Verweerder is als verzekeringsarts bij het UWV betrokken geweest bij het opstellen van een deskundigenoordeel over de mogelijke re-integratie van klager bij zijn toenmalige werkgever. De verzekeringsarts heeft klager eenmaal thuis bezocht en erna nog enkele pogingen gedaan klager (onaangekondigd) thuis te bezoeken. Klager heeft deze contacten als ongewenst en (seksueel) grensoverschrijdend ervaren. Klager verwijt de verzekeringsarts o.a. dat hij niet de noodzakelijke professionele distantie in acht heeft genomen en dat hij zich grensoverschrijdend heeft gedragen door buiten het spreekuur om onuitgenodigd in de privésfeer van klager binnen te dringen. Ook verwijt klager de arts dat hij zich onprofessioneel heeft gedragen door geen rekening te houden met de afhankelijke positie van klager, diens jonge leeftijd en mentale gesteldheid. Het college oordeelde dat de verzekeringsarts door huisbezoeken af te leggen buiten het kader van een beoordeling en buiten het spreekuur om, onvoldoende professionele distantie heeft gehouden ten opzichte van klager, waardoor klagers persoonlijke levenssfeer werd geschonden. Het college acht dit klachtonderdeel dan ook gegrond. Verder concludeerde het college dat ongeacht de leeftijd en mentale gesteldheid van klager, de verzekeringsarts een professionele houding had moeten aannemen, wat niet het geval was bij het afleggen van de huisbezoeken. Ook de klacht betreffende het onaangekondigde huisbezoek van de verzekeringsarts, verklaart het college gegrond. Het college acht het niet gepast dat de verzekeringsarts tweemaal onaangekondigd bij klager thuis is geweest. Het college acht het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de verzekeringsarts onvoldoende professionele distantie heeft betracht, wat de maatregel van een berisping zou rechtvaardigen. Echter, gezien zijn toetsbare opstelling tijdens de procedure, zijn lering uit het incident, en de reeds opgelegde sanctie door het UWV, volstaat het college met een waarschuwing als passende maatregel.
RTG 's-Hertogenbosch 1 mei 2024, zaaknr. H2023/5659, ECLI:NL:TGZRSHE:2024:34
Klager heeft op een aanvraagformulier voor een rechtsbijstandsverzekering een vraag onjuist beantwoord, waarop de verzekeraar overwoog hem de verzekering te weigeren. Klager stelde dat zijn fysieke en psychische toestand de oorzaak was van zijn onjuiste antwoord, waarna de verzekeraar een arts, zijn medisch adviseur inschakelde. De arts concludeerde na beoordeling van medische documentatie dat er geen medische redenen waren die klagers vermogen om de vragen te begrijpen zouden beïnvloeden. Klager verwijt de arts dat onder andere er geen inzage-, correctie- en blokkeringsrecht is gegeven over het uitgebrachte advies. Het college oordeelt dat het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht van toepassing is op het medisch advies dat de arts heeft opgesteld, en dat de arts klager daar actief op had moeten wijzen voordat het advies aan de rechtsbijstandsverzekeraar werd verstrekt. De arts heeft daarmee in strijd gehandeld met de wet, ondanks haar argument dat klager niet geholpen zou zijn geweest met het inroepen van zijn blokkeringsrecht. Hoewel de arts in strijd heeft gehandeld met een wettelijke bepaling door het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht niet actief aan klager voor te houden, oordeelt het college dat in dit geval geen maatregel nodig is. De gang van zaken was uitzonderlijk en eenmalig, waarbij de standaardprocedure niet was ingericht op het type advies dat hier werd gevraagd. De arts heeft lering getrokken uit de klacht, en de rechtsbijstandsverzekeraar heeft besloten deze werkwijze in de toekomst niet meer te volgen. Daarom wordt geen maatregel opgelegd.
RTG 's-Hertogenbosch 1 mei 2024, zaaknr. H2023/5382, ECLI:NL:TGZRSHE:2024:35
Klager, de vader van een jongen die patiënt was bij de huisarts, kreeg in 2020 het ouderlijk gezag toegekend na een juridische strijd met zijn ex-partner. Op enig moment heeft de huisarts een melding bij Veilig Thuis gedaan omdat hij zich zorgen maakte over de situatie van de jongen. Volgens de huisarts zat de jongen klem tussen zijn vader en moeder vanwege een langdurige vechtscheiding. Hij merkte op dat de jongen veel last had van deze situatie, inclusief emotionele schade, zoals angst, huilen en hoofdpijn. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft vastgesteld dat de huisarts ernstige fouten in deze zaak heeft gemaakt en acht alle drie de klachtonderdelen gegrond. De huisarts heeft niet voldaan aan de zorgvuldigheidseisen zoals vastgelegd in de KNMG Meldcode voor kindermishandeling en huiselijk geweld, zoals hem verweten wordt in klachtonderdeel a. Hij heeft nagelaten om signalen van kindermishandeling nader te onderzoeken en deze feitelijk en volledig vast te leggen in het dossier van de patiënt. Klachtonderdeel b, over het omgaan met het patiëntendossier, is eveneens gegrond bevonden. De huisarts heeft eenzijdig informatie van de ex-partner van klager over klager in het dossier van de minderjarige zoon opgenomen, zonder open te staan voor informatie van de zijde van klager. Dit terwijl de huisarts op de hoogte was van de jarenlange juridische strijd tussen de ouders over gezag en omgang betreffende hun zoon, en ook wist dat klager het ouderlijk gezag over zijn zoon had gekregen. Tenslotte heeft het college klachtonderdeel c gegrond verklaard, waarin klager de huisarts verwijt dat hij onvoldoende is betrokken bij de zorg voor zijn zoon. De huisarts heeft klager structureel en zonder goede reden niet betrokken bij de behandeling van zijn zoon en hierover uitsluitend met de andere met het gezag belaste ouder overlegd. Dit terwijl beide ouders, ook na een scheiding, betrokken moeten worden bij belangrijke behandelbeslissingen en informatieverstrekking over hun kind. Als maatregel heeft het college de huisarts een berisping opgelegd. Hij heeft de regelgeving over informatieverstrekking, dossiervoering, betrokkenheid van beide ouders bij behandelingen en het doen van een melding bij Veilig Thuis niet nageleefd, ondanks de wetenschap van de langdurige juridische strijd tussen klager en zijn ex-partner over de zorg voor hun zoon.
RTG Amsterdam 3 mei 2024, zaaknr. A2023/6571, ECLI:NL:TGZRAMS:2024:98
De handreiking "Goede cliëntvertegenwoordiging" richt zich op de rol van een vertegenwoordiger wanneer een cliënt niet in staat is om zelf weloverwogen beslissingen te nemen. De handreiking legt uit wat een cliëntvertegenwoordiger is, en legt de taken en verantwoordelijkheden van deze rol uit. De handreiking biedt ook praktische adviezen en voorbeelden uit de praktijk. Het doelpubliek omvat zorgverleners die te maken hebben met cliënten die niet volledig in staat zijn om de gevolgen van beslissingen over zorg of behandeling te begrijpen. Er is ook een versie beschikbaar voor cliënten en hun naasten. Vilans heeft deze handreiking ontwikkeld in samenwerking met verschillende organisaties, waaronder KNMG, Mentorschap Nederland, Patiëntenfederatie Nederland, Raad op Maat en V&VN, waarbij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) dit project heeft gefaciliteerd.
Nieuwsbericht Vilans, 2 mei 2024
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) introduceert een nieuwe beleidsregel die intensieve samenwerking tussen zorgaanbieders moet stimuleren, zowel binnen als buiten de Zorgverzekeringswet. Het experiment, dat vijf jaar duurt, zou ruimte bieden voor sector- en domein overstijgende afstemming over specifieke groepen patiënten aldus de NZa. Een open betaaltitel met vrij tarief zou maatwerkafspraken mogelijk maken tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars, waardoor zij samen de invulling van hun samenwerking bepalen. De NZa ondersteunt deze ontwikkeling met een handleiding om regio's verder te helpen bij de implementatie van de beleidsregel.
Het Europees Parlement gaf twee weken geleden groen licht voor de oprichting van de European Health Data Space (EHDS), met een sterke meerderheid van stemmen. Zowel Europese als Nederlandse autoriteiten tonen enthousiasme. Ook de Standing Committee of European Doctors (CPME), waar de KNMG deel van uitmaakt, is positief. Toch heerst er enige onzekerheid, vooral met betrekking tot de privacy van patiënten en het medisch beroepsgeheim. Medisch contact heeft drie experts acht vragen gesteld over de EHDS om meer inzicht te krijgen.
Artikel Medisch Contact, 6 mei 2024
De opkomst van medicatie die gewichtsverlies bevordert, brengt diverse ethische vraagstukken met zich mee met betrekking tot de vergoeding ervan in het basispakket van de ziektekostenverzekering. Deze vragen omvatten onder meer de wenselijkheid van het vergoeden van dergelijke medicatie in een samenleving waarin de ontwikkeling van overgewicht wordt aangemoedigd. Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) heeft de ethische argumenten vóór en tegen vergoeding samengevat in de argumentenwijzer "Door dik en dun?". Met deze inspanning benadrukt het CEG het belang van een brede politieke en maatschappelijke dialoog over de vergoeding van dergelijke geneesmiddelen.
Nieuwsbericht Gezondheidsraad, 6 mei 2024
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.