Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) informeert de Eerste en Tweede Kamer over haar beleidsreactie op de 1e evaluatie van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd). In de brief worden verschillende thema’s behandeld waaronder: het verbeteren van de besluitvormingsprocedures over gedwongen zorg, de groep mensen die geen bereidheid en geen verzet tonen, de eigen regie van mensen en de samenloop tussen de Wvggz en de Wzd. De minister is van plan om in 2023 een concreet wetsvoorstel uit te werken en dit te toetsen bij zorgaanbieders, professionals en betrokkenen. Het voornemen is om in de eerste helft van 2024 een conceptwetsvoorstel aan de Tweede Kamer te sturen.
Kamerbrief beleidsreactie evaluatie Wvggz & Wzd 13 maart 2023 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) informeert de Tweede Kamer over het aanpassen van het donorselectiebeleid dat specifiek gericht is op MSM (mannen die seks hebben gehad met een andere man). Bloedvoorzieningorganisatie Sanquin heeft aan minister Kuipers laten weten dat voortaan donorselectie plaatsvindt op basis van een universele beoordeling van seksueel risicogedrag van álle donors. Dit houdt in dat het seksueel risicogedrag van de donor bepalend is voor de donorkeuring, en niet het geslacht van een seksuele partner. Het streven is om de maatregel per 1 januari 2024 in te voeren.
Kamerbrief over donorselectiebeleid MSM 13 maart 2023| Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
De zorgcoalitie WAMS, bestaand uit onder andere de KNMG, Nederlandse GGZ en het NIP, heeft zijn zorgen geuit over het wetsvoorstel Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams). De zorgcoalitie maakt zich zorgen over de impact van het wetsvoorstel op de praktijk van zorgverleners, met name de impact op het beroepsgeheim en daarmee de vertrouwensrelatie tussen zorgverlener en client. Het wetsvoorstel voor de WAMS regelt namelijk onder andere gegevensuitwisseling zonder toestemming tussen zorgverleners en gemeenten, ondanks het beroepsgeheim van de zorgverlener. Dit gebeurt normaliter met toestemming van de client. Volgens de zorgcoalitie WAMS is deze uitwisseling zonder toestemming niet nodig en niet wenselijk.
Nieuwsbericht KNMG 14 maart 2023: Reactie WAMS-wet
De klager heeft zich ziekgemeld bij zijn werkgever. Na betrokkenheid van meerdere bedrijfsartsen heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de beklaagde bedrijfsarts. De werkgever heeft een deskundigenoordeel gevraagd aan het UWV. Aan de bedrijfsarts is gevraagd een medische onderbouwing te geven van de door hem vastgestelde belastbaarheid. Dit heeft de bedrijfsarts gedaan. De klacht bestaat onder andere uit het verwijt dat de bedrijfsarts zich in zijn berichtgeving aan het UWV zodanig heeft uitgelaten dat dit schadelijk is voor (de reputatie van) klager. Het RTG verklaart alle klachtonderdelen ongegrond. Het CTG is echter van mening dat de bedrijfsarts zich niet had moeten laten leiden door persoonlijke frustraties. Ook had hij zich in meer neutrale bewoordingen over klager moeten uitlaten. Volgens het CTG is bovendien niet gebleken dat de aard van het hem te maken verwijt inmiddels voldoende tot de bedrijfsarts is doorgedrongen. Het CTG verklaart het klachtonderdeel betreffende de berichtgeving richt het UWV derhalve gegrond.
CTG Den Haag 20 maart 2023, zaaknr. C2022/1492, ECLI:NL:TGZCTG:2023:52
De klacht is ingediend door de nabestaande van een overleden patiënt van de beklaagde huisarts. Klaagster was getrouwd met een ex-militair die in 2022 door zelfdoding om het leven is gekomen. Klaagster heeft aan de huisarts schriftelijk verzocht om inzage te verlenen in het dossier van haar overleden man in het kader van een juridische procedure. De huisarts beroept zich op zijn beroepsgeheim en weigert inzage te verlenen. De advocaat van klaagster reageert hierop dat de huisarts wel inzage moet verlenen op basis van een zwaarwegend belang van klaagster. De huisarts blijft het beroepsgeheim handhaven en heeft daarmee naar het oordeel van het RTG niet onzorgvuldig gehandeld. Volgens de huisarts speelden belangen van derden mee, de huisarts kende klaagster niet en wist daardoor niet hoe de relatie tussen de man en klaagster was voorafgaand aan zijn zelfdoding., Voorts had klaagster hem verzocht om een afschrift van het gehele huisartsenjournaal en het was niet duidelijk wie de medische gegevens zou gaan bewaren na verstrekking aan klaagster. De huisarts heeft bovendien ruggespraak gehouden met een ervaren collega en juridisch advies ingewonnen, alvorens tot zijn afwijzing van de inzage te komen. Het RTG merkt daarbij wel op dat het beter was geweest als de huisarts zijn weigering aan klaagster inhoudelijk had gemotiveerd. Dit verwijt is echter niet zo zwaarwegend dat dit een tuchtrechtelijke maatregel rechtvaardigt. Het RTG verklaart de klacht ongegrond.
RTG Amsterdam 20 maart 2023, zaaknr. A2022/4593, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:71.
Bij klager is in augustus 2019 uitgezaaide prostaatkanker vastgesteld. Klager verwijt de huisarts dat hij in oktober 2017, op consult waarbij klager zijn zorgen had geuit over prostaatkanker in zijn familie, en in mei 2019 geweigerd heeft een psa-bepaling te laten doen. Ook verwijt hij de huisarts dat hij heeft gerommeld in het medisch dossier. De huisarts heeft uitleg gegeven over het in de NHG-standaard “Mictieklachten bij mannen” beschreven terughoudende beleid. Daarbij heeft hij uitleg gegeven over de waarde van psa-bepaling voor de diagnostiek van prostaatkanker, en over de mogelijk negatieve gevolgen zowel na een positieve als een negatieve uitslag. Hij concludeerde dat er geen aanleiding bestond voor een periodieke psa-bepaling, maar dat hij wel bereid was om een eenmalige psa-bepaling te doen, waarop klager besloot daarvan af te zien. Het RTG oordeelt dat de huisarts niet in strijd met de richtlijn heeft gehandeld. Het RTG verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
RTG Amsterdam 20 maart 2023, zaaknr. A2022/4665, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:72.
Klager verwijt de beklaagde huisarts onzorgvuldig te hebben gehandeld, omdat hij Olanzapine heeft voorgeschreven zonder voorafgaand consult terwijl daags daarvoor Temazepam was voorgeschreven. Volgens klager heeft de wisselwerking van deze medicijnen ertoe geleid dat hij in een psychose terecht is gekomen. Klager had aan de huisarts verteld dat de Temazepam niets voor hem deed, en dat hij ermee was gestopt. Het RTG is van mening dat er voor de huisarts geen aanleiding was om expliciet te adviseren met Temazepam te stoppen en dat er ook geen contra-indicatie bestond voor het voorschijven van Olanzapine als reeds Temazepam is voorgeschreven. Het RTG overweegt dat het starten van de Olanzapine een bewuste keuze geweest omdat er symptomen waren passend bij een (dreigende) psychotische decompensatie. Door aldus te handelen, zonder fysiek contact met klager, heeft de huisarts volgens het RTG geen zorgvuldigheidsnorm geschonden. Er bestaat geen algemene regel die voorschrijft dat een huisarts geen medicatie mag voorschrijven zonder de patiënt zelf te hebben gezien, aldus het RTG en zij verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
RTG Amsterdam 20 maart 2023, zaaknr. A2022/4318, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:70.
Klaagster is in 2018 geopereerd aan haar rechter onderarm nadat bij haar de diagnose supinatorsyndroom was gesteld. Toen de klachten aan haar arm toch weer toenamen, heeft de beklaagde neurochirurg een heroperatie voorgesteld wegens verdenking van een terugkeer van het supinatorsyndroom. Bij een second opinion in een ander ziekenhuis is bij klaagster de diagnose MMN (Multifocale Motore Neuropathie) gesteld waardoor de diagnose ‘supinatorsyndroom’ verworpen kon worden en een operatie niet langer geïndiceerd was. Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij onvoldoende zorgvuldig tot zijn diagnose is gekomen en dat hij te weinig informatie aan klaagster heeft verstrekt. Daarnaast is klaagster van mening dat de neurochirurg een gebrek aan inlevingsvermogen heeft getoond en zijn excuses niet aanbood. Het RTG overweegt ten aanzien van de achteraf gezien onjuist gestelde diagnose dat het niet aan de neurochirurg, maar primair aan de neuroloog is om de diagnose MMN te stellen. De neurochirurg mocht dus zijn oordeel baseren op de diagnose van de neuroloog. Het RTG voegt daaraan toe dat het wel de eigen verantwoordelijkheid is van de neurochirurg om zich te vergewissen van de juistheid van de diagnose, voordat wordt beoordeeld of een operatie zinvol is. Daarnaast is het RTG van oordeel dat niet is gebleken van een dermate groot gebrek in de informatieverstrekking dat er geen sprake is van informed consent. Niet kan worden vastgesteld of de neurochirurg in een telefoongesprek met klaagster voldoende inlevingsvermogen heeft getoond. Het RTG verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond en biedt de beslissing ter publicatie aan.
RTG Amsterdam 21 maart 2023, zaaknr. A2022/4137, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:74.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 22 maart jl. GGz Eindhoven schuldig bevonden aan het overlijden van een 29-jarige patiënte. Bij patiënte speelde al langere tijd ernstige psychische klachten en in april 2013 is zij opgenomen op de afdeling Spoedeisende Psychiatrie. Voor haar opname werd zij voor haar psychoses behandeld met het antipsychoticum Risperdal. Omdat dit medicijn niet het gewenste effect sorteerde is, na consultering van een psychiater van het UMC Groningen, besloten om het patiënte over te laten gaan op een ander medicijn, te weten clozapine. Bij het instellen op clozapine moet de patiënt medisch goed worden gevolgd, mede omdat dit middel ernstige lichamelijke bijeffecten kan veroorzaken. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat patiënte overgevoelig was voor clozapine en een maand na haar opname is zij overleden aan een hartspierontsteking. Het hof heeft ernstige tekortkomingen geconstateerd op zowel organisatorisch gebied, als op het gebied van het handelen van natuurlijke personen binnen de instelling. De GGz Eindhoven draagt volgens het hof voor beide de verantwoordelijkheid: het handelen van de instelling als zodanig (het scheppen van randvoorwaarden voor een verantwoorde zorg) en van de bij de instelling in dienst zijnde personen (de feitelijke uitvoering van verantwoorde zorg). Het hof legt een voorwaardelijke boete op van €19.500.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 22 maart 2023, zaaknr. 20-001716-19, ECLI:NL:GHSHE:2023:944.
Drie co-assistenten hebben een klacht ingediend tegen de internist die hen gedurende hun coschap interne geneeskunde onderwijs heeft gegeven. Klaagsters stellen dat de beklaagde internist zich tijdens echografieonderwijs seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen en dat hij daarbij heimelijk beeldopnames heeft gemaakt. De internist beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van klaagsters, maar het RTG gaat hier niet in mee. Volgens het RTG kunnen klaagsters als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt omdat zij een concreet eigen belang hebben dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg. Het RTG is van mening dat de verweten gedragingen een negatieve invloed kunnen hebben op de manier waarop de co-assistenten nu – maar ook later als arts – met patiënten omgaan, als zij deze gedragingen als normaal en passend bij de beroepsuitoefening zouden aanleren. Voorts valt het handelen van de internist naar het oordeel van het RTG onder de tweede tuchtnorm. De internist begaf zich met het echografieonderwijs op het terrein van zijn deskundigheid als BIG-geregistreerd internist en de gedragingen waarover wordt geklaagd kunnen niet los worden gezien van die hoedanigheid. Door de co-assistenten in de veronderstelling te brengen dat deze gedragingen normaal zijn bij een dergelijk onderzoek, wordt de kwaliteit van de patiëntenzorg ondermijnd. Het RTG komt vervolgens tot de conclusie dat alle klachtonderdelen gegrond zijn, beveelt de doorhaling van de inschrijving van de internist in het BIG-register en biedt de beslissing ter publicatie aan.
RTG Amsterdam 24 maart 2023, zaaknr. A2022/4561, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:75.
In het kader van het Hoofdlijnenakkoord Huisartsenzorg heeft VWS, op initiatief van InEen, de LHV en het NHG, de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de bruikbaarheid en effectiviteitvan digitale toepassingen in de huisartsenzorg. Om digitale zorgtoepassingen toekomstbestendig te kunnen benutten en de continuïteit van de Nederlandse huisartsenzorg te waarborgen, is gericht onderzoek naar succesvolle implementatie, effectiviteit en andere effecten in de huisartsenzorg nodig. In dit onderzoek wordt de bruikbaarheid en effectiviteit onderzocht van vier digitale zorgtoepassingen in de huisartsenzorg: contact op afstand via het e-consult, contact op afstand via het videoconsult, telemonitoring en digitale zelftriage. Het onderzoek richtte zich op onderzoeksvragen zoals: wat werkt wanneer, bij welke zorgvragen, klachten en aandoeningen? En bij welke patiëntkenmerken? Daarnaast gaat het onderzoek in op de vraag hoe en in welke mate digitale zorg toepassingen bij kunnen dragen aan personeelstekorten en andere uitdagingen in de huisartsenzorg.
Rapport Rijksoverheid.nl 15 maart 2023
De FMS heeft op 14 maart 2023 de factsheet Verantwoordelijkheidsverdeling gepubliceerd als reactie op de herziening van de handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling van de KNMG. De KNMG heeft de handreiking herzien op basis van een uitspraak van het CTG: door de uitspraak vervalt het begrip hoofdbehandelaar en wordt vervangen door regiebehandelaar. In aanvulling op deze handreiking heeft de FMS een factsheet ontwikkeld waarin wordt toegelicht wat deze wijziging betekent voor de dagelijkse praktijk van artsen.Zo wordt beschreven hoe een regiebehandelaar wordt toegewezen, wat zijn of haar taken zijn en hoe je het regiebehandelaarschap overdraagt. Daarnaast heeft de FMS voor beleidsadviseurs en kwaliteitsmanagers handvatten ontwikkeld voor de aanpassing van lokale protocollen rondom verantwoordelijkheidsverdeling.
Nieuwsbericht FMS 14 maart 2023
Op vrijdag 17 maart jl. ondertekenden Verenso en NVAVG een overeenkomst voor het samen ontwikkelen van richtlijnen en handreikingen voor specialisten ouderengeneeskunde en artsen VG. Ze gaan dit doen middels het programma ‘Richtlijnen artsen in de langdurige zorg’ (RAILZ) waarvoor het ministerie van VWS voor 4 jaar subsidie beschikbaar stelt. Met de richtlijnen en handreikingen kunnen deze artsen in de langdurige zorg straks op basis van de laatste inzichten en kennis de juiste diagnoses stellen en een (medicamenteuze) behandeling starten, stoppen of bijstellen. Deze kwaliteitsproducten dragen ook bij aan het passend inzetten van de expertise van de artsen. Dit draagt weer bij aan het kunnen blijven behandelen van de groeiende groep kwetsbare ouderen en gehandicapten, terwijl het aantal zorgprofessionals niet gelijk meegroeit. Het programma RAILZ richt zich op zowel medisch inhoudelijke richtlijnen, als op handreikingen die artsen ondersteunen in de praktijk.
Nieuwsbericht Verenso 17 maart 2023
Op 22 maart 2023 heeft Artsenfederatie KNMG de open brief aangeboden waarin zij samen met ruim 70 organisatie het kabinet vraagt om alles op alles te zetten om te voorkomen dat mensen ziek worden door armoede. René Héman, voorzitter KNMG, en Martin Pragt, ervaringsdeskundige armoede en sociale uitsluiting, spraken met minister Schouten van Armoedebeleid en staatssecretaris Van Ooijen van Volksgezondheid over de inhoud van de brief. De KNMG wil een beweging op gang brengen waarin de oorzaken van gezondheidsproblemen worden aangepakt daar waar ze ontstaan, namelijk buiten het medisch domein.
Nieuwsbericht KNMG 22 maart 2023
Regionale partijen zijn meer gaan samenwerken bij de aanpak van de wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Ondanks de inzet en de verbetering in de samenwerking is er geen zichtbaar effect in de regio’s te zien, de wachttijden dalen niet. Hier liggen meerdere oorzaken aan ten grondslag, zowel op regionaal als op landelijk niveau. Zo is de vraag naar de ggz gegroeid. De arbeidsmarktproblematiek speelt een grote rol. Daarnaast is onduidelijkheid over verantwoordelijkheden in de regio en ontbreken er voldoende landelijke randvoorwaarden om betere samenwerking mogelijk te maken. De IGJ en de NZa blijven de komende jaren actief toezien op de inspanning van alle partijen om vrijblijvendheid in de samenwerking in het terugdringen van wachttijden te voorkomen. Met hun gezamenlijk toezicht in regio’s waar hoge wachttijden zijn spreken de IGJ en de NZa partijen aan op hun verantwoordelijkheden om de wachttijden terug te dringen.
Nieuwsbericht Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd 23 maart 2023
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.