In deze brief informeert minister Kuipers van VWS de Tweede en Eerste Kamer over de voortgang van de onderhandelingen op het EHDS-voorstel, in vervolg op zijn voortgangsbrief van 13 februari 2023. De Nederlandse inzet is om het EHDS-voorstel zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met het nationaal beleid op elektronische gegevensuitwisseling in de zorg en wat op basis daarvan al aan nationale wet- en regelgeving is opgebouwd. De analyse van het originele voorstel en een duiding vanuit het kabinet hierop is te lezen in het vorig jaar verstuurde BNC-fiche.
De Verzamelwet 2023 wijzigt een aantal wetten op het terrein van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Het gaat om kleine wijzigingen, bijstellingen en technische verbeteringen. Via deze nota van wijziging wordt het artikel dat ziet op de Wet medische hulpmiddelen (Wmh) uitgebreid. Een onderdeel ziet op versoepeling van de Wmh en dient om de herverwerking van wegwerphulpmiddelen in zorginstellingen te faciliteren. Met het oog op de verduurzaming van de zorg heeft de regering ervoor gekozen om alsnog de mogelijkheid te creëren om van de hoofdregel af te wijken. De hoofdregel houdt in dat wanneer lidstaten ervoor kiezen om herverwerking toe te staan, herverwerkers als fabrikanten worden beschouwd (artikel 17, eerste lid van de Verordening (EU) 2017/745 betreffende medische hulpmiddelen). Door hiervan af te wijken wordt herverwerking en gebruik van hulpmiddelen voor eenmalig gebruik in een zorginstelling toegestaan onder voorwaarden. Zorginstellingen en externe herverwerkers worden daarmee (verder) gestimuleerd in herverwerking en verder gebruik van hulpmiddelen voor eenmalig gebruik. Tegelijkertijd blijft de gezondheid en veiligheid van patiënten gewaarborgd. Een ander onderdeel van de wijziging betreft het schrappen van de meldplicht voor zorgverleners voor incidenten met medische hulpmiddelen aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Uit onderzoek is namelijk gebleken dat een dergelijke meldplicht een zeer beperkte bijdrage levert aan de patiëntveiligheid en leidt tot onevenredige stijging van de werkdruk en administratieve lasten.
Nota van wijziging Verzamelwet VWS 2023 | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
Op 30 mei jl. is de vierde evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) gepubliceerd. De wetsevaluatieperiode loopt van 2017 tot en met 2022. Doelstellingen van de Wtl zijn het bieden van rechtszekerheid aan artsen die op verzoek van een patiënt levensbeëindiging toepassen, het borgen van de zorgvuldigheid van dat handelen, het voorzien in een verantwoordingskader voor artsen en het bevorderen van maatschappelijke transparantie. Op grond van het evaluatieonderzoek komen de onderzoekers tot de algemene conclusie dat de doelstellingen van de Wtl ten aanzien van rechtszekerheid, zorgvuldigheid en transparantie nog steeds in voldoende mate worden bereikt. De onderzoekers hebben 14 aanbevelingen gedaan waar de minister van Justitie & Veiligheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport nog gezamenlijk op gaan reageren.
Evaluatie Wtl 30 mei 2023 | Rapport | Rijksoverheid.nl & Kamerbrief evaluatie Wtl 30 mei 2023
De Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (hierna: IGJ) heeft een klacht ingediend tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut. De IGJ verwijt de GZ-psycholoog langdurig grensoverschrijdend gedrag te hebben vertoond bij vier patiënten en dat hij niet heeft voldaan de eisen van goede dossiervoering. Het gedrag omvatte het langdurig op niet-professionele wijze fysiek aanraken en intiem Whatsapp-contact onderhouden met patiënte, waarbij de GZ-psycholoog en desbetreffende patiënte elkaar met ‘vader’ en ‘dochter’ aanspraken. De GZ-psycholoog verweert zich met de stelling dat er geen sprake was van grensoverschrijdend gedrag omdat de aanrakingen en behandelingen binnen de beroepsnormen vielen en dat de patiënten baat hadden bij de behandeling. Het Regionaal Tuchtcollege (hierna: RTG) oordeelt dat de aanrakingen niet gebruikelijk zijn binnen de behandelrelatie en dat de GZ-psycholoog niet voldoende toestemming en uitleg heeft gegeven aan de patiënten. Volgens het RTG zijn aanrakingen alleen toegestaan indien ook aan de overige beroepsnormen wordt voldaan, deze zeer incidenteel plaatsvinden binnen een inhoudelijk en temporeel beperkt karakter. De dossiervoering voldoet volgens het RTG niet aan de vereisten omdat in verschillende dossiers geen behandelplan staat en er meerdere informatie in de dossiers ontbreekt, waaronder informatie omtrent het informed consent. Het RTG verklaart vijf klachtonderdelen gegrond, en één deels gegrond. Het RTG komt tot de conclusie dat de GZ-psycholoog de beroepsnormen heeft overtreden waaronder de professionele richtlijnen NIP en NVP en dat er reëel gevaar voor herhaling bestaat. Daarom mag hij niet meer werken als GZ-psycholoog of psychotherapeut, worden zijn inschrijvingen in het BIG-register doorgehaald en is de GZ-psycholoog bij wijze van voorlopige voorziening geschorst.
RTG Eindhoven 22 mei 2023, zaaknrs. H2022/4141-4142 en H2022/5021-5022, ECLI:NL:TGZREIN:2023:22.
En
Nieuwsbericht 22 mei 2023 Tuchtcolleges voor de gezondheidszorg
Klager heeft een klacht ingediend tegen een bedrijfsarts. Klager had een preventief consult ingepland bij de bedrijfsarts, maar meldde zich een week voorafgaand aan dit consult ziek. Daarom werd het preventieve consult omgezet in een verzuimspreekuur. Klager is van mening dat het onjuist is dat het gepland preventief consult is omgezet in een verzuimspreekuur. Ook verwijt hij de bedrijfsarts dat er onterecht vooroverleg is geweest met de werkgever, dat klager werd aangesproken met “boze witte man” en dat hij niet is gewezen op de mogelijkheid van een second opinion. Daarnaast zijn er volgens klager fouten gemaakt in het verdere begeleidingstraject. De bedrijfsarts stelt dat het gebruikelijk is dat hij, voorafgaand aan een verzuimspreekuur, van de werkgever informatie krijgt over de aard en de achtergrond van de ziekmelding. Naar het oordeel van het RTG is deze gang van zaken inderdaad niet ongebruikelijk en niet in strijd met de wet of met de vertrouwelijkheid. Wat betreft het aanspreken van klager als “boze witte man” is het RTG het met klager (en de bedrijfsarts) eens dat deze bewoordingen ongepast zijn. Het RTG verklaart dit klachtonderdeel daarom gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond. Het RTG legt een waarschuwing op.
RTG Eindhoven 22 mei 2023, zaaknr. H2022/4300, ECLI:NL:TGZREIN:2023:21.
Klaagster heeft een klacht ingediend tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog heeft klaagster behandeld in zijn eigen woning en daarnaast frequent Whatsapp-contact gehad met haar, veelal buiten kantooruren. Naast het voeren van gesprekken bestond de behandeling uit wat door de GZ-psycholoog “lichaamsgerichte oefeningen” wordt genoemd. Deze sessies vonden plaats in zijn slaapkamer. Klaagster verwijt de GZ-psycholoog dat hij niet heeft gehandeld volgens de geldende professionele standaard en dat hij zich jegens haar grensoverschrijdend heeft gedragen. Het RTG overweegt dat de GZ-psycholoog de classificatie borderline stoornis heeft gesteld zonder het verrichten van diagnostiek. Ook voldoet het handgeschreven en uit steekwoorden bestaande behandeldossier niet aan de eisen voor dossiervorming. Daar komt bij dat de GZ-psycholoog het originele behandeldossier heeft vernietigd en daarmee de wettelijke bewaarplicht van twintig jaar niet in acht heeft genomen. Daarnaast is bij de ”lichaamsgerichte” oefeningen geen sprake geweest van een erkend therapeutisch kader, volgens het RTG is het niet relevant of klaagster hiervoor toestemming heeft gegeven. Het RTG oordeelt dat er op verschillende vlakken sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag en verklaart beide klachtonderdelen gegrond. De GZ-psycholoog heeft zich in november 2022 laten uitschrijven in het BIG-register. Het RTG ontzegt hem het recht zich opnieuw in het BIG-register in te schrijven en biedt de beslissing ter publicatie aan.
RTG Amsterdam 23 mei 2023, zaaknr. A2023/5267, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:129.
Klager wendde zich in 2021 verschillende malen met lichamelijke klachten tot zijn huisarts. De huisarts deed onderzoek en schreef antibiotica voor. Klager is van mening dat de huisarts destijds de diagnose endocarditis (ontsteking van de binnenwand van het hart en de hartkleppen) heeft gemist. Ook was er volgens klager geen sprake van ‘informed consent’, heeft de huisarts achteraf onwaarheden verklaard in het kader van een aansprakelijkstelling voortvloeiend uit de schade van de gemiste diagnose en heeft hij onjuistheden in het medisch dossier genoteerd. De huisarts heeft een ‘getuigenverklaring’ afgelegd over wat hij met klager zou hebben besproken. Hierin staat dat de huisarts de uitslagen van het bloedonderzoek nauwkeurig heeft besproken met klager. Dat kan echter niet waar zijn, want de uitslagen zijn pas ontvangen na het desbetreffende consult. Klager betwist ook dat een en ander is besproken en de genoemde stellingen van de huisarts vinden evenmin steun in het medisch dossier. Dit betekent dat de huisarts in zijn ‘getuigenverklaring’ onvoldoende nauwkeurig heeft gereproduceerd hoe het betreffende consult is verlopen, met als gevolg dat zijn verklaring inderdaad diverse onwaarheden bevat. Het RTG verklaart de klacht wat betreft het verklaren van onwaarheden gegrond en voor het overige ongegrond. De huisarts krijgt een waarschuwing.
RTG Zwolle 30 mei 2023, zaaknr. Z2022/4123, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:111.
Dezelfde klager als in de zaak met nr. Z2022/4123 diende ook een klacht in tegen een arts in de hoedanigheid van freelance medisch adviseur. In 2021 heeft klager zijn huisarts aansprakelijk gesteld voor het tekortschieten in zijn zorgverlening jegens klager. De huisarts zou de diagnose endocarditis bij klager hebben gemist waardoor hij uiteindelijk een spoedoperatie moest ondergaan. De aansprakelijkheid van de huisarts is door diens verzekeraar afgewezen. Deze afwijzing is conform het advies van de beklaagde arts, die als medisch adviseur een rapportage heeft uitgebracht in deze zaak. Klager is van mening dat de arts onzorgvuldig en onjuist heeft gehandeld en is het op diverse punten niet eens met de inhoud van de rapportage, de wijze van onderzoek en de conclusie in de rapportage. Het RTG overweegt dat het medisch dossier de basis is voor de rapportage. Daarom mag van de arts worden verwacht dat hij bij het opstellen van zijn rapportage oog heeft voor discrepanties tussen dat dossier en de later gegeven informatie en eventuele consequenties daarvan. Uit het door de arts gegeven rapport blijkt dat discrepanties tussen het medisch dossier en de later door de huisarts verstrekte informatie niet door de arts zijn opgemerkt, althans niet benoemd. Voor een duidelijk onderscheid van de bronnen was alle reden, omdat het relaas van de huisarts op wezenlijke onderdelen afwijkt van het medisch dossier. Hij is volgens het RTG dan ook onvoldoende kritisch geweest, terwijl dat wel van hem had mogen worden verwacht. Het RTG legt een berisping op en biedt de uitspraak ter publicatie aan.
RTG Zwolle 30 mei 2023, zaaknr. Z2022/4202, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:110.
Klaagster heeft een klacht ingediend tegen een psychotherapeut, tevens de vader van klaagsters ex-partner en de grootvader van klaagsters kinderen. De klacht gaat over e-mailberichten die de psychotherapeut aan verschillende instanties heeft gestuurd over huiselijk geweld dat zou zijn gepleegd door klaagster, over de situatie tussen klaagster, haar ex-partner en de kinderen en over klaagsters medische toestand. De psychotherapeut stuurde deze berichten in de hoedanigheid van grootvader en psychotherapeut. Volgens klaagster heeft de psychotherapeut, terwijl sprake was van een privésituatie, zijn titel misbruikt. Het RTG verklaart de klacht gegrond. De psychotherapeut heeft zijn titel bewust ingezet, met als beoogd gevolg dat daaraan door de instanties een grotere waarde zou worden toegekend dan wanneer hij zich uitsluitend als grootvader zou hebben gepresenteerd. Door de manier waarop de psychotherapeut de instanties heeft proberen te beïnvloeden, heeft hij niet alleen de belangen van klaagster geschaad, maar ook het vertrouwen in de beroepsgroep. Het RTG is er niet van overtuigd geraakt dat de psychotherapeut bij een eventuele volgende melding zal afzien van het gebruik van zijn beroepstitel of verwijzing naar zijn kennis en ervaring als psychotherapeut. Gelet hierop is naar het oordeel van het RTG een maatregel aangewezen die de psychotherapeut ervan zal weerhouden ten onrechte van zijn hoedanigheid van psychotherapeut gebruik te maken. Het RTG legt daarom een voorwaardelijke schorsing van twee maanden op met een proeftijd van twee jaar, waaraan de voorwaarde wordt verbonden dat hij zich niet nogmaals schuldig maakt aan soortgelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
RTG Zwolle 30 mei 2023, zaaknr. Z2022/3899, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:121.
Klagers (echtpaar) hebben een klacht ingediend tegen de huisarts omdat zij van mening zijn dat hij hen onheus heeft bejegend en onterecht eenzijdig de behandelingsovereenkomst heeft beëindigd. Het begon met een telefonisch meningsverschil tussen klaagster en de apothekersassistente over het verkrijgen van medicatie. Bij het ophalen van de medicatie ontstond een onprettig gesprek tussen klager en de assistente. Een paar dagen later kwam de huisarts langs bij klagers naar aanleiding van het voorval. Ook dit gesprek verliep onprettig. De huisarts beëindigde aan het einde van dat gesprek de behandelrelatie met klager. Het RTG is van oordeel dat beide klachtonderdelen gegrond zijn. Het eenzijdig beëindigen van een behandelingsovereenkomst door een zorgverlener kan alleen als daar ‘gewichtige redenen’ voor zijn. De KNMG-richtlijn ‘Niet aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’ noemt zeer onheus of agressief gedrag van de patiënt als voorbeeld van zo’n gewichtige reden. Het RTG is van mening dat na het voorval er nog geen sprake was van een ernstige situatie zonder perspectief op herstel. Daarvoor was deze eenmalige woordenwisseling onvoldoende. Dit geldt te meer nu er al een jarenlange behandelrelatie tussen klagers en de praktijk bestond, zonder eerdere problemen. Volgens het RTG had de huisarts niet alleen onvoldoende aanleiding om de behandelrelatie meteen te beëindigen, maar heeft hij dit ook op onzorgvuldige wijze gedaan door klager niet te melden dat hij voor medische zorg nog bij de huisarts terecht kon, zolang er nog geen andere huisarts was gevonden. De huisarts krijgt hiervoor een waarschuwing.
RTG Zwolle 30 mei 2023, zaaknr. Z2023/4771, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:112.
De raadkamer van de rechtbank Noord-Nederland heeft op 1 juni jl. besloten om het voorarrest van de voormalig verpleegkundige van het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen niet te verlengen. De verpleegkundige wordt verdacht van de moord op meerdere patiënten. Uitgebreid onderzoek heeft tot dusver nog geen concrete gevallen aan het licht gebracht waarbij de verdachte betrokken was bij de dood van patiënten. De raadkamer is van mening dat op basis van het huidige dossier de verdenking niet sterk genoeg is voor voortzetting van het voorarrest.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.