ActiZ, Verenso, Zorgthuisnl, LAD en FBZ hebben het convenant ‘Rol en inspraak specialist ouderengeneeskunde’ ondertekend. Een belangrijke stap: de betrokken partijen benoemen hierin het belang van de inspraak en medeverantwoordelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde in zorgorganisaties en leggen de zeggenschap van deze professionals gezamenlijk vast.
Nieuwsbericht Verenso, 24 januari 2023
Ministers Kuipers en Helder en staatssecretaris Van Ooijen van VWS hebben aan de vaste Kamercommissie voor VWS de planning toegestuurd van de beleidsbrieven en wetgeving die zij voornemens zijn in 2023 aan de Tweede Kamer te sturen.
Het overzicht bevat een tabel met daarin per beleidsterrein de te verwachten beleidsbrieven, evenals een geactualiseerde versie van het wetgevingsoverzicht dat de Tweede Kamer in september heeft ontvangen.
Wetgeving in 2023 | Publicatie | Rijksoverheid.nl
Op 1 januari 2023 veranderde de situatie omtrent het verkrijgen van gezamenlijk gezag. Ook ouders die niet getrouwd zijn of geen geregistreerd partnerschap hebben, krijgen gezamenlijk gezag door
een erkenning na 1 januari 2023. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft hierover een flyer gepubliceerd die beschikbaar is in zeven talen.
Flyer gezag door erkenning, 26 januari 2023.
Europese artsenorganisaties, verenigd in de CPME, hebben amendementen gepubliceerd voor de Europese concept verordening over de European Health Data Space (EHDS). Zo stelt de CPME bijvoorbeeld voor dat lidstaten de bevoegdheid moeten hebben om de re-identificatie van anonieme gegevens strafbaar te stellen. Ook kan niet van artsen worden verwacht dat zij blindelings afgaan op gegevens die door patiënten zelf aan het EPD zijn toegevoegd. Ook moeten aansprakelijkheidsrisico’s voor artsen in het geval dat de beschikbare gegevens incompleet zijn, worden verduidelijkt.
Persbericht CPME, 23 januari 2023
De plastisch chirurg heeft klaagster geopereerd aan haar buik. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij in plaats van (alleen) de rectus diastase te sluiten een volledige buikwandcorrectie heeft uitgevoerd, waarbij hij de rectus diastase niet (correct) heeft gesloten, voorafgaand aan de operatie onvoldoende informatie heeft gegeven, de buikwandcorrectie onzorgvuldig heeft uitgevoerd en onvoldoende nazorg heeft geleverd door alleen wondvocht weg te halen en geen littekenbehandeling te hebben geadviseerd. Het is de taak van een zorgverlener om patiënt op een begrijpelijke wijze te informeren over een voorgestelde behandeling voordat een patiënt toestemming geeft voor het uitvoeren van die behandeling. Het in zijn algemeenheid spreken over een buikwandcorrectie die passend is voor de klachten van patiënte betekent nog niet dat er ook sprake is van informed consent. Het is aan de plastisch chirurg om te verifiëren dat klaagster heeft begrepen wat de voorgestelde behandeling in haar specifieke geval inhoudt en vervolgens dat zij hier akkoord mee is. Omdat de plastisch chirurg in het medisch dossier niets heeft genoteerd over een eventuele uitleg aan klaagster over de voorgenomen behandeling en een hiervoor verkregen informed consent kan het college niet vaststellen of de plastisch chirurg wel (voldoende) uitleg over de behandeling heeft gegeven. Het college verklaart het betreffende klachtonderdeel gegrond, voor het overige ongegrond en legt de plastisch chirurg een waarschuwing op.
RTG Amsterdam 24 januari 2023, zaaknr. A2022/4209, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:13
De klacht tegen de psychiater betreft onvrede van de patiënt over de wachttijd voor de behandeling, over de behandeling zelf en de (wijze van) beëindiging daarvan. Ook vindt de patiënte dat de psychiater onvoldoende uitleg heeft gegeven over de klachtenprocedure waarbij zij als psychiater is aangesloten. Het college oordeelt dat de klacht gegrond is voor zover het gaat over de continuïteit van de patiëntenzorg bij de beëindiging van de behandelrelatie. De psychiater is tekortgeschoten bij de begeleiding naar passende zorg elders, de continuïteit van zorg voor klaagster en de communicatie daarover met klaagster. Dat klaagsters gedrag te wensen overliet, is geen geldig argument om van deze verplichtingen af te zien, nu zeker van een psychiater verwacht mag worden dat deze een manier vindt om daarmee om te gaan. Als de psychiater zorgen had voor haar veiligheid, hadden bijvoorbeeld video-contacten een alternatief kunnen zijn. Er was ook geen reden het voorschrijven van medicatie te stoppen. De continuïteit van de zorg is daarmee in het geding gekomen. Dat de psychiater gezien de complexe problematiek van de patiënte geen mogelijkheden meer zag om haar verder te behandelen, vindt het college op zich begrijpelijk. Wel had de psychiater pogingen moeten doen om voor de patiënte elders behandeling te vinden, te meer nu de patiënte ook geen huisarts meer had. Voor het overige acht het college de klacht ongegrond. Het college legt een waarschuwing op.
RTG Zwolle 27 januari 2023, zaaknr. Z2022/4545, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:32
De klacht gaat over de behandeling van klaagster door een huisarts van de Spoedpost voor huisartsen in B. Klaagster heeft zich ’s nachts gemeld bij de Spoedpost met hevige buikklachten die eerder die dag waren ontstaan. Na onderzoek heeft de huisarts een werkdiagnose gesteld en medicatie voorgeschreven. Klaagster heeft later die nacht opnieuw contact gezocht met de huisarts op de Spoedpost. Haar is toen gemeld dat de werking van de verstrekte medicatie moest worden afgewacht en dat in de ochtend contact met de reguliere huisarts kon worden gezocht. Klaagster verwijt de huisarts dat een te beperkt onderzoek is uitgevoerd en daardoor een onjuiste diagnose is gesteld. Zes dagen na het consult bij de huisarts op de Spoedpost is geconstateerd dat de blindedarm van klaagster geperforeerd was.
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond omdat het van oordeel is dat niet is gebleken van een onzorgvuldig of te beperkt onderzoek door de huisarts op de Spoedpost. Het voorgeschreven medicijn was passend bij de werkdiagnose en zou tot vermindering van de pijnklachten hebben kunnen leiden, waardoor achterwege laten van acute pijnbestrijding niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
Waar klaagster kort na het eerste consult opnieuw contact heeft opgenomen met de Spoedpost heeft zij geen belang bij de klacht over het achterwege blijven van het verstrekken van informatie over nader contact met de huisarts.
Ook het handelen van de huisarts bij het tweede telefonisch contact is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar: de werking van de medicatie mocht gelet op het tijdsverloop van minder dan een uur worden afgewacht en klaagster is terecht verwezen naar regulier contact met haar eigen huisarts, dat enige uren later ook is gevolgd.
RTG Zwolle 27 januari 2023, zaaknr. Z2022/4394, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:35
Klacht tegen psychiater over de behandeling van klaagster bij een GGZ-instelling in verband met de bijzondere voorwaarden die opgelegd zijn bij een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De psychiater behandelde klaagster. Onderdeel van het behandelplan was het opstellen van een Delictscenario (DS) en Delict-terugval-preventieplan (DTPP). Klaagster verwijt de psychiater een onzorgvuldige behandeling en onheuse bejegening in een vijfgesprek, waaraan klaagster en de psychiater deelnamen. Tijdens dit gesprek is een confrontatie ontstaan, volgens de psychiater omdat hij zich overvallen voelde door het aantal aanwezigen die voorafgaand aan het gesprek gesproken hadden over de inhoud van het gesprek, waarna het gesprek een onaangename wending nam.
Het college verklaart alle klachtonderdelenk ongegrond omdat de psychiater niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De communicatie van de psychiater tijdens het vijfgesprek had wel beter gekund, maar is in de gegeven omstandigheden niet zo ernstig dat het tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
RTG Zwolle 27 januari 2023, zaaknr. Z2022/4541, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:34
[LET OP: de inhoudsindicatie bij deze uitspraak gaat over een klacht tegen een gz-psycholoog. De juiste inhoudsindicatie die bij deze uitspraak hoort staat in RTG Zwolle 27 januari 2023, zaaknr Z2022/3877, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:36]
Een verzekeringsarts heeft een over de klager een medisch rapport uitgebracht in het kader van een deskundigenoordeel. Klager verwijt de verzekeringsarts dat zij haar onderzoek onzorgvuldig en in strijd met het professioneel handelen heeft gedaan. Het college stelt vast dat de verzekeringsarts klager zelf niet heeft gezien en onderzocht, zij heeft haar rapportage slechts gebaseerd op informatie die zij van de bedrijfsarts heeft verkregen. Daarbij heeft zij haar conclusie niet onderbouwd. De medische rapportage voldoet daarmee niet aan de zorgvuldigheidseisen. Daarmee is de verzekeringsarts volgens het college ernstig tekortgeschoten en de klacht is gegrond.
De verzekeringsarts heeft twee herinneringsbrieven van het college gekregen om schriftelijk verweer te voeren. Zij heeft hieraan geen gehoor gegeven maar telefonisch aan het college laten weten niet meer als arts werkzaam te zijn en niet meer ingeschreven te staan in het BIG-register. Het college oordeelt dat de verzekeringsarts, door geen verweer te voeren en niet ter zitting te verschijnen, geen verantwoording aan klager en het college heeft afgelegd. Ook heeft het college daardoor geen inzicht gekregen in de persoon van de verzekeringsarts. Het college acht op grond van het bovenstaande slechts de maatregel van berisping passend en geboden.
RTG Amsterdam 20 januari 2023, A2022/4231, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:10
De klacht gaat over een huisarts die als arbo-arts werkzaam is bij een gecertificeerde arbodienst. De klacht is dat hij zich onterecht voordoet als bedrijfsarts, dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door diagnoses te stellen, medicatiebeleid voor te stellen in plaats van klaagsters belastbaarheid te beoordelen. Teven zou de supervisie niet op orde zijn en zou de arbo-arts een datalek hebben veroorzaakt door medische informatie met de werkgever van klaagster te delen. Volgens het college is de arbo-arts te sturend geweest tijdens de consulten in zijn advisering waardoor hij intervenieerde in de behandelrelatie van klaagster met diverse zorgverleners. Daarnaast heeft hij verwarring bij klaagster laten ontstaan over zijn rol als arbo-arts door zich in gesprekken wisselend voor te stellen als arts, arbo-arts of bedrijfsarts en zich op papier bedrijfsarts te noemen. Ook was de supervisie niet op orde en heeft de arbo-arts een datalek veroorzaakt door oude consulten met klaagster tussen 2013 en 2018, waar de arbo-arts niet bij betrokken was, per abuis naar de werkgever van klaagster te versturen. Op grond hiervan verklaart het college de klacht deels gegrond en legt het een voorwaardelijke schorsing van één maand op.
RTG Zwolle 17 januari 2023, Z2022/3980,ECLI:NL:TGZRZWO:2023:25
Klagers zijn de ouders van een 16-jarige dochter die in de periode waarover de klachten gaan, niet meer thuis woonde. Klagers verwijten de huisarts samengevat het handelen rondom de situatie van klagers en hun destijds 16-jarige dochter die onder meer in houden dat de huisarts de ouders onvoldoende serieus zou hebben genomen in de zorgen van klagers over hun dochter, dat hij hen onvoldoende betrokken heeft en niet zorgvuldig gehandeld heeft in de begeleiding van ouders in die situatie. Ook wordt geklaagd over de gang van zaken bij de overstap (na 30 jaar) naar een andere huisarts en een te late overdracht van het medisch dossier van klaagster aan de opvolgend huisarts.
Uit de beschrijving van de feiten blijkt dat het om een ingewikkelde situatie ging, waarbij ook Veilig Thuis betrokken was. De huisarts heeft de zorg en begeleiding van de klagers op zich genomen, terwijl een collega huisarts de zorg voor de dochter op zich had genomen.
Het college oordeelt dat de huisarts met zijn handelen in deze situatie binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven. De klacht wordt dan ook in al zijn onderdelen ongegrond verklaard.
RTG Zwolle 17 januari 2023, Z2022/3897, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:26
Klagers zijn nabestaanden van een patiente, bij wier behandeling de arts betrokken was. Klagers verwijten de arts dat hij de melding van de verpleegkundige over de verdere achteruitgang van patiënte niet aan hen heeft gecommuniceerd, dat hij niet gemeld heeft dat er gestart zou worden met morfine en dat hij lab-uitslagen heeft aangepast en verwijderd. Het college oordeelt dat op het moment van voorschrijven van de morfine geen verandering was in de gezondheidssituatie van patiënte. De arts heeft de morfine voorgeschreven zodat patiënte comfortabel zou zijn gedurende de nacht. Er was daarom volgens het college objectief gezien geen aanleiding om contact op te nemen met klagers. Het college geeft in dit geval als “terugkoppeling” mee dat het wel beter was geweest als de familie op dat moment geïnformeerd was, maar de arts is geen tuchtrechtelijk verwijt te maken door dat niet te doen. Het college ziet in het dossier of anderszins geen aanleiding om te twijfelen aan de lab-uitslagen en oordeelt alle klachtonderdelen ongegrond.
RTG Zwolle 6 januari 2023, Z2022/4061, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:20
Op 13 januari 2023 heeft minister Kuipers (VWS) het jaarverslag 2021 aan van de Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (LZA/LP) aan de Tweede Kamer aangeboden. In 2021 zijn bij de commissie zeven meldingen van late zwangerschapsafbreking gedaan. Er zijn geen meldingen ontvangen van levensbeëindiging bij pasgeborenen. In alle zeven gevallen van late zwangerschapsafbreking is de commissie tot het oordeel gekomen dat de betrokken artsen hebben gehandeld overeenkomstig de geldende zorgvuldigheidseisen
Kamerbrief over Jaarverslag 2021 Beoordelingscommissie LZA/LP
Minister Kuipers (VWS) heeft op 19 januari 2023 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin hij het advies van de Gezondheidsraad ( ‘Toepassingskader revaccinatie tegen COVID-19’, d.d. 25 maart 2022), overneemt om de herhaalprik voor COVID-19 alleen aan te bieden aan kinderen van 5- tot en met 11-jarigen met medische aandoeningen waarbij de kans op ernstige COVID-19 verhoogd is en die reeds een basisserie hebben ontvangen, ongeacht of zij al een infectie hebben doorgemaakt.
Kamerbrief over advies COVID-19-vaccinatie voor kinderen van 5 tot en met 11 jaar na 2022
De afgevaardigde huisartsen in de landelijke ledenvergadering van de LHV zeggen ja tegen het voorstel van het LHV-bestuur om het Integraal Zorgakkoord alsnog te ondertekenen. Dit besluit nam de ledenvergadering op dinsdag 24 januari na zorgvuldige weging van de talloze verzamelde reacties, vragen, gesprekken met en meningen van huisartsen. De LHV gaat vanaf nu volop in gesprek met de andere partijen om de afspraken in het IZa uit te werken.
Nieuwsbericht LHV, 24 januari 2023
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft bij drie bedrijven in de geneesmiddelensector informatie opgevraagd. De informatieverzoeken gaan onder andere over geneesmiddelen met zeer hoge prijzen en de voorwaarden waaronder producten en diensten aan zorgaanbieders worden verkocht. Dit doet de ACM naar aanleiding van signalen over praktijken die de concurrentie kunnen verstoren. De ACM is voor een aantal geneesmiddelen een onderzoek gestart of sprake is van excessieve prijzen. De bedrijven zijn verplicht de informatie aan de ACM te geven.
Daarnaast ontving de ACM signalen dat zorgaanbieders worden geconfronteerd met onredelijke voorwaarden bij de afname van producten en diensten en bepaalde diensten alleen in een bundel door hen zijn af te nemen. Daardoor zouden zij betalen voor diensten waaraan zij geen behoefte hebben. De ACM vindt redelijke prijzen en voorwaarden belangrijk voor patiënten, zorgaanbieders en verzekeraars en daarmee voor het functioneren van de zorg als geheel. Daarom is de ACM kritisch op dit soort gedrag en doet zij onderzoek.
Nieuwsbericht ACM, 24 januari 2023
Het Kennis- en dienstverleningscentrum van de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD) behandelde vorig jaar 2.590 juridische vragen en dossiers van artsen en een aantal aanverwante beroepsgroepen. Ruim 60% van de vragen ging over arbeidsrechtelijke onderwerpen zoals arbeidsovereenkomsten, cao’s, salaris en arbeidsongeschiktheid. Van de zorgprofessionals die gebruik maakten van de juridische dienstverlening was 44% medisch specialist, 18% a(n)ios en nog eens 18% viel onder de categorie ‘overige zorgprofessionals’, zoals SEH-artsen, specialisten ouderengeneeskunde, artsen Maatschappij + Gezondheid en artsen verstandelijk gehandicapten. Bij de overige 20% ging het onder andere om vragen van groepen artsen (zoals medische staven) en vragen van wetenschappelijke verenigingen. In lijn met de omvang van de beroepsgroepen stellen psychiaters, internisten en kinderartsen de meeste vragen. De juridische dienstverlening kreeg net als in 2021 een gemiddelde waardering van een 8,5.
Nieuwsbericht LAD 24 januari 2023
Zowel leveranciers als zorgorganisaties moeten hun verantwoordelijkheid nemen om databeschikbaarheid in de zorg mogelijk te maken. Dat zegt Bianca Rouwenhorst - directeur Informatiebeleid en CIO bij het ministerie van VWS - in de podcast Voorzorg van Skipr en Zorgvisie.
Over de winstmarges van ICT-leveranciers is Rouwenhorst genuanceerd: ‘We willen dat zorggeld naar de zorg gaat en niet naar ICT-toepassingen. Dus je moet een draai maken en zorgen dat die ICT-toepassingen die je ontwikkelt ook direct zorgen voor betere zorg.'
VWS heeft een rol door met de betrokken partijen in gesprek te gaan, maar ook de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) is belangrijk. 'Daarin maken we afspraken over standaarden voor gegevensuitwisseling. Dat is minimaal het eerste wat je moet doen. Dan moet je zorgen dat er technisch uitgewisseld kan worden en dan moet je ook nog randzaken regelen, zodat je ook de privacy en het medisch beroepsgeheim kunt borgen.'
Nieuwsbericht ministerie van VWS, 25 januari 2023
Op 25 januari heeft minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid, kamervragen beantwoord over het schrijnend tekort aan forensisch artsen. Daarin zegt zij onder andere dat de pilots bij de GGD’en voor taakherschikking in de forensische geneeskunde hebben opgeleverd dat in vrijwel alle regio’s nu (forensisch) verpleegkundigen werkzaam zijn in de uitvoering binnen de forensische geneeskunde. Het betreft dan vooral inzet bij de uitvoering van bloedproeven (onderdeel van het forensisch medisch onderzoek) en de medische arrestantenzorg. Daarnaast worden er in vijf regio’s ook basisartsen ingezet voor deze taken. Door deze taakdifferentiatie krijgen forensisch artsen ruimte om zich meer te
richten op de specialistische en complexere taken, waarvoor ze zijn opgeleid. De minister geeft verder aan dat de voorwaarden om (forensisch) verpleegkundigen en basisartsen een volwaardig takenpakket te bieden en mogelijkheden voor doorontwikkeling in 2023 verder worden verkend.
Antwoorden op kamervragen over het bericht over het schrijnende tekort aan forensisch artsen
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gaan samen onderzoek doen naar nieuwe, innovatieve ketens van huisartsenzorg. De IGJ en de NZa willen weten of deze initiatieven van huisartsenzorg voldoen aan de normen voor de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg zoals die voor alle huisartsen gelden. Beide toezichthouders ontvangen de laatste tijd veel meldingen van zowel patiënten als zorgverleners over deze nieuwe vormen van huisartsenzorg.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.