Recent bevond ik mij op het Mosplein in de Amsterdamse Bloemenbuurt, de locatie van het voormalige ziekenhuis Amsterdam-Noord. In de gauwigheid telde ik maar liefst acht fastfood-restaurants, geflankeerd door een ambachtelijke bakker, een slager en nog twee andere speciaalzaken. Diezelfde middag bezocht ik Amsterdam-Zuid. Daar bleek de verhouding precies andersom te liggen.1
Het contrast deed mij terugdenken aan Marc Lalonde, de Canadese minister van Volksgezondheid. Begin jaren zeventig brak deze liberaal zich het hoofd over de vraag: hoe kan ik de volksgezondheid verbeteren? Welke factoren spelen daarbij eigenlijk een rol? Waarom worden mensen eigenlijk ziek en hoe kunnen we dat voorkomen? Lalondes denkwerk leidde tot zijn befaamde health field model, sindsdien verplichte kost voor vele medisch studenten in de hele wereld.
Het Mosplein geldt in vaktermen als ‘obesogeen’. Dat is een fysieke omgeving die niet uitnodigt tot gezond gedrag. Het gaat niet alleen om een overmatig aanbod van fastfood-restaurants. Zo zien we in achterstandswijken minder parken en sportvelden, minder fietspaden. Verbind dat met een groep mensen die relatief minder geld te besteden heeft, fysiek zwaarder werk verricht en gemiddeld langer doorwerkt, en je kunt niet verbaasd staan dat in Nederland mensen in achterstandswijken gemiddeld bijna 7,5 jaar korter leven.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek becijfert dat praktisch opgeleiden gemiddeld 57 jaar leven met een als ‘goed’ ervaren gezondheid, tegenover 72 jaar voor theoretisch opgeleiden. Een kloof van maar liefst 15 jaar.
Al jaren verschijnen er schokkende artikelen over deze scheefgroei. Treurigstemmende verhalen die helaas ook afstompen. Alsof gezondheidsverschillen van deze omvang een vaststaand gegeven vormen. Alsof we er niets aan kunnen doen.
Dat ligt in werkelijkheid anders. Zeker, we kunnen ervoor kiezen om de andere kant op te blijven kijken. Maar we kunnen ook zeggen: in een beschaafd democratisch land hoort je gezondheid los te staan van de plek waar je woont.
We zouden kunnen afspreken dat we de status quo niet langer accepteren en dat we actief werk maken van het opheffen van de gezondheidskloof. Want de norm van postcodevrije gezondheid is niet vrijblijvend. Lalonde is daarover kristalhelder. In zijn model vraagt hij niet alleen aandacht voor de impact van de fysieke omgeving, maar ook voor de effecten van leefstijl, de toegankelijkheid van zorgvoorzieningen en biologische factoren.
De medische zorg levert 11% bijdrage aan gezondheid. De factoren leefstijl, en sociale en fysieke omgeving dragen 67% bij aan gezondheid. (Bron: Determinants of Health Visualized).
Dus wie streeft naar postcodevrije gezondheid moet zich in het bijzonder bezighouden met de eerste twee factoren van Lalondes model (fysieke en sociale omgeving, en leefstijl) en hun onderlinge relatie. Wie dit doordenkt, ziet een gezondheidsprogramma verschijnen van enorme omvang en potentiële impact.
Het streven naar postcodevrije gezondheid kan alleen met een wet voor preventie en een preventiecommissaris met Health in All Policies (beide eerder door mij op deze plaats bepleit) en we hebben alle stukken op tafel om echte positieve verandering te bereiken.
Een noodzaak? Urgentie? Ja, vraag maar aan Lalonde.
René Héman, voorzitter artsenfederatie KNMG
1 Afgeleid uit NRC-artikel.
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl