Klik rechtsboven op de knop 'PDF' om dit overzicht in pdf-vorm te downloaden.
Tweede Kamerlid Pia Dijkstra (D66) heeft een initiatiefwetsvoorstel ingediend om de verplichte minimale beraadtermijn in de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) af te schaffen. Nu geldt er een verplichte minimale beraadtermijn van vijf dagen voordat een zwangerschap mag worden afgebroken (artikel 3 eerste lid Wafz). Uit evaluaties van de Wafz komt naar voren dat een vaste beraadtermijn niet noodzakelijk is om zorgvuldige besluitvorming te waarborgen. Daarom stelt de initiatiefneemster voor om in plaats van een verplichte minimale beraadtermijn steeds, na gezamenlijk overleg tussen de vrouw en arts, een zodanige bedenktijd in acht te nemen als nodig is om tot een weloverwogen en zorgvuldig besluit te komen. Het initiatiefwetsvoorstel leidt dus niet tot een afschaffing van de beraadtermijn, maar slechts tot een afschaffing van een minimale verplichte beraadtermijn.
Patiënt is door een uroloog gezien wegens aanhoudende klachten bij het plassen. Uit de onderzoeken bleek geen duidelijke afwijking. De uroloog besloot toen tot een afwachtend beleid. Een jaar later kwam patiënt vanwege verergering van de klachten weer bij de uroloog op consult en werd besloten tot een CT-scan. Hierna is de uroloog in een ander ziekenhuis gaan werken. Een jaar later werd bij patiënt urotheelcelcarcinoom vastgesteld. Klagers, de ouders van inmiddels overleden patiënt, verwijten de uroloog kortgezegd dat hij de patiënt onvoldoende heeft onderzocht en geïnformeerd en de dossiervoering en overdracht onzorgvuldig waren. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de uroloog de anamnese niet in het dossier heeft aangetekend. Ook heeft hij niet gevraagd naar het rookgedrag van de patiënt, terwijl roken de belangrijkste bekende risicofactor is voor het ontstaan van urotheelcelcarcinoom. Gebleken is dat de patiënt rookte. Daarnaast had de uroloog, gezien de verergering van de klachten, een cytoscopie moeten verrichten om blaaskanker uit te sluiten. Hij heeft hiervan afgezien vanwege kennelijk ernstige bezwaren van de patiënt, maar beklaagde heeft de noodzaak van cytoscopie en mogelijke alternatieven niet met de patiënt besproken. Hij heeft ook niet in het dossier genoteerd dat een cystoscopie later weer moest worden besproken. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de cystoscopie uiteindelijk niet is uitgevoerd, zonder dat de patiënt bij de afweging om dat niet te doen betrokken is. De klacht wordt gegrond verklaard. Berisping.
RTG Den Haag 23 februari 2021, 2020-142a, ECLI:NL:TGZRSGR:2021:26
Cliënt is op grond van een crisismaatregel opgenomen in een kliniek. Zij heeft direct contact gehad met een persoon die positief getest is op corona. Nadat ze een coronatest of quarantaine weigerde, stelde ze zich dreigend en agressief op. Hierna is ze fysiek onder controle gebracht, is de coronatest afgenomen, is ingrijpmedicatie toegediend en is ze ingesloten. Cliënt heeft hierover een klacht ingediend bij de klachtencommissie die de klacht ongegrond heeft verklaard. Daarop heeft ze een verzoek bij de rechtbank ingediend om de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen en de klacht gegrond te verklaren. Ten aanzien van de ingrijpmedicatie en de insluiting oordeelt de rechtbank dat in de gegeven situatie beide toegepaste vormen van (tijdelijke) verplichte zorg voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid. Ten aanzien van het gedwongen afnemen van een coronatest overweegt de rechtbank dat dit een ernstige inbreuk vormt op de lichamelijke integriteit en een wettelijke basis vereist. Deze basis kan niet gevonden worden in de vormen van verplichte zorg, of een combinatie ervan, op grond van artikel 3:2, tweede lid, onderdeel a, e en h, van de Wvggz. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de veiligheid in de instelling en de gezondheid van personeel en medepatiënten afdoende gewaarborgd kon worden door cliënt in haar kamer in quarantaine te laten gaan dan wel haar (bij weigering) in de extra beveiligde kamer te isoleren. De rechtbank verklaart de klacht ten aanzien van de coronatest gegrond.
Rechtbank Noord-Holland 16 februari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1269
Vanwege de coronapandemie zijn de regels voor het voorschrijven van medicatie na online contact aangepast. Zolang deze situatie voortduurt is het toegestaan dat artsen online medicatie voorschrijven bij een patiënt die nog niet eerder fysiek is gezien door de voorschrijver. Dit mag als de waarnemer of vervanger of voorschrijver het actuele medicatieoverzicht (inclusief allergieën) van de patiënt kan inzien. In alle gevallen informeert de waarnemer of vervanger of voorschrijver zo spoedig mogelijk daarna de hoofdbehandelaar en/of de huisarts van de patiënt. Deze toestemming is tijdelijk en geldt tot 1 september 2021. Daarna zal de inspectie bekijken of verlenging noodzakelijk is.
De AVG-Helpdesk voor Zorg, Welzijn en Sport biedt zorgaanbieders ondersteuning bij vragen over de AVG. Omdat koepels en zorgaanbieders inmiddels daartoe zelf zijn toegerust, zal de AVG-Helpdesk in huidige opzet ophouden te bestaan. De AVG-website zal tenminste nog een jaar beschikbaar blijven in haar huidige vorm en geüpdatet worden bij wijzigingen in wet-of regelgeving. De helpdesk stopt echter met het rechtstreeks beantwoorden van vragen en zet deze niet meer om naar FAQ’s voor op de website. Het ministerie van VWS geeft aan een initiatief te willen starten voor een brede helpdesk voor wetgevingsvraagstukken. Waar mogelijk worden de functies van de AVG-Helpdesk daar ondergebracht.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.