Deze nota van wijziging bevat een aanvulling op het wetsvoorstel bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (hierna: Wbsrz). De Wbsrz biedt instanties in het zorgdomein grondslagen voor de uitwisseling van gegevens, waaronder persoonsgegevens, indien dat noodzakelijk is voor de bestrijding van fraude in de zorg. De Wbsrz vormt het kader voor twee afzonderlijke instrumenten voor gegevensuitwisseling ten behoeve van bestrijding van fraude in de zorg: het onderling (persoons)gegevens verstrekken over partijen ten aanzien van wie de gerechtvaardigde overtuiging bestaat dat zij fraude in de zorg hebben gepleegd (Waarschuwingsregister zorgfraude); en het Informatieknooppunt zorgfraude (IKZ). De in deze nota van wijziging voorgestelde uitwisseling van persoonsgegevens gaat over een fase tussen het IKZ en het Waarschuwingsregister in.
In de nota van wijziging is een grondslag opgenomen voor de uitwisseling van gegevens, waaronder persoonsgegevens, tussen gemeenten en zorgkantoren, gemeenten en zorgverzekeraars, gemeenten onderling en binnen gemeenten die noodzakelijk zijn voor het onderzoek naar een redelijk vermoeden van fraude in de zorg, gepleegd in de domeinen Wmo 2015, Wlz, Zvw en de Jeugdwet.Bij algemene maatregel van bestuur (amvb) wordt bepaald welke (bijzondere) persoonsgegevens tussen deze instanties worden uitgewisseld.
De einddatum van de consultatie is 7 september 2022
Internetconsulatie,10 augustus 2022
Een nieuw Europees wetsvoorstel dat communicatiediensten verplicht communicatie te scannen op kindermisbruik, moet worden aangepast. Dat adviseren de European Data Protection Board (EDPB) en de European Data Protection Supervisor (EDPS) aan de Europese Commissie. Volgens de toezichthouders brengt het wetsvoorstel het risico met zich mee dat communicatiediensten meekijken bij álle communicatie tussen mensen in Europa.
Het wetsvoorstel verplicht communicatiediensten de communicatie van hun gebruikers te scannen op beelden van kindermisbruik en pogingen om kinderen online te benaderen met het doel ze te misbruiken (grooming). Onder communicatiediensten vallen chatapps en sociale media, maar ook internetproviders. Die moeten volgens het voorstel niet alleen schriftelijke, maar ook gesproken communicatie scannen.
De EDPB en de EDPS vinden vanzelfsprekend dat kindermisbruik hard moet worden aangepakt. Maar dit wetsvoorstel vormt volgens hen een te groot risico voor de vrijheden van individuen en de maatschappij als geheel.
Nieuwsbericht Autoriteit Persoonsgegevens, 3 augustus 2022
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de 62-jarige huisarts uit Maastricht. De huisarts werd ervan verdacht zijn 76-jarige schoonmoeder van het leven te hebben beroofd door toediening van sederende medicatie. Eind juli sprak de rechtbank Limburg de huisarts vrij van moord dan wel doodslag. De rechtbank zag geen bewijs voor de stelling van het OM dat medicatie in combinatie met een gebrek aan vocht of voeding, de oorzaak van het overlijden is geweest. Evenmin achtte de rechtbank bewezen dat de huisarts de vrouw in een hulpeloze toestand heeft gebracht. Ook is volgens niet komen vast te staan dat de vrouw aan een niet-natuurlijke doodsoorzaak is overleden en dat de door de verdachte opgestelde akte van overlijden valselijk is opgemaakt.
Het OM meent dat een aantal vragen onbeantwoord is gebleven en acht het oordeel van het Hof voor een zaak als deze onontbeerlijk. Het gaat niet alleen om waarheidsvinding, maar ook om actuele en maatschappelijk zeer relevante rechtsvragen.
Nieuwsbericht Openbaar Ministerie, 11 augustus 2022
Rechtbank Limburg 29 juli 2022, nr. 03/720608-17, ECLI:NL:RBLIM:2022:5828
Bij de destijds 9-jarige zoon van de ouders (hierna: de zoon) is op 31 mei 2019 operatief een medulloblastoom (een kwaadaardige tumor in de kleine hersenen) verwijderd. Conform de internationale standaard (het behandelprotocol van de Children’s Oncology Group (COG) ACNS0331) is de zoon daarna voor een vervolgbehandeling met radiotherapie van het centrale zenuwstelsel en chemotherapie naar een kinderoncoloog verwezen. Het protocol bepaalt dat met radiotherapie moet worden begonnen binnen 31 dagen na de operatie. De kinderoncoloog heeft op 20 juni 2019 een melding gedaan bij Veilig Thuis (VT), omdat zij vond dat de ouders zodanig twijfelden over de standaardtherapie, dat zij het een reëel gevaar achtte dat de ouders de therapie niet zouden accepteren, wat voor de zoon fatale gevolgen kon hebben.
De ouders dienen vier tuchtklachten in, namelijk tegen: 1. de kinderoncoloog die op 20 juni 2019 de melding deed (hierna: kinderoncoloog A), 2. de neurochirurg, hoofd van de afdeling, 3. de kinderoncoloog die op 28 juni 2019 het hoofdbehandelaarschap overnam (hierna: kinderoncoloog B) en 4. de kinderoncoloog, in zijn hoedanigheid van lid van de Raad van Bestuur (hierna: kinderoncoloog C). Alle klachten zijn behandeld door het Regionaal Tuchtcollege te ’s Hertogenbosch.
De ouders verwijten kinderoncoloog A dat zij zonder goede reden bij VT een melding van kindermishandeling heeft gedaan, waarmee zij zich schuldig heeft gemaakt aan het onrechtmatig gebruik van een machtsmiddel en daarmee de ouders en hun zoon schade heeft berokkend, waarbij de ouders negen subklachten hebben geformuleerd. De hoofdklacht tegen de neurochirurg luidt dat hij als afdelingshoofd akkoord is gegaan met de melding aan VT en niet heeft ingegrepen, dat hij het handelen van de kinderoncoloog heeft gesteund en actief heeft doorgezet, ondanks de veelvuldige verzoeken van de ouders om de druk en dreiging van VT weg te nemen.
Kinderoncoloog B wordt verweten dat zij als opvolgend hoofdbehandelaar de melding van kindermishandeling bij VT niet heeft ingetrokken, de poging van de ouders om een second opinion te krijgen heeft doorkruist en de ouders van onjuiste en misleidende informatie heeft voorzien.
Kinderoncoloog C wordt ten slotte verweten dat hij als lid van de Raad van Bestuur niet heeft ingegrepen toen kinderoncoloog A de onterechte melding van kindermishandeling bij VT deed, zelfs niet toen hij daar op persoonlijke titel over was aangesproken, en verder dat het ziekenhuis waarvan hij bestuurder is, onder zijn leiding deze handelwijze in de media als juist heeft aangemerkt.
Het college komt in de zaak van kinderoncoloog A tot de conclusie dat zij voldoende reden had om de melding te doen, omdat de ouders niet open stonden voor de voorgestelde – levensreddende – behandeling van hun zoon, zij geen opening zag om hen te overtuigen en geen inzicht had in wat voor behandeling de ouders wel voor ogen stond. Er was sprake van tijdsdruk en de kinderoncoloog heeft voorafgaand aan haar melding de stappen in de KNMG Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld doorlopen. Weliswaar had de kinderoncoloog de melding nog korte tijd (enige dagen tot een week) kunnen uitstellen, maar dat zij dat niet heeft gedaan acht het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Alleen de subklacht dat de kinderoncoloog zonder toestemming van de ouders contact heeft opgenomen met de huisarts acht het college gegrond, maar daarvoor wordt geen maatregel opgelegd.
Het college verklaart de hoofdklacht tegen de neurochirurg ongegrond, omdat de melding bij VT door kinderoncoloog A naar het oordeel van het college niet onterecht is geweest. Het college acht de subklacht dat de neurochirurg geen verslagen van zijn besprekingen met de ouders in het dossier heeft opgenomen wel gegrond, maar legt daarvoor geen maatregel op.
Met betrekking tot kinderoncoloog B komt het college tot de conclusie dat de klacht ongegrond is. Naar het oordeel van het college is de kinderoncoloog zeer zorgvuldig omgegaan met de situatie die na de melding bij VT was ontstaan. De reeds gedane melding kon niet worden ingetrokken, maar de kinderoncoloog heeft er wel voor gezorgd dat Veilig Thuis zich terughoudend heeft opgesteld in afwachting van de second opinion over de behandeling. De kinderoncoloog heeft met toestemming van de ouders alleen medische informatie opgestuurd naar het ziekenhuis dat de second opinion heeft afgegeven en daarmee de second opinion niet doorkruist. Dat zij de ouders onjuiste of misleidende informatie verstrekt zou hebben is het college niet gebleken.
Het college verklaart de klacht tegen de kinderoncoloog C ontvankelijk, omdat het handelen van de bestuurder in deze kwestie gedragingen betreft die voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg (tweede tuchtnorm). Het college verklaart de klacht ongegrond, omdat de melding bij VT door kinderoncoloog A naar het oordeel van het college niet onterecht is geweest en de vertegenwoordiger van het ziekenhuis in het televisieprogramma geen onjuiste uitlatingen heeft gedaan.
RTG ’s Hertogenbosch 5 augustus 2022:
ECLI:NL:TGZREIN:2022:40 (kinderoncoloog A)
ECLI:NL:TGZREIN:2022:41 (neurochirurg, afdelingshoofd)
ECLI:NL:TGZREIN:2022:42 (kinderoncoloog B)
ECLI:NL:TGZREIN:2022:43 (kinderoncoloog C als lid Raad van Bestuur)
Klager verwijt de bedrijfsarts dat zij voor het geven van haar adviezen onvoldoende informatie bij klagers behandelaren heeft ingewonnen, daarbij alleen op haar eigen indruk is afgegaan en dat zij het deskundigenoordeel van het UWV heeft genegeerd. Het RTG oordeelt dat de bedrijfsarts op grond van de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten op haar professionele oordeel mag afgaan en dat zij niet gehouden is om advies van behandelaren in te winnen. De indicaties voor het inwinnen van informatie in de Standaard “Communicatie met behandelaars” van het Lisv gelden niet wanneer het gaat over het vermogen van de werknemer om een gesprek met de werkgever te voeren. Dit geldt ook voor wat de KNMG Code “Gegevensverkeer en samenwerking bij arbeidsverzuim en re-integratie”, in Deel A onder 3, voorschrijft over de samenwerking tussen de verschillende artsen. Het college vindt weliswaar dat de bedrijfsarts er beter aan had gedaan om te wachten op het deskundigenoordeel van de verzekeringsgeneeskundige van het UWV alvorens haar derde advies uit te brengen, maar dit levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Het wachten op het oordeel van de verzekeringsgeneeskundige, of het inrichten van haar eigen advies naar diens bevindingen, valt volgens het college niet zonder meer onder de professionele normen die de bedrijfsarts in acht moet nemen. Het RTG verklaart de klacht ongegrond.
RTG Eindhoven 11 augustus 2022, nr. H2022-3060. ECLI:NL:TGZREIN:2022:45
Tegen een bedrijfsarts is een tuchtklacht ingediend omdat zij zonder enig fysiek onderzoek een functionele mogelijkheden lijst (FML) heeft opgesteld en niet heeft gereageerd op de e-mail van klaagster waarin zij uitgebreid ingaat op de onjuistheden die er volgens haar in de FML staan. Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts niet onzorgvuldig heeft gehandeld door op 24 februari 2021 een FML op te stellen zonder dat een fysiek onderzoek had plaatsgevonden. Niet alleen verkeerde de gezondheidszorg in bijzondere omstandigheden vanwege de coronapandemie, ook beschikte de bedrijfsarts over voldoende informatie om de FML te kunnen opstellen. Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard. Het college stelt vast dat de bedrijfsarts op e-mails van klaagster heeft gereageerd, maar niet inhoudelijk is ingegaan op alle opmerkingen van klaagster op de FML. Van haar mag worden verwacht dat zij e-mails tijdig en adequaat beantwoordt. Het college verklaart de klacht deels gegrond, zonder oplegging van een maatregel. Het college neemt hierbij in aanmerking dat verweerster op haar handelwijze heeft gereflecteerd en dat zij ter zitting heeft aangegeven lering te hebben getrokken uit de klacht. Bovendien is het nalaten van verweerster zonder consequenties voor de verzuimbegeleiding gebleven en is de ernst van het nalaten gering.
RTG Eindhoven 11 augustus 2022, nr. H2022-3713. ECLI:NL:TGZREIN:2022:44
Klaagster heeft een tuchtklacht ingediend over de behandeling van haar overleden echtgenoot (verder: de patiënt) door verweerder. De klacht luidt dat de internist een verkeerde diagnose heeft gesteld bij de patiënt, namelijk de ziekte van Kahler, die hij ondanks aanhoudende klachten niet heeft willen herzien. Daarnaast heeft hij klaagster en de patiënt nooit serieus heeft genomen, door niet te luisteren naar de aanhoudende klachten, waardoor verweerder de diagnose prostaatkanker heeft gemist en heeft hij niets gedaan met klachten van onvrede en aansprakelijkstelling en heeft hij geweigerd een collega van het medisch centrum te woord te staan. Het college komt tot het oordeel dat verweerder niet met enige zekerheid een diagnose heeft gesteld. Verweerder heeft slechts de mogelijkheid geopperd dat de patiënt zou lijden aan een beenmergaandoening en geadviseerd daarnaar nader onderzoek te laten verrichten. Ook ziet het college geen grond voor het oordeel dat verweerder, door niet goed te luisteren naar de patiënt, de diagnose prostaatkanker zou hebben gemist terwijl hij die als bekwaam internist had moeten stellen. Voorts lag het niet op de weg van verweerder als goed zorgverlener om rechtstreeks bij de patiënt te reageren op diens bejegeningsklachten en aansprakelijkstelling, gericht aan de raad van bestuur van het ziekenhuis. Uit geen van de stukken die partijen hebben overgelegd volgt ten slotte dat het medisch centrum contact heeft opgenomen met de internist. Het college verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
RTG Eindhoven 4 augustus 2022, nr. H2022/3481ECLI:NL:TGZREIN:2022:39
Klager heeft in juli 2016 een CABG (bypass-operatie) ondergaan. Klager kwam bij de internist - voor het eerst op 25 november 2016 - met zorgen over diabetes, bloeddruk en in een latere fase de gewichtsafname. Verweerster heeft klager drie keer gezien en onderzocht. Op 30 januari 2017 kreeg klager een hartstilstand en moest hij worden gereanimeerd. Er werd geconstateerd dat er sprake was van een tamponade als complicatie van de CABG in juli 2016. De internist wordt onder meer verweten dat zij de klachten van patiënt heeft gebagatelliseerd, de informatie van de naasten van klager niet serieus heeft genomen, heeft nagelaten om de behandelend cardioloog te raadplegen dan wel klager direct door te verwijzen naar de cardioloog, het medisch dossier onzorgvuldig heeft bijgehouden door het gesprek op de IC niet te vermelden en later is teruggekomen op haar uitspraak dat zij een fout heeft gemaakt. Het college is van oordeel dat verweerster klager adequaat heeft behandeld en dat zij zo laat na de CABG niet attent had moeten zijn op de mogelijkheid van een tamponade. Dat de dochter van klager regelmatig heeft verzocht om onderzoeken, maakt dit niet anders. Het college is verder van oordeel dat verweerster het dossier voldoende zorgvuldig heeft bijgehouden en dat niet is komen vast te staan dat verweerster aansprakelijkheid heeft erkend. Het RTG verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
RTG Eindhoven 11 augustus 2022, nr. H2022/3816. ECLI:NL:TGZREIN:2022:46
Na een uitgebreide evaluatie is het ODA-convenant officieel beëindigd. Onafhankelijk Deskundige Artsen hadden tot taak om bij signalen of verdenkingen van financiële fraude op te treden als buffer tussen het OM en de verdachte arts, als waarborg voor het medisch beroepsgeheim. In de afgelopen vijf jaar is er sporadisch een beroep op de ODA’s gedaan. Omdat dit ook in de toekomst niet wordt verwacht, is besloten om het convenant te beëindigen.
Nieuwsbericht KNMG, 5 augustus 2022
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) signaleert dat de medische zorg aan asielzoekers in crisisnoodopvanglocaties ernstig lijdt onder de huidige crisisomstandigheden. De zorg is soms beperkt tot spoedhulp. Dat is minder dan de gewone medische zorg waarop iedereen recht heeft en ook minder dan de medische zorg die asielzoekerscentra en ‘gewone’ noodopvanglocaties bieden. Zorgverleners kunnen in de crisisnoodopvang vaak niet werken volgens de gebruikelijke normen en richtlijnen, al doen zij nog zo hun best. Het risico bestaat dat de zorg nog meer stagneert.
Dat schrijft de inspectie in een mail aan staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) en minister Kuipers (VWS). Het signaal van de inspectie gaat over crisisnoodopvanglocaties. Die worden in hoog tempo geopend naast al bestaande asielzoekerscentra en de al gebruikelijke ‘gewone’ noodopvanglocaties.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.