De regering wil af van de huidige Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Tegelijkertijd moeten zorgaanbieders volgens nieuwe wetsvoorstellen transparanter zijn. Dit is niet logisch en bedreigt de vertrouwelijkheid van de arts-patiëntrelatie.
13 augustus 2012 - Column van Aart Hendriks, coördinator gezondheidsrecht, KNMG.
We moeten tegenwoordig allemaal transparant zijn. De regering wil de transparantie voor haarzelf via de WOB echter terugschroeven. Aldus de voorgestelde wetswijziging, die de regering begin juli op internet heeft geplaatst (1). Doel van dit voorstel is dat de overheid ‘onredelijke’ verzoeken om openbaarmaking van stukken niet in behandeling hoeft te nemen. De overheid wil geen tijd en geld verdoen aan burgers en journalisten die om oneigenlijke redenen stukken willen ontvangen.
Gelet op de achtergrond van de WOB is dit een opmerkelijke stap. Openbaarheid is geen privilege maar recht van burgers en journalisten. Het moet hen in staat stellen om democratische controle uit te oefenen. Daarom heeft iedereen het recht om overheidsinformatie in te zien. Daarbij zijn ‘overheid’ en ‘informatie’ ruime begrippen. Ook UMC’s, e-mailberichten en calamiteitenrapporten vallen hieronder. Calamiteitenrapporten? Ja, zeker. Zodra een zorgaanbieder een calamiteit meldt bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is sprake van een document waarop de WOB van toepassing is. Iedereen kan dat dan opvragen, tenzij de IGZ zich op een uitzonderingsgrond kan beroepen.
De overheid kan documenten ook uit eigen beweging openbaar maken. Zo plaats de IGZ sinds 2005 steeds meer informatie op haar website, bijvoorbeeld over verscherpt toezicht of het sluiten van een zorginstelling. Zorgaanbieders zijn niet blij met deze vormen van negatieve publiciteit. Zolang de IGZ alle belangen zorgvuldig weegt, is dit volgens de rechter echter toegestaan.
De regering wil thans de passieve (op verzoek van burger of journalist) openbaarmaking beperken, maar actieve openbaarmaking door organisaties als de IGZ gaan voorschrijven. Dat laatste gebeurt niet via de internetconsultatie, maar via een voorgenomen aanpassing van de Gezondheidswet (2). Tweede Kamerlid Peters (GroenLinks) gaat nog een stapje verder. Zij wil via haar initiatiefwetsvoorstel de WOB ook van toepassing verklaren op niet-overheidsorganen op het gebied van zorg en welzijn, waaronder ziekenhuizen en zorgverzekeraars (3). Als het aan haar ligt kunnen burgers bij deze organisaties voortaan ook WOB-verzoeken indienen. Openbaarheid heeft dan nog minder te maken met democratische controle op de overheid, maar wordt dan een doel op zich.
Transparantie staat in de zorg op gespannen voet met vertrouwelijkheid. Met patiëntgegevens moet zorgvuldig worden omgegaan. En ook artsen hebben recht op privacy. Vandaar dat zorginstellingen zeer bezorgd zijn als burgers bij de IGZ gegevens van een calamiteitenmelding kunnen opvragen die privacygevoelige informatie bevat. Als het aan Peters ligt moeten de instellingen straks zelf die informatie gaan verstrekken.
Alleen al om die reden verdient het wetsvoorstel van Peters geen steun. Ik heb eveneens twijfels bij het nut van meer actieve openbaarmaking. Als dit middel wordt ingezet om het publiek ‘te informeren’ over de zorg dient rekening te worden gehouden met de belangen van alle betrokkenen. Meer transparantie in de zorg is niet bepaald gunstig voor het vertrouwen van patiënten en de privacy van artsen. De KNMG zal deze zorgen op transparante wijze overbrengen.
Aart Hendriks, coördinator gezondheidsrecht, KNMG