Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
Demissionair minister van Ark (Medische Zorg en Sport) heeft het evaluatierapport over de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) aan de Tweede Kamer aangeboden. Het betreft de eerste periodieke evaluatie naar de doeltreffendheid en effecten van de Wkkgz. Volgens de onderzoekers kan in het algemeen worden gesteld dat de uitgangspunten van de Wkkgz, wat het kwaliteits- en veiligheidsbeleid en het klachtrecht betreft, breed worden gedragen, en dat de wet aan het bevorderen van deze doelen ook daadwerkelijk bijdraagt. Er zijn ook onderdelen van de wet en praktijk die een kritische reflectie behoeven. Ten eerste lijken de eisen uit de Wkkgz vooral goed aan te sluiten bij (grotere) zorgorganisaties waarbij de bestuurder kan worden aangesproken.
Daarnaast sluit de Wkkgz niet aan bij ontwikkelingen in de zorg, zoals netwerkzorg. Het verdient daarom aanbeveling om in het toezicht rekening te houden met verschillen tussen sectoren en met de verschillende vormen waarin zorg wordt geboden. Een tweede aandachtspunt gaat over het belang van lerende organisaties. In de Wkkgz is veel aandacht voor meld- en vergewisplichten. De focus zou daarbij weer meer moeten komen te liggen op het leerproces in plaats van op het juist melden en onderzoeken van calamiteiten en disfunctioneren. Verder is nader onderzoek naar het functioneren van de klachten- en geschillenregeling gewenst. Uit de evaluatie blijkt o.a. dat de informatievoorziening over klachtmogelijkheden en de klachtafhandeling door geschilleninstanties voor verbetering vatbaar zijn. De minister laat gezien de demissionaire status van het kabinet het standpunt op deze evaluatie over aan het volgende kabinet.
Kamerbrief en Evaluatierapport
In zijn brief van 19 februari, reageert demissionair minister De Jonge (VWS) op het rapport van de tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) van ZonMw. Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd in opdracht van VWS en ZonMw en is verricht in de periode januari 2019 tot en met december 2019 door een multidisciplinair samenwerkingsverband van onderzoekers van het Amsterdam Universitair Medisch Centrum en onderzoeksbureau Pro Facto. Het rapport is op 26 juni 2020 aangeboden aan de Tweede Kamer.
De minister concludeert in zijn brief dat de resultaten van deze tweede evaluatie van de Wafz bevestigen dat de abortushulpverlening in Nederland een adequaat functionerende en stabiele praktijk kent. Hij heeft vertrouwen dat gezamenlijk blijvend kan worden gezorgd voor een toekomstbestendige Wafz en dat de doelstellingen van de wet blijvend worden gerealiseerd.
Klagers zijn de dochters en zus van patiënte. Zij dienen een klacht in tegen haar huisarts. Hij is een bekende van de familie en kende patiënte ruim 28 jaar. Patiënte kwam bij een collega van de huisarts op spreekuur met klachten van urineverlies. Omdat zij zieker werd, werd ze vier dagen later door een andere collega gezien. Twee dagen daarna kwam ze bij de huisarts. Enkele dagen later werd bij patiënte alvleesklierkanker geconstateerd. Klagers verwijten de huisarts dat hij de ernst van de situatie niet heeft onderkend en geen contact met hen heeft opgenomen na overlijden van patiënte.
Het Regionaal Tuchtcollege heeft niet kunnen vaststellen dat de huisarts de klachten van patiënte niet serieus heeft genomen. Dat enkele dagen later bij patiënte alvleesklierkanker is geconstateerd, kan niet tot de gevolgtrekking leiden dat hij onvoldoende aandacht voor de klachten van patiënte heeft gehad en niet adequaat heeft gereageerd. Wat betreft de nazorg aan klagers oordeelt het college dat de reactie van de huisarts na het overlijden van patiënte fors onder de maat was. Hij heeft nagelaten contact te zoeken met klagers en geen actie ondernomen nadat een van de klagers contact met de praktijk had opgenomen. Hiermee is hij, gelet op zijn uiterst passieve houding, aantoonbaar tekortgeschoten in de nazorg richting de nabestaanden. De huisarts heeft echter wel ingezien dat hij anders had moeten handelen. Het college volstaat in dit geval met het opleggen van een waarschuwing.
RTG Eindhoven 17 februari 2021, 2068, ECLI:NL:TGZREIN:2021:14
Klaagster is naar een gynaecoloog verwezen voor verwijdering van een Implanon staafje. De gynaecoloog heeft na overleg met klaagster besloten de Implanon op de polikliniek onder lokale verdoving te verwijderen. Hij heeft de ingreep gestaakt toen klaagster aangaf pijn te hebben. Klaagster hield hierna neurologische klachten aan haar linkerhand. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij haar onvoldoende heeft ingelicht over de risico’s van de ingreep en dat hij de ingreep onzorgvuldig heeft uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat bij een normaal gelegen Implanon de kans op neurologische schade zo klein is dat die niet per se besproken hoeft te worden met de patiënt. Bij een diep gelegen, moeilijk lokaliseerbare Implanon die in poliklinische setting wordt verwijderd is echter duidelijker voorlichting geboden.
Wat betreft de uitvoering van de ingreep stelt het college dat de keuze om op de polikliniek onder lokale analgesie een Implanon staafje uit een arm te verwijderen overeenkomt met wat in de beroepsgroep gebruikelijk is. In deze casus is het volgens het college aannemelijk dat de verlichting van het werkgebied (incisie van 10 mm) in een poliklinische behandelkamer niet optimaal was. Daarnaast had de gynaecoloog zichzelf eerder, voordat klaagster aangaf pijn te hebben in haar arm, de vraag kunnen stellen of het nog wel verantwoord was de ingreep voort te zetten onder deze omstandigheden. De gynaecoloog heeft zich toetsbaar opgesteld en de vraag gesteld of gynaecologen de aangewezen artsen zijn om zonder assistentie van een chirurg met specifieke kennis van het operatiegebied dieper gelegen Implanon uit een arm te verwijderen. De klacht wordt gegrond verklaard. Waarschuwing.
RTG Den Haag 26 januari 2021, 2020-084, ECLI:NL:TGZRSGR:2021:23
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft naar aanleiding van twee datalekmeldingen onderzoek gedaan naar de naleving van de beveiligingsverplichting (artikel 32, eerste lid, van de AVG) door het OLVG. Uit het onderzoek bleek dat op twee punten de toegang tot medische dossiers onvoldoende beveiligd was. Het eerste punt zag op inloggen (authenticatie). Voor een goede beveiliging is authenticatie met ten minste twee factoren vereist. Dit houdt in dat de identiteit van een gebruiker om toegang te krijgen tot een patiëntendossier in twee stappen wordt vastgesteld, bijvoorbeeld met een code of een wachtwoord (iets wat men weet) in combinatie met een personeelspas (iets wat men heeft). Het OLVG maakte in het ziekenhuis geen gebruik van deze tweefactor-authenticatie. Inloggen buiten het ziekenhuis ging wel via tweefactor-authenticatie. Het tweede punt betrof controle op inzage in medische dossiers (logging). Een ziekenhuis moet bijhouden wie wanneer welk medisch dossier inziet en dit regelmatig controleren. Het OLVG hield wel automatisch bij welke medewerker wanneer welk medisch dossier inzag (logging), maar controleerde die logging niet vaak genoeg op onbevoegde toegang. De AP legde het OLVG daarom een boete van € 440.000 op.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft juridische uitgangspunten gepubliceerd die van toepassing zijn als een werkgever persoonsgegevens over al dan niet gevaccineerde medewerkers (ook in de zorg) zou willen registreren. Om dat te mogen, moet de noodzaak van het registreren worden aangetoond. Wie de noodzaak niet kan aantonen, overtreedt de AVG. Omdat het op dit moment volgens het RIVM nog onzeker is of gevaccineerde personen niet of minder besmettelijk zijn en ook gevaccineerde medewerkers nog steeds persoonlijke beschermingsmiddelen moeten gebruiken, heeft dat geen wezenlijk invloed op de gezondheidsrisico’s of de inzetbaarheid.
In een zorginstelling is het wel mogelijk dat de bedrijfsarts de werkgever adviseert om een werknemer op een andere plek te laten werken. Bijvoorbeeld als een werknemer zich niet laat vaccineren maar wel werkt op een plek met extra gezondheidsrisico’s.
Autoriteit Persoonsgegevens: Vaccinatie tegen corona
Zie ook: Rijksoverheid: Kan ik personeel of klanten zonder vaccinatiebewijs weigeren?
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.