De Eerste Kamer heeft op 21 juni 2022 het wetsvoorstel aangenomen dat de verplichte minimale beraadtermijn voor afbreking van zwangerschappen afschaft. Ditinitiatiefwetsvoorstelvan de Tweede Kamerleden Paternotte (D66), Kuiken (PvdA), Ellemeet (GroenLinks) en Van Wijngaarden (VVD) strekt ertoe de verplichte minimale beraadtermijn van vijf dagen die is vastgelegd in de Wet afbreking zwangerschap (de Waz) af te schaffen.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat vrouwen en artsen zonder een verplichte minimale beraadtermijn goed in staat zijn om een weloverwogen en zorgvuldig besluit te nemen. Daarom wordt voorgesteld om in plaats van een verplichte minimale beraadtermijn steeds, na gezamenlijk overleg tussen de vrouw en arts, een zodanige bedenktijd in acht te nemen als nodig is om tot een weloverwogen en zorgvuldig besluit te komen.
afschaffing 5-weken termijn abortus - Eerste Kamer
De Eerste Kamer heeft op 21 juni 2022 het wetsvoorstel aangenomen dat bepaalt dat een zwijgbeding in de domeinen jeugdzorg, zorg en ondersteuning nietig is. Met de term ‘zwijgbeding’ wordt bedoeld een afspraak tussen aanbieder en cliënt dat geen informatie over een incident openbaar wordt gemaakt of aan derden wordt verstrekt. Zwijgbedingen zijn ongewenste geheimhoudingsbepalingen. Bij een incident is iets misgegaan waardoor de kwaliteit van jeugdzorg, zorg of ondersteuning in het geding is met (mogelijke) schade voor de cliënt. Het voorstel verduidelijkt dat afspraken om over incidenten te zwijgen, ontoelaatbaar zijn. Met het expliciet nietig verklaren heeft een zwijgbeding geen werking. Dit betekent dat geen van de partijen een beroep op het zwijgbeding kan doen.
wetsvoorstel zwijgbedingen - Eerste Kamer
Op grond van de Subsidieregeling medisch noodzakelijk zorg aan onverzekerden kan een subsidie worden aangevraagd voor zorg die wordt geleverd aan onverzekerden. Deze Subsidieregeling is voor zorg aan ontheemden uit Oekraïne vooralsnog de enige reeds bestaande mogelijkheid voor zorgaanbieders om op korte termijn de kosten van medisch noodzakelijke zorg voor onverzekerde personen vergoed te krijgen. Uit signalen van de zorgverleners is gebleken dat de huidige verplichting zorg aan onverzekerden te melden bij het Meldpunt Onverzekerden Zorg, (dit portal wordt beheerd door GGD GHOR), nog steeds een grote administratieve last oplevert voor met name eerstelijnszorgverleners (huisartsen en apothekers). Deze meldplicht vervalt met deze wijzigingsregeling.
Wijziging Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden
Minister Kuipers (VWS) heeft op 27 juni jl het concept van de Regeling levensbeëindiging bij kinderen van 1-12 jaar (Regeling L1-12) naar de Tweede Kamer, nadat deze daarom had gevraagd. Ook toegevoegd is een onderzoeksrapportage Casuïstiekbeschrijving levenseinde kinderen 1-12 jaar (7 juni 2022, UMCG). In de conceptregeling zijn de reacties uit de schriftelijke consultatieronde van relevante partijen, waaronder de KNMG en het OM, nog niet verwerkt. Minister Kuipers verwacht de Tweede Kamer in oktober 2022 nader te informeren over de verwerking van de reacties op het concept van de Regeling L1-12. Dit zal plaatsvinden in de kabinetsreactie op de uitkomsten van de evaluatie van de Regeling beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen.
Kamerbrief over conceptregeling levensbeëindiging bij kinderen 1-12 jaar
Klager heeft zich ziekgemeld bij werkgever. De door de werkgever ingeschakelde arbodienst-Adviseur Arbeid en Gezondheid hield waar nodig overleg met de bedrijfsarts.Na betrokkenheid van meerdere bedrijfsartsen heeft een gesprek plaats gevonden tussen klager en beklaagde, bedrijfsarts. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de Adviseur Arbeid en Gezondheid een re-integratieadvies gegeven. Hierna heeft klager aangegeven dat er nog met een behandeling zou worden gestart en dat zijn behandelaar zou hebben aangegeven dat dit niet gelijktijdig kon plaatsvinden met de re-integratie. Beklaagde heeft hierop zijn re-integratieadvies aangepast en eveneens de nog niet opgestelde probleemanalyse opgesteld.
De uitspraak behandelt 3 klachten (van de oorspronkelijke 42):1) dat de bedrijfsarts adviezen heeft gegeven zonder daarvoor informatie te hebben ingewonnen bij de behandelaar van klager; 2) dat hij zijn adviezen, waaronder de door hem opgestelde probleemanalyse en het plan van aanpak, niet heeft afgestemd met klager; 3) dat hij zich in zijn berichtgeving aan het UWV op 9 maart 2020 zodanig heeft uitgelaten dat dit schadelijk is voor (de reputatie van) klager.
Volgens het college bestond er geen noodzaak voor de bedrijfsarts om informatie in te winnen bij de behandelaar. De bedrijfsarts had, gelet op de precaire situatie, de probleemanalyse beter eerst met klager kunnen bespreken voordat deze naar de werkgever werd gestuurd, maar dit is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het college adviseert de bedrijfsarts om zich voortaan meer bewust te zijn van zijn woordkeuze, maar meent dat de medische onderbouwing aan het UWV voldoende feitelijk is beschreven en niet, althans niet opzettelijk, schadelijk is voor de reputatie van klager. Alle klachten worden ongegrond verklaard.
RTG Zwolle 20 juni 2022, ECLI:NL:TGZRZWO:2022:81
Klager vindt dat de huisarts (werkzaam als justitieel arts) ten tijde van detentie van klager in de penitentiaire inrichting (PI) op verkeerde gronden oordeelde dat hij lichte werkzaamheden kon verrichten. De huisarts heeft toegelicht dat de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid door het UWV anders is dan de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid binnen een PI. In de PI gaat het om dagbesteding die bestaat uit eenvoudige en laag belastende werkzaamheden gedurende een aantal uren per dag. Het college is van oordeel dat verweerder tijdens het consult voldoende en adequaat onderzoek heeft gedaan en op basis van dit onderzoek tot zijn beleid heeft kunnen komen. Klacht ongegrond.
RTG Amsterdam 21 juni 2022, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:79
Klagers zijn de kinderen van een overleden patiënt van de cardioloog. Klagers verwijten de cardioloog (die de patiënt sinds 2017 behandelde) dat hij ondanks duidelijke (thoracale) klachten de patiënt onvoldoende onderzocht heeft. Ook verwijten zij hem dat hij ondanks diverse onderbouwde verzoeken van de huisarts geen adequate diagnostiek heeft uitgevoerd en dat hij slecht dossier heeft gehouden en geen terugkoppeling gegeven heeft aan de huisarts van de patiënt. Het college overweegt dat met een zo hoog risicoprofiel als patiënt – toen de patiënt zich frequenter met aanhoudende thoracale klachten bij de huisarts en bij verweerder meldde – ondanks de negatieve MRI-uitslag, het aangewezen was om op enig moment (ook) een CAG uit te voeren, de gouden standaard om nieuwe vernauwingen in de kransslagaders vast te stellen. Daarnaast mag het van een specialist redelijkerwijs worden verwacht dat hij de huisarts, als degene die de zorg door verschillende artsen coördineert, geregeld op de hoogte houdt, zeker als duidelijk is dat de patiënt ook bij andere specialisten onder behandeling is. Het college acht de klacht gegrond en legt verweerder een waarschuwing op.
RTG Amsterdam 21 juni 2022, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:80
Klager is de zoon van de patiënt. Patiënt is onverwachts overleden in het verpleeghuis waar verweerster als specialist oudergeneeskunde werkzaam is. Twaalf dagen voor zijn overlijden is patiënt positief getest op Covid-19. Klager verwijt verweerster onder meer dat zij medisch nalatig heeft gehandeld waardoor patiënt is overleden aan een diep veneuze trombose. Klager meent dat verweerster tromboseprofylaxe had moeten voorschrijven omdat trombose een bekend risico is bij Covid-19. Verweerster stelt dat zij het risico op trombose zonder behandeling met profylaxe heeft afgewogen tegen het risico op een bloeding bij behandeling met profylaxe. Het college oordeelt dat verweerster zorgvuldig en conform het behandeladvies van Verenso (Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde) heeft gehandeld. De beslissing om geen tromboseprofylaxe voor te schrijven acht het college juist. Klacht ongegrond verklaard.
RTG Amsterdam 22 juni 2022, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:78
De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft een 45-jarige man uit Ameland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren voor het opzettelijk behulpzaam zijn bij de zelfdoding van een jonge vrouw uit Middelstum. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de man in augustus 2020 opzettelijk behulpzaam is geweest bij de zelfdoding van een vrouw. Hij heeft daartoe de middelen (een gasfles met stikstof en een (bijbehorende) luchtslang en een plastic zak) verschaft, terwijl die zelfdoding daarop is gevolgd. De Rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake was van een noodtoestand. De keuze die de man gemaakt heeft om een strafbaar feit te plegen wordt dus niet door de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd. Deze hulp bij zelfdoding is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Rechtbank Noord-Nederland 24 juni 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2141
In een blog op de website van het Rathenau Instituut, bespreekt Rosalie Waelen, promovendus aan de Universiteit Twente op het gebied van de ethiek van kunstmatige intelligentie, waarom en hoe kunstmatige intelligentie (AI) gereguleerd moet worden. Dit vierde blog in de blogserie ‘AI en manipulatie’ gaat over de concept-AI-verordening. Momenteel wordt in het Europees Parlement en in de Raad onderhandeld over deze verordening. De Europese Commissie onderkent dat waarden als individuele vrijheid en autonomie door manipulatieve AI op het spel staan. In de concept Verordening wordt een volledig verbod op bepaalde manipulatieve toepassingen van AI wordt voorgesteld.
Rathenau: hoe reguleren we manipulatieve AI?
De ministers Kuipers (VWS) en Helder (Langdurige Zorg en Sport) en staatssecretaris Van Ooijen hebben met een kamerbrief (24 juni 2022) gereageerd op een petitie van de KNMG over de lessen van de coronapandemie voor de Nederlandse gezondheidszorg. De petitie 'Dokteren in tijden van corona' werd op 26 oktober 2021 aangeboden aan de Tweede Kamer.
In hun brief gaan zij in op de volgende kernpunten: 1) Zorg dat de deskundigheid van artsen structureel wordt meegenomen in de (ontwikkeling van de) visie op medische zorg en de vertaling naar wet- en regelgeving. 2) Beperk concurrentieprikkels, die het samenwerken in de weg staan. 3) Zet (onderzoek naar) verdampte zorg tijdens de coronacrisis op de agenda. 4) Schroom niet vergaande preventieve maatregelen voor de publieke volksgezondheid te nemen. 5) Besteed meer aandacht aan het aantrekken en behouden van zorgpersoneel.
Kamerbrief met reactie op petitie KNMG over lessen coronapandemie
Minister Kuipers (VWS) heeft de Tweede Kamer geïnformeerd (23 juni 2022) over de stand van zaken rond de persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO’s). Daarbij stuurde hij ook de verkenning mee van Zorginstituut Nederland over de mogelijkheden van financiering van PGO’s binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw). De minister concludeert in de brief dat hij zich zal blijven inzetten om het gebruik en de doorontwikkeling van PGO’s te stimuleren en de opties voor toekomstige financiering verder te onderzoeken, daarbij rekening houdend met de verkenning van het Zorginstituut en toekomstige marktontwikkelingen.
Kamerbrief over stand van zaken persoonlijke gezondheidsomgevingen
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.