Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
Internetconsultatie Uitvoeringsregeling Wtza
De Uitvoeringsregeling Wtza ligt voor ter internetconsultatie. Het is tot 1 december 2020 mogelijk een zienswijze in te dienen. In de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) is een meldplicht voor zorgaanbieders en jeugdhulpaanbieders opgenomen. Deze meldplicht vervangt het toelatingssysteem van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi). Daarnaast is in de Wtza opgenomen dat bepaalde categorieën van zorgaanbieders een toelatingsvergunning moeten hebben. Ten behoeve van de meldplicht en vergunningplicht zijn in deze Uitvoeringsregeling formulieren opgenomen die aanbieders moeten invullen bij een melding of vergunningsaanvraag.
De meldplicht geldt zowel voor nieuwe aanbieders (vóór de aanvang van de zorgverlening) als bestaande aanbieders (binnen zes maanden na inwerkingtreding van de Wtza). Bestaande aanbieders zijn uitgezonderd van de meldplicht indien zij vermeld zijn in het Landelijk Register Zorgaanbieders of indien zij voor de inwerkingtreding van de Wtza hebben voldaan aan hun jaarverantwoordingsplicht.
De vergunningplicht geldt onder meer voor instellingen die medisch specialistische zorg verlenen of doen verlenen. In de regeling is bepaald wat onder medisch specialistische zorg wordt verstaan. Hiervoor is aangesloten bij de medisch specialistische zorg die is opgenomen in het Kaderbesluit CGS van het College Geneeskundige Specialismen. Ook zijn de kosten van een vergunningsaanvraag in de regeling vastgesteld.
Regeling levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar
Minister de Jonge (VWS) heeft een beleidsreactie gegeven op het rapport ‘Medische beslissingen rond het levenseinde van kinderen (1-12)’. Eén van de aanbevelingen uit het rapport is om na te gaan of nadere regulering van actieve levensbeëindiging bij kinderen (1 tot 12) aangewezen is. De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) is van mening dat er een regeling voor levensbeëindiging moet komen voor kinderen in de leeftijd van 1 tot 12 jaar die uitzichtloos en ondraaglijk lijden en waarbij palliatieve zorg niet volstaat. Geconstateerd is dat artsen zich juridisch onvoldoende beschermd voelen, mede omdat er voor de groep kinderen van 1 tot 12 jaar geen uitwerking is van de strafuitsluitingsgrond van overmacht in de zin van noodtoestand (conflict van plichten).
In nauw overleg met de beroepsgroepen en het OM zal er een regeling levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar worden uitgewerkt. Deze zal betrekking hebben op actieve levensbeëindiging bij ongeneeslijk zieke kinderen van 1 tot 12 jaar, die uitzichtloos en ondraaglijk lijden en binnen afzienbare tijd zullen sterven. Het OM zal een afzonderlijke Aanwijzing levensbeëindiging bij kinderen van 1 tot 12 jaar opstellen of de Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen wijzigen. Tevens zal een beoordelingscommissie moeten worden ingesteld die op basis van de regeling de gemelde casussen beoordeelt.
Psychiater heeft behandelrelatie terecht beëindigd
Klager is sinds een aantal jaren in behandeling bij de specialistische GGZ (SGGZ) vanwege o.a. chronische PTSS-klachten. Beklaagde (psychiater) heeft de behandeling overgenomen van een collega. Uit het behandelplan blijkt dat er geen recente behandeldoelen met klager konden worden opgesteld. De psychiater heeft klager gesproken en verwezen naar een GZ-psycholoog binnen zijn team. Omdat klager geen behandeldoel heeft en progressie uitblijft, wordt met klager besproken dat verdere behandeling in de SGGZ niet zinvol is en verwijzing naar de basis GGZ aangewezen is. Daarna is de behandeling beëindigd. Klager verwijt de psychiater onder meer dat hij ten onrechte de behandelrelatie heeft gestaakt vanwege het mislopen van twee afspraken. Het regionaal tuchtcollege geeft aan geen aanknopingspunten te hebben gevonden waaruit blijkt dat het mislopen van twee afspraken door klager de reden was dat de psychiater de behandelrelatie heeft beëindigd. Met de psychiater deelt het college het standpunt dat de basis GGZ voor klager passende zorg kon bieden voor zijn chronische klachten en behandeling binnen de specialistische GGZ niet (meer) de juiste plaats voor klager was. De klacht wordt op alle onderdelen ongegrond verklaard.
RTG Amsterdam 12 oktober 2020, 2020/090, ECLI:NL:TGZRAMS:2020:121
Kinderarts had beter moeten informeren over experimentele behandeling
Klagers zijn de ouders van patiënte die leed aan ALCL (vorm van lymfeklierkanker). Patiënte en klager kwamen bij beklaagde (kinderoncoloog) vanwege mogelijke deelname aan de zogenoemde CRISP studie ter behandeling van het recidief ALCL. Zij heeft aan hen uitleg gegeven over de studie en informatieformulieren meegegeven en een formulier naar klaagster gemaild. Patiënte is geïncludeerd in de studie. Op de achtste dag heeft de kinderarts zonder de bloeduitslagen af te wachten de toediening van vinblastine geautoriseerd. In de daaropvolgende dagen verslechterde de klinische toestand van patiënte en is zij overleden aan een refractaire shock. Klagers verwijten de kinderarts onder meer dat zij tekortgeschoten is in haar informatieplicht en in strijd heeft gehandeld met het studieprotocol. Het regionaal tuchtcollege oordeelt dat de kinderarts patiënte en klagers duidelijker had moeten informeren over het experimentele karakter van de studie. Daarnaast was het tijdstip van informeren, zaterdagavond laat, niet het geschikte moment. Op dit tijdstip en onder deze omstandigheden kon zij er niet vanuit gaan dat patiënte en klager de informatie nog voldoende konden bevatten en tot zich laten doordringen. Bovendien was klaagster niet aanwezig en kon niet worden volstaan met het mailen van een informatieformulier. De kinderarts heeft erkend dat zij ten onrechte goedkeuring heeft gegeven voor de toediening van vinblastine zonder kennis te hebben genomen van de bloedwaarden. Hierdoor heeft zij volgens het college tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Berisping.
RTG Amsterdam 13 oktober 2020, 2020/010, ECLI:NL:TGZRAMS:2020:122
NZa: inzetten op passende zorg
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft haar jaarlijkse Stand van de zorg gepubliceerd. Hierin wordt onder meer gekeken naar het zorgstelsel dat volgend jaar 15 jaar bestaat. Volgens de NZa leidt de huidige wijze van bekostiging onvoldoende tot passende zorg. Zo kunnen bijvoorbeeld productieprikkels preventie, substitutie en taakherschikking in de weg staan. Daarom wil de NZa deze prikkels uit het stelsel halen. In plaats daarvan moeten er financiële prikkels in de bekostiging komen die passende zorg stimuleren.
Nieuwsbericht en Stand van de zorg
VGR: jaarvergadering 6 november 2020 online te volgen
De Jaarvergadering van de Vereniging voor Gezondheidsrecht (VGR) is gepland op vrijdagmiddag 6 november 2020. Tijdens de vergadering zal het door drie preadviseurs uitgebrachte preadvies met als titel: ‘Medische hulpmiddelen: eindelijk goed geregeld?’ centraal staan. De vergadering zal via een livestream gratis te volgen zijn. Aanmelden is verplicht. Voor meer informatie zie de VGR-website.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.