De eerste versie van de medische veldnorm voor het beoordelen van de (medische) kwaliteit en effectiviteit van voorspellende Artificiële Intelligentie (AI)-gestuurde algoritmen voor gezondheid en zorg is gereed. De eerste versie van de veldnorm is ontwikkeld door een zestal werkgroepen. Het doel van de veldnorm is onder andere om zorgverleners in alle sectoren helpen om de kwaliteit van aangeboden AI te beoordelen. In de komende periode worden er twee soorten reviews uitgevoerd: allereerst krijgen de werkgroepleden de gelegenheid om het gehele werk te beoordelen. Daarnaast hebben een veertigtal beoogde gebruikers van de veldnorm zich bereid gevonden om vanuit het gebruikersperspectief hun bevindingen te delen. Ook zullen er praktijktesten en spiegelsessies met het veld plaatsvinden. Naar verwachting is de eerste versie van de veldnorm in december 2021 voor iedereen beschikbaar.
Nieuwsbericht, 13 augustus 2021
De zoon van klagers is op 1 oktober 2010 met spoed opgenomen, onder andere vanwege een plotseling verlaagd bewustzijn. Uit de CT-scan bleek dat sprake was van een acute hydrocephalus. Tijdens een spoedoperatie bleek dat de drain die hij op dat moment had, niet meer vastzat aan de pomp. Na de operatie is de patiënt niet meer bij bewustzijn geweest en uiteindelijk is de behandeling gestaakt, waarna de patiënt is overleden. De ouders van de patiënt verwijten verweerster, neurochirurg en supervisor van de AIOS neurologie, dat zij op of omstreeks 30 september 2010 heeft verzuimd te heroverwegen of er toch sprake kon zijn van iets anders dan overdrainage, bijvoorbeeld een disconnectie van de pomp. Het college oordeelt dat er voldoende redenen waren op zijn minst de diagnose ‘overdrainage’ ter discussie te stellen; de beeldvorming was al tien dagen oud, een disconnectie is niet altijd op een foto te zien en de patiënt knapte maar niet op. Ondanks dat er geen acute alarmsignalen waren, had verweerster op 30 september actie moeten ondernemen. Dat het afwachtende beleid door haar teamleden was uitgezet, ontslaat haar niet van haar eigen verantwoordelijkheid om dat beleid te toetsen en waar nodig aan te passen. In principe vindt het college de maatregel van een ‘berisping’ in een situatie als onderhavige passend, maar in dit geval is er sprake van verzachtende omstandigheden. Zo is de klacht pas tien jaar na dato ingediend en was verweerster pas sinds kort neurochirurg.
Klagers hebben ook een klacht ingediend tegen de AIOS neurologie. Deze klacht is ongegrond verklaard. Volgens het college heeft de AIOS vanuit neurologisch oogpunt zorgvuldig gehandeld.
Regionaal Tuchtcollege Eindhoven, 18 augustus 2021, ECLI:NL:TGZREIN:2021:51 en
Regionaal Tuchtcollege Eindhoven, 18 augustus 2021, ECLI:NL:TGZREIN:2021:52.
Klager verwijt beklaagde, een kinder- en jeugdpsychiater en de regiebehandelaar van zijn oudste zoon, dat zij informatie over zijn oudste zoon én zijn jongere zonen met de gezinsvoogd heeft gedeeld zonder dat hij hierover (van tevoren) is geïnformeerd. Beklaagde voert aan dat zij door het delen van de informatie met de gezinsvoogd uitvoering heeft gegeven aan een wettelijke plicht (artikel 7.3.11 lid 4 Jeugdwet). Beklaagde was niet verplicht om de informatie eerst met klager en/of zijn jongste zonen te delen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat beklaagde niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld; de door haar gegeven informatie kon inderdaad als noodzakelijk worden geacht voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling (artikel 7.2.11. lid 4 Jeugdwet). Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. In aanvulling daarop overweegt het Centraal Tuchtcollege dat zorgverleners naast het informeren van de gezinsvoogd (artikel 7.3.11 lid 4 Jeugdwet) zo mogelijk ook beide ouders informeren, ook als de ouders niet gezagdragend zijn (artikel 7 lid 3 van de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld). In dit geval mocht beklaagde het aan de gezinsvoogd overlaten om klager in te lichten, immers de gezinsvoogd kende klager, was op de hoogte van de complexe gezinssituatie en de omgangsregeling en kon zodoende ‘het veld overzien’.
Centraal Tuchtcollege, 13 augustus 2021, ECLI:NL:TGZCTG:2021:151.
Op 27 november 2020 kwamen klager en zijn echtgenote beide voor een consult bij beklaagde (huisarts) in de praktijk. Hoewel op diverse plekken in de praktijk stond aangegeven dat het dragen van een mondkapje in het pand verplicht was, weigerde klager dat te doen. Toen de huisarts hem hierop aansprak, gaf hij onder meer aan dat het dragen van een mondkapje schijnveiligheid gaf en dat hij daar niet aan mee zou doen. Uiteindelijk heeft de huisarts klager gesommeerd de praktijk te verlaten en gezegd dat hij een andere huisarts moest zoeken. Tijdens het consult dat vervolgens met klagers echtgenote nog plaatsvond, heeft de huisarts onder andere gezegd dat wanneer hij een klacht wegens huisvredebreuk tegen klager indient, deze een strafblad krijgt. Klager verwijt de huisarts dat hij zich onprofessioneel heeft gedragen in de wacht- en spreekkamer. Het college oordeelt, mede op grond van de door de echtgenote gemaakte geluidsopnamen, dat de huisarts de grenzen van professioneel handelen heeft overschreden. Dit onder andere door klager weg te sturen zonder hem te vragen naar de reden van zijn komst. Ook heeft hij zich op een dreigende manier tegen de echtgenote uitgelaten over de mogelijke consequenties van een aangifte tegen klager. Het college volstaat met het opleggen van een waarschuwing.
Regionaal Tuchtcollege Den Haag, 10 augustus 2021, ECLI:NL:TGZRSGR:2021:117.
De vereniging Algemene Burgerbelangen Vereniging (ANBB) stelt zich op het standpunt dat het NHG haar behandelrichtlijn moet aanpassen voor zover het gaat om het voorschrijven van het middel Ivermectine bij COVID-19. In tegenstelling tot het NHG, is ANBB namelijk van mening dat er op dit moment voldoende betrouwbaar wetenschappelijk bewijs voorhanden is om te stellen dat het geneesmiddel Ivermectine een positieve werking kent bij de voorkoming (profylaxe) en de behandeling van COVID-19. ANBB wil een procedure starten om het NHG af te dwingen haar behandelrichtlijnen aan te passen. Omdat ANBB hiervoor meer informatie nodig heeft, vraagt zij de rechter in de voorliggende procedure om een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 Rv. ANBB wil een aantal personen als getuige horen om erachter te komen hoe besluitvorming binnen het NHG precies plaatsvindt. Om in aanmerking te komen voor een voorlopig getuigenverhoor, moet ANBB aan een aantal voorwaarden voldoen. Het NHG stelt dat ANBB niet aan die voorwaarden voldoet en vraagt de rechter ANBB niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. De rechter stelt NHG in het gelijk en verklaart ANBB niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Rechtbank Midden-Nederland, 11 augustus 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3778.
Minister De Jonge stuurt de Tweede Kamer zijn reactie op het rapport van de Gezondheidsraad, genaamd 'Goede vertegenwoordiging' (2019). In het rapport doet de Gezondheidsraad aanbevelingen voor verbetering van vertegenwoordiging van patiënten en cliënten in de curatieve en langdurige zorg. De aanbevelingen zijn onder te brengen in twee centrale thema’s: wetgeving en communicatie. In zijn reactie gaat de minister op beide thema’s in. Ten aanzien van het advies van de Gezondheidsraad om een handreiking over vertegenwoordiging op te laten stellen, geeft de minister aan dat hij hierbij voor zichzelf een faciliterende rol ziet weggelegd.
Kamerbrief met reactie rapport 'Goede vertegenwoordiging', 17 augustus 2021
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.