Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
De KNMG-richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst uit 2005 is geactualiseerd op basis van jurisprudentie. De richtlijn behandelt onder meer in welke uitzonderingssituaties het mogelijk is om een behandelingsovereenkomst niet aan te gaan of te beëindigen en welke zorgvuldigheidseisen dan gelden. Daarnaast gaat de richtlijn in op de verantwoordelijkheid van zowel de arts als zorginstelling als de behandelingsovereenkomst wordt opgezegd.
Klager dient een klacht in tegen een specialist ouderengeneeskunde over de behandeling van zijn moeder (patiënte) in een verpleeghuisunit van een woonzorglocatie. Op de woonzorglocatie waar zij daarvoor verbleef, kreeg zij een tijdje antistollingsmedicatie vanwege atriumfibrilleren. In de overdrachtslijst staat de antistollingsmedicatie niet vermeld. De specialist ouderengeneeskunde heeft de voorgeschreven medicatie uit de overdrachtslijst overgenomen. Patiënte heeft een TIA gekregen. Daarna verslechterde haar gezondheid. In de laatste dagen van haar leven kreeg ze palliatieve zorg. Klager verwijt de specialist ouderengeneeskunde onder meer dat zij ten onrechte de antistollingsmedicatie heeft stopgezet en dat er palliatieve zorg is verleend in plaats van zorg gericht op het leven. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de specialist ouderengeneeskunde eerder ingezet beleid ten aanzien van de antistollingsmedicatie heeft voortgezet, zonder dit zelf zorgvuldig te (her)beoordelen, te bespreken met betrokkenen en vast te leggen in het medisch dossier van patiënte. Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard. Volgens het college heeft de specialist ouderengeneeskunde zorgvuldig gehandeld in de laatste levensfase van de patiënt en was er geen sprake van palliatieve sedatie of een actieve levensbeëindiging. Verder mocht de arts op medische gronden niet-reanimeerbeleid vaststellen. Klager wilde zijn moeder zo lang mogelijk in leven laten. Volgens het college is dit standpunt in de laatste levensfase van een ernstig zieke patiënte met meervoudige problematiek in medische en tuchtrechtelijke zin niet juist. De klacht wordt deels gegrond verklaard. Waarschuwing.
RTG Groningen 20 oktober 2020, G2019/91, ECLI:NL:TGZRGRO:2020:13
In een kort geding hebben de dochters (eiseressen) van een bewoonster toegang tot het verzorgingshuis geëist. Vanwege een ernstige corona-uitbraak heeft het verzorgingshuis de deuren voor bezoekers gesloten, met uitzondering van naasten van bewoners die zich in de laatste levensfase bevinden. Tijdens de sluiting is de moeder besmet geraakt. De dochters hebben het verzorgingshuis gesommeerd in ieder geval één van hen toe te staan hun moeder te bezoeken. Het verzorgingshuis heeft laten weten dat de maatregel noodzakelijk is om het risico op verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. De dochters eisen kort gezegd toegang tot het verzorgingshuis om hun moeder te bezoeken op grond van artikel 8 EVRM (recht op family life). De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzorgingshuis ingrijpende maatregelen, die het recht op family life inperken, mocht nemen in het belang van de gezondheid van de bewoners en haar medewerkers en de samenleving als geheel. Daarnaast heeft het verpleeghuis volgens de rechter een aantoonbare afweging gemaakt tussen enerzijds de veiligheid van bewoners, medewerkers en samenleving en anderzijds de kwaliteit van leven van bewoners. Op dit moment weegt het risico voor de gezondheid van de bewoners en haar medewerkers, en het gevaar van een nieuwe uitbraak voor het verzorgingshuis het zwaarst en kan van het verzorgingshuis niet worden verlangd dat zij voor de dochters een uitzondering op haar bezoekbeleid maakt.
Rechtbank Noord-Holland 29 januari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:895
De Gezondheidsraad heeft op verzoek van de minister van VWS een afwegingskader opgesteld voor de ethische dilemma’s en juridische vragen die zich kunnen voordoen bij de COVID-19-vaccinatie. In het advies wordt specifiek ingegaan op de vraag of instellingen en bedrijven om een vaccinatiebewijs mogen vragen bij de toegang tot diensten of voorzieningen. In principe mogen private partijen om een vaccinatiebewijs vragen, mits zij aan de relevante wet- en regelgeving en aan strikte voorwaarden voldoen. Ze moeten een belangenafweging maken en kunnen aantonen dat het vaccinatiebewijs een gerechtvaardigd doel dient, noodzakelijk is om dat doel te bereiken en voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Volgens de Gezondheidsraad moet de overheid toezicht houden op de gerechtvaardigde inzet van vaccinatiebewijzen door private partijen.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.