De kans dat we als arts vroeg of laat een collega moeten raadplegen is groot. Nog groter is de kans dat we als arts een collega in de spreekkamer krijgen. Goede voorbereiding maakt dan het verschil tussen een succesvolle of gefrustreerde behandeling.
Artsen gedragen zich niet zelden anders als hun patiënt zelf ook arts is. Dat kan leiden tot onderbehandeling of juist overbehandeling. Volgens Amerikaans onderzoek zijn er drie significante uitdagingen voor de behandelend arts[i]. Allereerst het bewaken van grenzen: het ene moment is de arts nog een bevriende collega waarmee van alles in en rondom het werk gedeeld wordt. Plots verandert die relatie in de behandelkamer als de amicaliteit en collegialiteit plaatsmaakt voor ongelijke rollen: die van behandelaar en die van patiënt. Ten tweede wordt soms onterecht uit gegaan van de medische kennis en gezond gedrag bij de arts-patiënt. Hierbij wil de behandelend arts voorkomen om pijnlijke of intieme zaken te vragen of bespreken. Ten derde kan de toegang van de arts-patiënt tot medische kennis, onderzoeken of meningen van collega’s het behandelingsproces ernstig verstoren: er vindt dan geen gedegen consult plaats. Met als gevolg dat onderzoeken worden overgeslagen of juist te agressief ingezet. Of dat anamnese, onderzoek en differentiaal diagnostische overwegingen niet worden gedocumenteerd na een koffiekamerconsult.
De ervaring van artsen die gewend zijn collega’s te behandelen zijn eenduidig en helder: doe wat je normaal ook bij een patiënt doet. De behandelend arts zal een niet-betuttelende houding moeten vinden om de arts-patiënt net zo goed voor te lichten als elke andere patiënt. Bekendheid met het vak is namelijk geen garantie voor een adequate kennis van een specifieke en gepersonaliseerde specialistische behandeling[ii].
Daarnaast is het belangrijk om met drie strategieën ervaring op te doen: erkenning geven voor de (lastige) positie en rol van de arts als patiënt, niet uitgaan van medische voorkennis van de arts-patiënt en ruimte laten voor autonomie en onderhandeling binnen onderdelen van onderzoek en behandeling.
Voor minder ervaren artsen op dit gebied kan het helpen om niet zonder overwegingen af te wijken van richtlijnen en goede gebruiken. De behandelend arts moet dit proces continu bewaken. Ook hier geldt: oefening baart kunst. Het eigen handelen kan met collega’s en tijdens intervisie worden geëvalueerd en bijgestuurd.
Behandelend artsen van arts-patiënten kunnen overigens voor complexe situaties komen te staan. Vooral als de patiëntveiligheid in het geding is. Als daar aanleiding toe is, dan is het hun taak om arts-patiënten te adviseren om tijdelijk te stoppen met werken. Of om erop aan te dringen naar de bedrijfsarts te gaan voor een beoordeling van arbeidsgeschiktheid. Uiteraard niet om op de stoel van de bedrijfsarts te gaan zitten, maar wel om een inschatting te maken van fysieke en mentale beperkingen die samenhangen met de behandeling en ziekte.
Voor de behandelend arts kan een conflict van plichten ontstaan. Bijvoorbeeld als zijn arts-patiënt een gevaar vormt voor zichzelf of de patiëntenzorg en hierin geen eigen verantwoordelijkheid neemt. Dan is intercollegiaal overleg, intervisie of moreel beraad nodig, om een afweging te maken in het dilemma tussen vertrouwen en beroepsgeheim jegens de arts-patiënt en de veiligheid van arts-patiënt en zijn of haar patiënten. Een melding aan werkgever, bestuursverantwoordelijke of IGJ is soms een uiterst redmiddel of een noodzakelijke stok achter de deur[iii][iv].
“The physician who treats another physician has a fool for a patient”[v]
Ook artsen kunnen ontevreden zijn over hun behandeling als patiënt. Meestal gaat het mis op het vlak van informatievoorziening, bejegening en verwachtingen. Ook hier geldt dat het niet vanzelfsprekend is dat de arts vanuit zijn patiëntenrol wel weet wat er gaat gebeuren, wat de prognose is of welke procedures en complicaties er kunnen volgen.
Veel artsen vinden het moeilijk om zelf de patiëntenrol aan te nemen. Ze worden niet vaker ziek dan niet-medici, maar gedragen zich vaak ongezonder dan de gemiddelde patiënt. Ze lopen vaak lang door met klachten, zodat ze een gevaar vormen voor hun eigen gezondheid. Vaak speelt er schaamte, met name bij mentale problemen, zoals burn-out-gevoelens of een verslaving. Ook vinden artsen het vaak vanzelfsprekend om zichzelf te behandelen. Bijvoorbeeld omdat ze zelf de controle willen houden. Verder kunnen zorgen over privacy een rol spelen. En soms voelen artsen zich verplicht om te blijven werken, omdat ze geen negatieve indruk willen wekken[vi] [vii] of omdat ze collega’s niet extra willen belasten.
Dat zelf-dokteren[viii], ontkennen en uitstellen van hulpvragen levert vaak een slechtere behandeling en prognose op. Het afwijken van de normale werkwijze vormt daarmee een serieus risico voor de gezondheid van artsen.[ix]
In de medische opleiding is nauwelijks aandacht voor de arts als patiënt vanuit het behandelaarsperspectief. Medisch-inhoudelijk gezien hoeft dat ook niet. Artsen hebben als patiënt geen speciale behandeling nodig. Wel is het essentieel dat behandelend artsen zich bewust zijn van de eerder beschreven uitdagingen. Aandacht, training en begeleiding kunnen op dit vlak een essentieel verschil maken tussen een gefrustreerde, suboptimale of afgebroken behandeling en een geslaagde behandeling met een dankbare patiënt. Intercollegiaal overleg, intervisie en coaching helpen met het herkennen van een rolverwisseling en hoe te handelen.
Door kennis en vaardigheden op dit vlak kunnen behandelend artsen van arts-patiënten een dankbare en waardevolle investering leveren aan de gezondheid van hun vakgenoot en zijn of haar patiënten. En een troost voor artsen die de patiëntenrol hebben moeten aannemen: ze worden er betere dokters door, vanwege beter ontwikkelde communicatievaardigheden en een groter empathisch vermogen[x].
Auteurs: Hans Rode, psychiater, Joanneke Kuppens, verslavingsarts KNMG en Michelle Prud’homme, casemanager, allen verbonden aan het hulpprogramma ABS-artsen.
i Domeyer-Klenske A1, Rosenbaum M, When doctor becomes patient: challenges and strategies in caring for physician-patients. Fam Med. 2012 Jul-Aug;44(7):471-7
ii https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/pas-op-als-de-patient-een-dokter-is.htm
iii https://www.knmg.nl/actualiteit-opinie/columns/column/twee-vliegen.htm
iv https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/artseninfolijn/praktijkdilemmas-1/praktijkdilemma/beroepsgeheim-schenden-als-patient-dreigement-uit.htm
v https://en.wikiquote.org/wiki/William_Osler
vi Kay M, Mitchell G, Clavarino A, Doust J. Doctors as patients: a systematic review of doctors' health access and the barriers they experience. Br J Gen Pract 2008;58:501–8.
vii Montgomery AJ, Bradley C, Rochfort A, Panagopoulou E. A review of self-medication in physicians and medical students. Occup Med (Lond) 2011;61:490–7.
viii Krall EJ. Doctors who doctor self, family, and colleagues. Wisc Med J 2008;107(6):279-84
ix De Jong C, De Haan H, Dam I, De verslaafde arts. Med. Contact 64 nr. 7, 12 februari 2009, 285
x Fox FE, Rodham KJ, Harris MF, et al. Experiencing “the other side”: a study of empathy and empowerment in general practitioners who have been patients. Qualitative Health Research. 2009;19(11):1580-1588.
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl