Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn & Sport) heeft de kabinetsreactie op de tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) naar de Tweede Kamer gestuurd. Het evaluatierapport is op 26 juni 2020 aan de Tweede Kamer aangeboden. De algemene reactie van minister Kuipers is dat de evaluatie van de Wafz laat zien dat de belangrijkste doelen van de wetgever – hulp bieden aan vrouwen die onbedoeld of ongewenst zwanger zijn en tegelijkertijd het ongeboren menselijk leven beschermen – worden gerealiseerd. Daarnaast gaat minister Kuipers nader in op de elf aanbevelingen die zijn voortgekomen uit de evaluatie. Ook gaat de minister kort in op hoe hij de borging van de abortushulpverlening in het medisch zorglandschap in de toekomst ziet. Zo wordt er aanvullend onderzoek verricht naar de ervaringen van vrouwen (en mannen) met de zorg en ondersteuning bij een ongewenste zwangerschap en komt er vanaf juli 2023 een landelijk dekkend netwerk voor psychosociale hulp na abortus beschikbaar. Ondertussen wordt er gewerkt aan een zorgvuldige uitwerking van de wetswijziging die verstrekking van de abortuspil door de huisarts mogelijk maakt. Het streven is om de wetswijziging per 1 juli 2024 in werking te laten treden.
Kabinetsreactie Wafz-evaluatie 14 juni 2023 | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl
Klaagster heeft een klacht ingediend tegen een arts werkzaam in een cosmetische kliniek die bij haar een onderooglidcorrectie heeft verricht. Daarbij is een complicatie opgetreden, na de operatie is aan beide ogen ectropion ontstaan (een complicatie waarbij het onderste ooglid naar buiten draait). De arts heeft vervolgens tweemaal een hersteloperatie verricht en patiënte uiteindelijk verwezen naar een plastisch chirurg. Klaagster heeft de klacht weer ingetrokken, maar het RTG heeft in een uitspraak van 15 juli jl. bepaald dat de behandeling van de klacht in het algemeen belang moet worden voortgezet en heeft het voor het vervolg van de zaak de IGJ als klager aangemerkt. Klager is van mening dat de arts bij het uitvoeren van de ooglidcorrectie in diverse opzichten tekortgeschoten is. Volgens klager is patiënte onvoldoende geïnformeerd, is de schriftelijke verslaglegging ondermaats, is de arts bij de operaties niet binnen de grenzen van zijn kennen en kunnen gebleven en heeft hij patiënte onprofessioneel bejegend. Het RTG overweegt dat er wat betreft de informatievoorziening bij cosmetische en medisch niet noodzakelijke ingrepen een verzwaarde informatieplicht geldt, waaraan de arts niet heeft voldaan. Wat betreft het medisch handelen overweegt het RTG dat de arts geen rekening heeft gehouden met de complexe aard van de ingreep en de hersteloperaties te snel, al is het onder door hem gevoelde druk van patiënte, heeft uitgevoerd. Hij heeft nagelaten andere mogelijkheden te onderzoeken of patiënte door te verwijzen en daarmee onzorgvuldig gehandeld. Het RTG is ook van mening dat de arts zich onprofessioneel heeft uitgelaten over patiënte richting de chirurg naar wie zij is doorverwezen. Daarnaast is de verslaglegging van de arts niet op orde. Zo is er onvoldoende genoteerd of en op welk moment informatie is verstrekt aan patiënte en blijken de meldingen over het informed consent niet te kloppen. Het RTG verklaart alle klachtonderdelen gegrond en legt een voorwaardelijke schorsing op van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaar.
RTG Zwolle 5 juni 2023, zaaknr. Z2021/3502, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:122
Klaagster heeft een klacht ingediend tegen een neurochirurg. Klaagster verwijt de neurochirurg dat hij tijdens een operatie de elleboogzenuw van klaagster heeft doorgesneden en dat hij onvoldoende nazorg heeft geleverd. De neurochirurg verklaart dat hij de operatie heeft uitgevoerd zoals het volgens de deskundige had moeten gebeuren, maar dat is niet aannemelijk volgens het RTG gezien de bevindingen van de plastisch chirurg tijdens een revisieoperatie. Volgens het is het hoogst onwaarschijnlijk dat doorsnijding van de zenuw ongemerkt ontstaan is. Het operatieverslag is daarbij zeer summier. Het RTG is van oordeel dat het doorsnijden van de zenuw door de neurochirurg onder deze omstandigheden verwijtbaar is. Verder meent het RTG dat de klachten waarmee klaagster zich kort na de operatie tweemaal bij de polikliniek meldde, namelijk dat zij haar rechter ringvinger en pink niet meer kon gebruiken, de neurochirurg direct tot actie had moeten bewegen, omdat dit kan wijzen op uitval van de elleboogzenuw. De chirurg adviseerde klaagster echter de nacontrole van zes weken af te wachten. Het RTG verklaart beide klachtonderdelen gegrond en legt de neurochirurg een berisping op.
RTG Amsterdam 6 juni 2023, zaaknr. A2022/4292, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:147
Klaagster heeft een klacht ingediend tegen een forensisch geneeskundige. Deze heeft een verklaring van natuurlijk overlijden afgegeven van een overledene, van wie klaagster een goede vriendin en huisarts was. Klaagster verwijt de arts dat hij geen onafhankelijk en zorgvuldig onderzoek heeft verricht en ten onrechte een verklaring van natuurlijk overlijden heeft afgegeven.
Het RTG acht, anders dan de beklaagde arts betoogt, wel ontvankelijk omdat klaagster geacht kan worden de wil van de overledene te vertegenwoordigen wat betreft het indienen van de klacht. De overledene heeft geen familie meer, in het verleden heeft klaagster relatie met hem gehad, zij is daarna goed bevriend met hem gebleven én enige erfgenaam van de overledene. Daarnaast was zij ten tijde van zijn overlijden zijn huisarts. Dit alles maakt volgens het RTG dat klaagster, bij afwezigheid van andere, meer aangewezen personen, geacht kan worden de veronderstelde wil van de overledene te vertegenwoordigen.
Wat betreft de doodsoorzaak, stelt het RTE vast dat aan de hand van het schouwverslag en de verklaring van de arts ter zitting, de arts voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en de in de Richtlijn Lijkschouw van het Forensisch Medisch Genootschap voorgeschreven werkwijze heeft gevolgd. Als achteraf blijkt dat er een andere doodsoorzaak was, dan is het niet per definitie tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de schouwarts eerst tot een andere conclusie is gekomen. Het RTG verklaart daarom dit klachtonderdeel ongegrond.
Klaagster vindt ook dat de forensisch geneeskundige ten onrechte het schouwrapport niet met haar, zijnde de huisarts, heeft gedeeld en vragen niet beantwoordde. Het RTG gaat daar niet in mee. Het beroepsgeheim geldt ook na de dood, er bestaat er geen verplichting het schouwverslag met de huisarts van een overledene te delen én klaagster heeft geen voldoende zwaarwegend belang aan kunnen tonen op basis waarvan een uitzondering op de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd zou zijn. Volgens het RTG heeft de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en verklaart ook dit klachtonderdeel ongegrond. In deze procedure heeft de forensisch geneeskundige een geslaagd beroep gedaan op art. 67 lid 3 Wet BIG, om in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de overledene te bepalen dat klaagster niet persoonlijk kon kennisnemen van alle stukken.
RTG Amsterdam 9 juni 2023, zaaknr. A2022/4122, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:148
Klaagster heeft een klacht ingediend tegen een bedrijfsarts. In totaal hebben er vier (digitale) spreekuurcontacten plaatsgevonden waarna de bedrijfsarts concludeerde dat de belemmeringen van klaagster voortkwamen uit een arbeidsconflict en niet uit ziekte. Klaagster was het daar niet mee eens en klaagt onder andere over het niet adequaat inschatten van haar situatie, het negeren van symptomen en het missen van de diagnose depressie. Ook is klaagster van mening dat de bedrijfsarts haar onheus heeft bejegend en dat zij, onterecht geen medische gegevens heeft opgevraagd bij de huisarts. Het RTG stelt vast dat de huisarts van klaagster wel van oordeel was dat er sprake was van ziekte en dat zij een second opinion adviseerde. Klaagster heeft de bedrijfsarts daarvan op de hoogte gesteld, maar de bedrijfsarts heeft nagelaten om verdere informatie in te winnen bij de huisarts. De bedrijfsarts had volgens het RTG meer regie moeten nemen en uit eigen beweging en met toestemming van klaagster contact moeten zoeken met de huisarts. Het RTG is van mening dat de bedrijfsarts, gelet op de NVAB Richtlijn Conflicten in de werksituatie, haar oordeel dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid op grond van ziekte of gebrek onvoldoende heeft onderbouwd. Het RTG verklaart de klacht deels gegrond en legt een waarschuwing op.
RTG Amsterdam 16 juni 2023, A2022/4663, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:153
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gaat de tarieven voor 2024 opnieuw berekenen omdat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het prijsindexcijfer voor materiële kosten te heeft hoog vastgesteld. De NZa is gevraagd de tarieven op basis van het gecorrigeerde indexcijfer opnieuw te berekenen en naar beneden bij te stellen. Deze fout in de index heeft invloed op alle gereguleerde tarieven, budgetten, beschikbaarheidbijdragen en beleidsregelwaarden die de NZa voor het komende jaar vaststelt. De tarieven voor langdurige zorg en curatieve zorg zijn al berekend en sommige sectoren hebben deze al ontvangen voor consultatie. De tarieven voor medisch-specialistische zorg voor 2024 zijn al gepubliceerd, maar zullen ook worden herzien en verlaagd op basis van het juiste indexpercentage. Daarnaast zal de NZa de vergoedingsbedragen van de beschikbaarheidbijdragen voor 2023 herzien en verlagen, omdat het definitieve indexpercentage voor dat jaar is aangepast. Het totale effect op de tarieven zal per zorgsector verschillen.
Nieuwsbericht 7 juni 2023 | Nederlandse Zorgautoriteit (nza.nl)
Het kabinet heeft besloten meer opleidingsplekken beschikbaar te stellen voor onder meer huisartsen, tandartsen en GZ-psychologen om zo te kunnen voldoen aan de toekomstige zorgvraag. Het aantal opleidingsplekken voor basisartsen zal verminderen. Ieder jaar stelt het ministerie van VWS het aantal beschikbare opleidingsplaatsen vast voor de (medische) vervolgopleidingen. De basis daarvoor is het advies van het Capaciteitsorgaan: het Capaciteitsplan. Om de eerstelijnszorg te versterken en te zorgen voor voldoende kwalitatieve zorg in de toekomst, zal het aantal opleidingsplekken voor huisartsen fors worden verhoogd. Voor medisch-specialistische opleidingen zal er vanaf 2024 beter gekeken worden naar regionale spreiding, gebaseerd op de patiëntenpopulatie en zorgvraag per regio. Het zogenoemde opleidingsreservoir van basisartsen die (nog) niet in opleiding zijn, maar wel een geneeskundige vervolgopleiding willen volgen, zal worden beperkt door het aantal opleidingsplekken geneeskunde te verminderen.
Capaciteitsplan medische opleidingen 13 juni 2023 | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl
Kamerbrief reactie op Capaciteitsplan 2024-2027
Het kabinet volgt het advies van het RIVM om COVID-19 niet langer aan te merken als infectieziekte behorende tot groep A of één van de andere groepen die in de Wet Publieke Gezondheid (Wpg) zijn genoemd. Met het vervallen van de A-status is de minister van VWS niet langer wettelijk belast met het leidinggeven aan de bestrijding van deze ziekte en kan er niet langer een opdracht worden gegeven aan de voorzitter van de veiligheidsregio over hoe de bestrijding van een epidemie aan te pakken. Met de afschaling van de A-status vervalt ook de meldingsplicht van positieve COVID-testen. Dit betekent dat artsen en hoofden van laboratoria positieve testen niet meer hoeven te melden bij de gemeentelijke gezondheidsdiensten.
A-status COVID-19 vervalt | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.