voldoet aan de gestelde eisen voor een CBR-keuring. Ook mocht de neuroloog op basis van zijn onderzoek concluderen dat er relevante cognitieve stoornissen waren bij klager met betrekking tot de deelname aan het verkeer. De klacht wordt ongegrond verklaard.
RTG Amsterdam 13 januari 2021, 2020/204, ECLI:NL:TGZRAMS:2021:12
In de eerste fase van het vaccineren is onduidelijkheid ontstaan over hoeveel doses (6 of 7) er uit één bereide flacon van Pfizer gehaald mogen worden. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) heeft hierover overleg gevoerd met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), het RIVM en de IGJ. Afgesproken is dat er maximaal zes doses uit één flacon gehaald mogen worden. Alleen ziekenhuizen die voldoen aan de criteria van de NVZA kunnen hier onder bepaalde omstandigheden van afwijken. Zij moeten dit goed kunnen verantwoorden. Verder is het niet toegestaan om meer flacons te gebruiken voor het samenstellen van één dosis.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.