Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
In verband met COVID-19 en de grote druk op de zorg, heeft het kabinet besloten tot een eenmalig en tijdelijk vuurwerkverbod tijdens de komende jaarwisseling. Dit houdt in dat het verkopen en afsteken van vuurwerk tijdens oud en nieuw is verboden. Het zogeheten fop- en schertsvuurwerk, zoals sterretjes, trektouwtjes en knalerwten, is uitgezonderd van deze maatregel. Het vuurwerkverbod wordt geregeld in het Vuurwerkbesluit.
Klager is met zijn minderjarige zoon, die acute pijnklachten aan de testis had, bij beklaagde (huisarts) op de huisartsenpost geweest. Na anamnese en onderzoek heeft de huisarts de zoon naar huis laten gaan. De volgende ochtend is de zoon gezien door de eigen huisarts die hem heeft verwezen naar de uroloog. Deze heeft een torsio testis vastgesteld. Klager verwijt de huisarts onder meer dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld en zijn zoon ten onrechte niet heeft verwezen naar het ziekenhuis. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat de huisarts, gelet op de leeftijd en klachten van de zoon, de NHG-behandelrichtlijn Acute epididymitis bij volwassenen had moeten volgen en de zoon met spoed naar de uroloog had moeten verwijzen voor aanvullende diagnostiek. Dat hij, ondanks het overwegen van de mogelijkheid van een torsio testis, geen contact met een uroloog heeft opgenomen en de zoon zonder werkdiagnose naar huis heeft gestuurd, valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Bovendien heeft de huisarts de door klager geopperde diagnose van een torsio testis terzijde geschoven en klager en de zoon daarmee ten onrechte gerustgesteld. De huisarts heeft erkend dat hij onjuist heeft gehandeld en heeft van deze casus geleerd. Het College verklaart dit klachtonderdeel gegrond en legt de maatregel van berisping op.
RTG Eindhoven 10 november 2020, 2030, ECLI:NL:TGZREIN:2020:57
Klager is huisarts. Het OM is een onderzoek gestart naar de dood van een patiënte van hem, tevens zijn schoonmoeder, en naar zijn betrokkenheid bij die dood. Op verzoek van het OM is beklaagde (specialist ouderengeneeskunde en forensisch arts) gevraagd een aantal vragen te beantwoorden over de aan patiënte toegediende medicatie en haar overlijden. In het verslag van de arts staat onder meer dat de toegediende medicatie tot de dood van patiënte heeft geleid. Klager verwijt de arts o.a. dat hij verstrekkende ongefundeerde medisch onjuiste uitspraken gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de bevindingen en conclusies niet onjuist of onzorgvuldig zijn weergegeven in het verslag, maar wel genuanceerder hadden gekund. De klacht wordt ongegrond verklaard. Klager gaat tegen deze beslissing in beroep. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de bronvermelding in het rapport onvolledig is waardoor niet inzichtelijk is waarop de conclusies zijn gebaseerd. Daarnaast is de rapportage gebaseerd op een onvolledig medisch dossier en had de arts terughoudender moeten zijn in de formulering van zijn conclusies. Dit geldt temeer omdat aan een rapport van een forensisch arts in het vervolg van een strafrechtelijke procedure doorgaans veel gewicht wordt toegekend. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht alsnog deels gegrond en legt de arts de maatregel van waarschuwing op.
CTG Den Haag 13 november 2020, c2019.371, ECLI:NL:TGZCTG:2020:200
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft besloten een arts die euthanasie uitvoerde bij een 67-jarige vrouw met vergevorderde dementie niet te vervolgen en de zaak voorwaardelijk te seponeren. Aanleiding voor het strafrechtelijk onderzoek naar de mogelijk strafbare euthanasie door de arts was het oordeel van de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE). Volgens de RTE had de arts niet voldaan aan drie van de wettelijke zorgvuldigheidseisen toen zij overging tot euthanasie, namelijk dat er sprake moet zijn van een vrijwillig en weloverwogen verzoek (de a-eis), uitzichtloos en ondraaglijk lijden (de b-eis) en dat een redelijk alternatief voor euthanasie afwezig moet zijn (de d-eis).
Op basis van het strafrechtelijk onderzoek komt het College van procureurs-generaal tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs is voor een strafrechtelijk verwijt ten aanzien van de drie door de RTE genoemde zorgvuldigheidseisen. Het College ziet wel een andere schending, namelijk van de onafhankelijke consultatie. Deze schending leidt echter niet tot strafrechtelijke vervolging. Het College heeft besloten om ten aanzien van deze schending, de zaak voorwaardelijk te seponeren met een proeftijd van 1 jaar met algemene voorwaarden.
Nieuwsbericht en Beslissing OM
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.