“Er is een eerste-hulp-kit voor artsen nodig bij het onderling bespreekbaar maken van gevoelige onderwerpen”, oppert prof. dr. Ian Leistikow. Hij pleit voor beleidsvorming, open communicatie op de werkvloer en het bewust organiseren van je eigen feedback.
Leistikow is inspecteur bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en bijzonder hoogleraar Overheidstoezicht op Kwaliteit en Veiligheid van de Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Leistikow en ABS-artsen, een programma van de KNMG, leveren op hun eigen manier een bijdrage aan een gezonde en veilige werkomgeving voor artsen.
Uit verschillende onderzoekenblijkt dat artsen het moeilijk vinden om met elkaar in gesprek te gaan over gevoelige onderwerpen zoals middelengebruik en verslaving. Hiervoor heeft Leistikow een oplossing: “Als je kijkt naar een groep artsen binnen een organisatie, kun je volgens internationale literatuur zeggen dat 1 op de 7van hen een stoornis in middelengebruik heeft.” Uit onderzoek blijkt dat artsen door de hoge werkdruk en een verstoord leefritme meer risicolopen dan de algemene bevolking, waar volgens de literatuur 1 op de 8mensen te maken krijgt met een stoornis in middelengebruik. “Als je dit weet”, vervolgt Leistikow, “is het raar om daar niet al bij voorbaat bij stil te staan en afspraken over te maken. Dit kan het gesprek erover normaliseren en het gevoel van schaamte verminderen.”
Leistikow ziet verschillende mogelijkheden: “Het begint met een organisatiebreed beleid gericht op middelengebruik en verslaving hebben en daarmee goed werkgeverschap stimuleren.” Voor Leistikow staat goed werkgeverschap voor het actief creëren van een setting waarbinnen mensen tot bloei komen, waarin ze waardering krijgen en op een rechtvaardige manier behandeld worden, zodat ze tot hun recht komen.
“Hiernaast kun je afspraken maken op afdelingsniveau, in een praktijk of medisch specialistisch bedrijf. Je kunt met elkaar uitspreken: ‘Een deel van ons gaat mogelijk een probleem met middelen of een gedragsverslaving krijgen. Hoe gaan we hiermee om? Hoe zorgen we ervoor dat we op tijd hulp bieden?’ Verslaving is een ziekte. Bovendien ben je medeverantwoordelijk op het moment dat je weet dat iemand een probleem heeft. Laten we in gesprek gaan en blijven over hoe het met ons gaat. En laten we, als een collega open is over problemen, elkaar helpen zodat hij of zij weer fit to practice wordt.”
In zijn werkzaamheden als inspecteur en binnen zijn leerstoel komt Leistikow in aanraking met disfunctioneren door verschillende oorzaken: “Bij disfunctioneren wil je bereiken dat iemand weer goed gaat functioneren. Diegene is losgeraakt van het peloton. Mogelijk is niemand met deze collega in gesprek gegaan. Of is het wel geprobeerd, maar is het om wat voor reden dan ook niet gelukt. Of is er niet doorgepakt toen het nodig was.”
“We hebben binnen de geneeskunde onszelf aangeleerd dat we onfeilbaar moeten zijn en als gevolg schamen we ons als we fouten maken”, analyseert hij. “Schaamte is een heftige emotie die ervoor zorgt dat je je wilt verstoppen. Wij hoeven ons als mens niet te schamen voor fouten. We kunnen ervan leren.”
“Daarnaast hebben we afgeleerd eerlijke feedback te geven over iemands functioneren. Iedereen kan te maken krijgen met disfunctioneren. Het zou goed zijn als artsen en managers hun eigen feedback organiseren. Als niemand je feedback geeft, kun je ontsporen. Dit vertelt de geschiedenis al. In het Rome van 2000 jaar geleden fluisterden mensen ‘je bent maar een mens’ in de oren van een generaal tijdens zijn overwinningstoer. Zo hielden ze de overwinnaar met beide benen op de grond. Daarnaast ervaren mensen feedback op gedrag, vaak als feedback op iemands karakter. Hierdoor voelt het als een aanval. Als dat ook je uitgangspunt is wanneer je feedback geeft, vormt het een enorme drempel om met iemand in gesprek te gaan. Terwijl het voor iemand heel dankbaar kan zijn om met een vertrouweling te kunnen spreken.”
Leistikows advies is om zo snel mogelijk met een collega in gesprek te gaan bij een vermoeden van middelengebruik of verslaving: “Uit medemenselijkheid en vanwege patiëntbelang, is het eigenlijk oncollegiaal om het niet te bespreken. Zelf zou ik dat gesprek aangaan zoals ik zou willen dat iemand met mij in gesprek zou gaan. Waardevrij spreken en niet denken dat het iemands eigen keuze is.” Hij adviseert altijd het belang van de persoon zelf centraal te stellen: “En pak door als het eerste gesprek misschien niet gaat zoals je wilt. Als je niet ingrijpt wordt het erger en zal het uiteindelijk leiden tot schade bij de patiënten en voor de arts zelf. Mogelijk schieten er allemaal rationalisaties door je hoofd. ‘Heb ik het wel goed gezien?’, ‘Misschien valt het allemaal wel mee…’. Dat zijn geen redenen om het niet bespreekbaar te maken.”
Ook hiërarchie kan een drempel zijn om gevoelige onderwerpen bespreekbaar te maken. Leistikow: “Je kunt over dit soort moeilijke gesprekken intern afspraken maken. Wat ik altijd een mooi voorbeeld vind, is een aanpak van een bekende traumachirurg. Hij vroeg aan iedereen op de afdeling op te letten wat hij over het hoofd had gezien. En als de medewerkers iets ontdekten, konden ze hem bellen. Vervolgens volgde een compliment aan degene die belde en de woorden ‘we gaan het rechtzetten’. Zo haalde hij de drempel om de professor te bellen compleet weg.”
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl