Indien een patiënt overlijdt, dient de behandelend arts het lichaam te schouwen. Als hij niet overtuigd is van eennatuurlijke doodsoorzaak, moet een arts specifieke stappen nemen. Maar welk verschil maakt de Nederlandse wet tussen natuurlijke en niet-natuurlijke dood? Wanneer is sprake van een overlijden als gevolg van een calamiteit of een complicatie? En wat moet de arts in dergelijke situaties doen? De Handreiking (Niet-)natuurlijke dood geeft antwoord op deze vragen en is bedoeld om een eenduidige invulling te geven aan deze wettelijke begrippen.
Wanneer iemand is overleden, wordt het lichaam doorgaans door de behandelend arts geschouwd. De arts mag alleen een verklaring van overlijden afgeven als hij ervan overtuigd is dat de patiënt door een natuurlijke oorzaak is overleden. Bij twijfel moet hij de gemeentelijke lijkschouwer (schouwarts) inschakelen. Bij minderjarigen moet er altijd overleg plaatsvinden. Als ook de gemeentelijk lijkschouwergeen overtuiging van natuurlijk overlijden heeft, brengt die verslag uit aan de officier van justitie. De officier van justitie kan besluiten om een onderzoek in te stellen naar de toedracht van het overlijden wanneer het overlijden mogelijk verband houdt met een strafbaar feit. Als de patiënt is overleden door een onvoorziene of onverwachte gebeurtenis in de zorg, dan spreken we over een calamiteit. Deze moet worden gemeld bij de IGZ.
Voor artsen en andere zorgverleners is niet altijd duidelijk wat de wet verstaat onder een natuurlijke en onder een niet-natuurlijke dood. Ook het verschil tussen een calamiteit en een complicatie in de zorg vraagt om verheldering. De Handreiking (niet-)natuurlijke dood beoogt een eenduidige invulling te geven van dezewettelijke begrippen.
De Handreiking biedt houvast aan artsen voor verschillende situaties van handelen. Bijvoorbeeld als een arts niet zeker weet of de patiënt op een natuurlijke manier is overleden. Of als een arts eerst wel dacht aan een natuurlijke dood, maar achteraf toch twijfelt. Hiernaast wordt ingegaan op het handelen bij enkele bijzondere omstandigheden van overlijden.
In de Handreiking wordt tenslotte de rol van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM) uitgelegd. In welke situaties moet een arts of andere zorgverleners bij de toezichthouder een melding doen en/of de lijkschouwer inschakelen? En hoe gaan deze instanties vervolgens met deze meldingen om?
De Handreiking (niet-) natuurlijke dood is ontwikkeld door het OM, de IGZ, de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunde (KNMG) en het Forensisch Medisch Genootschap (FMG).
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl