De tijdsdruk is hoog en je kent de patiënt niet. Hoe pas je dan het nieuwe afwegingskader in de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld toe? ‘Kwestie van doen,’ zegt spoedeisende hulparts Judith Hoefnagels. ‘Creëer een veilige situatie en uit je zorgen, zonder daarbij een oordeel te geven. Als je het bespreekbaar maakt en hiervoor de tijd neemt, beginnen patiënten vaak zelf te vertellen.’
Op de spoedeisende hulp moet je in korte tijd een band opbouwen met de patiënt, vertelt Hoefnagels. ‘Zodat deze zich gezien en gehoord voelt en gerustgesteld wordt. Daarop zijn we getraind en daar zijn we ook goed in. Dat is een voordeel op het moment dat je vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld hebt.’ Ze realiseert zich dat de drukte op de spoedeisende hulp een belemmering kan zijn.
Hoefnagels: ‘Ondanks de hectiek kun je een rustig gesprek voeren. Een afgesloten kamer regelen, je pieper uitzetten. Dat kún je organiseren. Als je het maar belangrijk genoeg vindt en er prioriteit aan geeft.’ Probeer informatie te krijgen over de situatie thuis, is haar advies. ‘Zodat je ofwel wordt gesterkt in je vermoeden of juist wordt gerustgesteld. En als het gaat om een wat ouder kind, praat dan ook met het kind zelf.’
Als iemand op de spoedeisende hulp terechtkomt, dan is in het geval van huiselijk geweld de spanning thuis zo hoog opgelopen dat het is misgegaan. Dat biedt een gouden kans om iets te doorbreken bij die persoon. Die zal er op dat moment waarschijnlijk zo doorheen zitten dat het juist fijn is dat er iemand is die luistert en oog heeft voor zijn of haar problemen. Zodra je denkt: dit verhaal klopt niet bij het letsel, of het verhaal verandert telkens, dan zou er wel eens iets anders aan de hand kunnen zijn. Dan moet je doorvragen’, licht Hoefnagels toe.
Ze benadrukt het belang van goede scholing. ‘In de WOKSEH-cursus van de Stichting Spoedeisende Hulp bij Kinderen leer je in twee dagen veel over hoe je om kunt gaan met risicofactoren. Ook oefen je gesprekstechnieken. En die gesprekstechnieken zijn hard nodig, want Hoefnagels heeft nog nooit meegemaakt dat iemand meteen uit zichzelf vertelde dat er kindermishandeling of huiselijk geweld speelde. ‘Maar het is ook vrij lastig voor mensen om dat heel erg actief te blijven verbergen. Als je maar zo goed mogelijk die veilige sfeer creëert en het gesprek op de juiste manier insteekt, dan bewegen mensen vaak met je mee. Ze laten meer los over wat er thuis allemaal aan de hand is. Ik heb meegemaakt dat mensen vertellen dat er al een uithuisplaatsing is geweest en dat het kind nu weer terug is. Of ze vertellen dat ze al contact met Veilig Thuis hebben gehad.’
Recent had ze bijvoorbeeld nog een heel open gesprek met een vrouw van rond de 30 met twee kleine kinderen. ‘Ze kwam met een intoxicatie door alcohol en drugs, maar herstelde daar vrij snel van. Medisch inhoudelijk was er eigenlijk niets aan de hand, maar ik wilde nog wel de kindcheck doen. Ze vertelde over haar problematische verleden en dat ze elke avond als de kinderen op bed lagen wiet rookte. Ze had al contact gehad met Veilig Thuis, maar dat was ook weer afgesloten.’ Hoefnagels vond het alles bij elkaar zo veel dat ze de vrouw vertelde dat ze met Veilig Thuis ging overleggen. ‘En dat als zij ook vonden dat de situatie zorgelijk voor de kinderen was, ik een melding zou doen. Natuurlijk had deze moeder geen zin in Veilig Thuis, maar ze vond het wel fijn dat ik alles zo open met haar besprak.’
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, mail dan naar communicatie@fed.knmg.nl.
Geef uw reactie