Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
Wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19’ ingediend
Op 21 augustus heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19’ bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel voorziet in een tijdelijke wijziging van de Wet publieke gezondheid (Wpg), waarmee het vrijwillige gebruik van een notificatieapplicatie (CoronaMelder) wordt geïntroduceerd. CoronaMelder kan worden gebruikt als aanvulling op het analoge bron- en contactonderzoek door de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en). Het voorstel bevat een wettelijke grondslag voor de met de toepassing van de app samenhangende gegevensverwerking en een regeling voor de verwerkingsverantwoordelijkheid.
De app CoronaMelder geeft burgers de mogelijkheid om zelf vast te stellen dat ze recent in de nabijheid zijn geweest van een besmet persoon, zonder dat ze weten wie de besmette persoon is en zonder dat de plaatsen waar die personen geweest zijn, worden bijgehouden – noch in CoronaMelder, noch op een centrale server. Volgens het kabinet is het gebruik van de app is te allen tijde vrijwillig: burgers mogen niet direct dan wel indirect door wie dan ook worden gedwongen tot het gebruik van CoronaMelder (of van andere vergelijkbare digitale middelen). Het wetsvoorstel voorziet daarom ook in een antimisbruikbepaling.
In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel wordt de werking van de app toegelicht en uitgelegd hoe de app zich verhoudt tot de regels omtrent het verwerken van persoonsgegevens. Ook wordt in paragraaf 7 ingegaan op onderdelen van de ontvangen adviezen en reacties op de consultatieversie die specifiek betrekking hebben op de misbruikbepaling en CoronaMelder. Ook de reactie van de KNMG wordt besproken.
In een brief van 28 augustus heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer laten weten dat het kabinet heeft besloten tegemoet te komen aan de wens van de Autoriteit Persoonsgegevens om landelijke introductie aan te houden tot deze wet in werking is getreden.
Wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet notificatieapplicatie covid-19’, Memorie van toelichting en Kamerbrief van 28 augustus 2020
Kamerbrief naar aanleiding van het 74e OMT
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport informeert de Tweede Kamer over de adviezen van het OMT van 17 en 12 augustus en de landelijke en regionale maatregelen die naar aanleiding van die adviezen worden genomen. De minister geeft aan dat het kabinet de adviezen van de OMT grotendeels opvolgt. Wel wijkt het kabinet af van het OMT-advies ten aanzien van het maximaal te ontvangen bezoekers in de privésfeer. Waar het OMT adviseert maximaal 10 bezoekers thuis te laten ontvangen, adviseert het kabinet maximaal 6 bezoekers te laten ontvangen. Als reden voor deze afwijking geeft het kabinet aan: hoe kleiner de groep, hoe kleiner het risico op verspreiding. Daarnaast maakt het kabinet geen uitzondering op het maximale aantal te ontvangen bezoekers in de privésfeer, ook niet voor samenkomsten rond bruiloften of begrafenissen. Volgens het kabinet is dit duidelijker voor iedereen.
Kamerbrief over adviezen OMT en maatregelen COVID-19, 18 augustus 2020
Rapporten verzekeringsarts voldoen niet aan de norm
Klager is het niet eens met de beslissing van het UVW aangaande zijn arbeids(on)geschiktheid. Om het UWV te bewegen de beslissing te herzien, heeft klager verweerder (verzekeringsarts) opdracht gegeven een verzekeringsgeneeskundig advies op te stellen. Het UWV herziet de beslissing echter niet. Ook het door klager ingestelde (hoger) beroep bij de bestuursrechter, waarin nog een tweede rapport van de verzekeringsarts wordt ingebracht, slaagt niet. Tegen de verzekeringsarts dient klager een tuchtklacht in. De rapporten van de verzekeringsarts zijn volgens klager ondeugdelijk. Het regionaal tuchtcollege oordeelt dat beide rapporten inderdaad niet aan de norm voldoen: ze zijn onvoldoende onderbouwd en bevatten tegenstrijdigheden. Volgens het college lijkt het alsof de inhoud van de rapporten vooral is ingegeven door de wens klager ter wille te zijn, hetgeen ten koste gaat van de objectiviteit van de verzekeringsarts. Juist die objectiviteit is bij het opstellen van verzekeringsgeneeskundige adviezen belangrijk. Het college acht de maatregel van een berisping passend en geboden.
RTG Amsterdam 25 augustus 2020, nr. 2020/109, ECLI:NL:TGZRAMS:2020:101
Gynaecoloog schiet ernstig tekort tijdens risico-bevalling
Patiënte heeft een klacht ingediend tegen de gynaecoloog die dienst had toen zij van haar levenloos geboren dochter beviel. Patiënte verwijt de gynaecoloog onder meer dat hij nalatig heeft gehandeld door tijdens de bevalling van patiënte inadequaat en niet op tijd in te grijpen. Zo is de gynaecoloog – ondanks dat sprake was van een risico-zwangerschap, CTG-afwijkingen, alsmede onrust, angst en pijn bij de patiënte – niet bij patiënte langs geweest. De gynaecoloog erkent fouten te hebben gemaakt en vindt de klacht gegrond. Ook het regionaal tuchtcollege acht de klacht gegrond. Volgens het college is sprake van meerdere beslissingsfouten op achtereenvolgende momenten, die ieder op zich en in hun samenhang op voorhand reeds een toenemend risico inhielden voor het ongeboren kind. Het college volstaat, mede gelet op de toetsbare opstelling van de gynaecoloog, met een berisping.
Patiënte heeft ook een klacht ingediend tegen de betrokken arts-assistent en basisarts (zie RTG Zwolle 21 augustus, nr. 086/2019, ECLI:NL:TGZRZWO:2020:90 en RTG Zwolle 21 augustus, nr. 087/2019, ECLI:NL:TGZRZWO:2020:91).
RTG Zwolle 21 augustus 2020, nr. 085/2019, ECLI:NL:TGZRZWO:2020:89
Multiproblematiek: Wvggz of Wzd?
De officier van justitie heeft ten behoeve van een cliënt met een verstandelijke beperking en schizofrenie bij de Rechtbank Midden-Nederland een zorgmachtiging op grond van de Wvggz verzocht. De rechtbank oordeelt dat sprake is van multiproblematiek. Uit de deskundigenrapporten blijkt dat de cliënt een verstandelijke beperking én een psychische stoornis (schizofrenie) heeft. Uit het verslag van de arts voor verstandelijk gehandicapten volgt dat de zorgbehoefte van de cliënt met name wordt bepaald door diens verstandelijke beperking. De verstandelijke beperking is volgens de rechtbank daarmee voorliggend en acht doorgeleiding naar het regime van de Wzd aangewezen. Nu cliënt een psychische stoornis heeft, er op dit moment sprake is van ernstig nadeel en wordt voldaan aan de overige vereisten voor een zorgmachtiging op grond van de Wvggz, verleent de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van drie maanden.
Rb. Midden-Nederland 20 augustus 2020, C/16/499093 /FL RK 20-470, ECLI:NL:RBMNE:2020:2996
Arts niet aansprakelijk voor schade ontstaan als gevolg van het gebruik van Bio-Alcamid
Patiënte heeft in 2003 en 2004 injecties met Bio-Alcamid (een permanente vuller) gekregen. Hierna zijn bij patiënte infecties ontstaan, welke tot misvormingen aan haar gezicht hebben geleid. Patiënte stelt haar arts aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden en nog zal leiden. Volgens patiënte heeft haar arts bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst gebruik gemaakt van een gebrekkige hulpzaak (Bio-Alcamid) en heeft hij ten onrechte geen antibiotica voorgeschreven. Het hof oordeelt dat de arts niet aansprakelijk is voor het gebruik van Bio-Alcamid. Ten tijde van de behandeling was Bio-Alcamid volgens de medische inzichten geschikt en voldeed het aan de toen geldende medische normen. Ook hoefde de arts niet preventief antibiotica voor te schrijven. Volgens het hof was dit destijds namelijk niet gebruikelijk. Wel oordeelt het hof dat de arts de kosten voor het deskundigenbericht op zich moet nemen. Het zeer summier bijgehouden medisch dossier heeft er volgens het hof mede toe geleid dat een deskundigenbericht noodzakelijk was.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 augustus 2020, nr. 200.246.854_01, ECLI:NL:GHSHE:2020:2592
Euthanasie bij dementie: waarschuwing voor specialist ouderengeneeskunde
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft een klacht ingediend tegen een specialist ouderengeneeskunde. De klacht heeft betrekking op de euthanasieprocedure van een patiënte met vergevorderde dementie. De klacht is tweeledig. Allereerst verwijt de IGJ de arts dat zij de schriftelijke wilsverklaring van patiënte in de plaats heeft gesteld van een mondeling verzoek om euthanasie. De schriftelijke wilsverklaring was volgens de IGJ gedateerd, niet bevestigd en onduidelijk. Ten tweede verwijt de IGJ de arts dat zij het negatieve advies van de SCEN-arts onvoldoende onderbouwd terzijde heeft geschoven. Het regionaal tuchtcollege acht het eerste klachtonderdeel ongegrond. Volgens het college is de schriftelijke wilsverklaring summier, maar geeft het – gezien de omstandigheden – (net) voldoende blijk van wat patiënte niet meer wilde. Ook volgen uit het dossier geen gedragingen van patiënte die kunnen worden opgevat als tegenstrijdig aan het euthanasieverzoek. Het tweede klachtonderdeel acht het college wel gegrond. Volgens het college had de arts het SCEN-verslag niet moeten accepteren als zij zich niet kon vinden in de kwaliteit ervan. Zij had het verslag ‘terug moeten geven’ met het verzoek het verslag aan te passen of een andere onafhankelijke SCEN-arts moeten vragen om een SCEN-consult te verrichten. Daarnaast is het college van mening dat de arts zich onvoldoende heeft ingespannen om de ondraaglijkheid van het lijden van patiënte, hetgeen door de SCEN-arts ter discussie werd gesteld, kritisch te heroverwegen of de mogelijkheid van een redelijke andere oplossing nader te onderzoeken. Het college vindt, gezien de inzet, betrokkenheid en toetsbare opstelling van de arts, én de uitzonderlijkheid en destijds ook onbepaaldheid van de gegeven context, een waarschuwing passend.
RTG Amsterdam 17 augustus 2020, nr. 2020/064, ECLI:NL:TGZRAMS:2020:93
Toezicht op sector verpleging en verzorging in tijden van COVID-19
Naar aanleiding van het toenemende aantal besmettingen met COVID-19, kondigt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) aan dat haar toezichthoudende rol op de sector verpleging en verzorging verandert ten opzichte van tijdens de eerste COVID-19-uitbraak. Waar het toezicht van de IGJ tijdens de eerste uitbraak vooral ondersteunend, volgend en faciliterend was, verwacht zij nu van zorgaanbieders dat zij zicht hebben op de geleerde lessen en die toepassen in hun organisatie. Zorgaanbieders dienen de IGJ actief te informeren bij besmetting(en) van cliënt(en) met het coronavirus in verpleeghuizen als er risico’s kunnen ontstaan voor de kwaliteit, veiligheid of continuïteit van de zorg voor cliënten.
Nieuwsbericht IGJ, 20 augustus 2020
Advies Afdeling advisering Raad van State op wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet notificatieplicht covid-19’
Op 19 augustus 2020 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling advisering) advies uitgebracht over het wetsvoorstel ‘Tijdelijke wet notificatieapp covid-19’. In het advies maakt de Afdeling advisering een aantal specifieke opmerkingen waarmee de regering rekening moet houden voordat zij het voorstel bij de Tweede Kamer indient. Deze opmerkingen gaan over gegevensbescherming, verwerkingsverantwoordelijkheid en de rol van het parlement.
Autoriteit Persoonsgegevens: Privacy corona-app gebruikers nog onvoldoende gewaarborgd
In een nieuwsbericht op haar website laat de Autoriteit Persoonsgegeven (AP) weten de privacy rond corona-app CoronaMelder nog onvoldoende gewaarborgd is. Zo meent de AP dat de minister afspraken moet maken met Google en Apple over de software die zij leveren voor de inzet van de app, dat er een wet moet komen om de inzet van de app goed te regelen en dat duidelijk moet worden dat de servers die de app gebruikt ook veilig zijn. De AP adviseert het kabinet de app pas in te zetten als de adviezen zijn opgevolgd.
Nieuwsbericht AP, 17 augustus 2020
Advies naar aanleiding van het 74e OMT
In een brief informeert de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM de directeur-generaal Volksgezondheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het advies naar aanleiding van het 74e OMT. Op 17 augustus werd het OMT door het CIb bijeengeroepen om te adviseren over de situatie rondom de COVID-19-uitbraak. Aanleiding voor het 74e OMT is de recente toename van het aantal bevestigde COVID-19-gevallen. In deze brief wordt een samenvatting gegeven van de huidige situatie en wordt een voorstel gedaan voor het treffen van landelijke en lokaal-regionale maatregelen. Zo adviseert het OMT dringend opnieuw een maximum aan te houden wat betreft het aantal personen dat in de thuissetting buiten het eigen huishouden aanwezig mag zijn, en wel tot maximaal 10 bezoekers, tenzij toepassing van de 1,5 meter een lager aantal dicteert, en daarnaast met in acht neming van de gezondheidscheck.
Advies 74e OMT COVID-19, 17 augustus 2020
Oproep mr. C.J. Goudsmitprijs 2021
Eenmaal in de twee jaar vindt de uitreiking plaats van de door de Vereniging voor Gezondheidsrecht ingestelde mr. C.J. Goudsmitprijs, genoemd naar de eerste voorzitter van de Vereniging. Het is een persoonsgebonden aanmoediging tot het op goed niveau (blijven) publiceren op het gebied van het Nederlands gezondheidsrecht.
De mr. C.J. Goudsmit-prijs 2021 zal worden uitgereikt tijdens de VGR-jaarvergadering van 9 april 2021. Deze prijs zal door een jury, onder voorzitterschap van prof. mr. B.C.A. (Brigit) Toebes, worden toegekend aan een auteur van een (of meer) publicatie(s) over het Nederlands gezondheidsrecht die in de periode van 1 januari 2019 t/m 31 december 2020 is (zijn) of zal (zullen) worden gepubliceerd. Een in een andere taal in een buitenlands tijdschrift door een Nederlander geschreven artikel kan dus bijvoorbeeld ook bekroond worden.
De prijswinnaar ontvangt als prijs een bedrag van € 1.500,-.
Het bestuur nodigt auteurs van harte uit om mee te dingen naar deze prijs, door uiterlijk 31 december 2020 een of meer publicaties op naam te mailen aan het VGR-secretariaat: vgr@fed.knmg.nl.
Het 'Reglement voor de mr. C.J. Goudsmitprijs' staat op de VGR-website: www.vereniginggezondheidsrecht.nl (navigeer naar ‘over VGR’) en is ook te verkrijgen bij het secretariaat van de VGR (e-mail: vgr@fed.knmg.nl, tel.nr. 088 – 440 42 43 (ma t/m do).
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.