Op 16 juni heeft de Raad van State haar advies gepubliceerd over het wetsvoorstel verlaging verplicht eigen risico voor zorgverzekering naar € 165. De Raad adviseert het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen, tenzij het is aangepast. De reden is dat volgens de Raad het voorstel geen structurele verbetering voor de financiële toegankelijkheid van de zorg en dat aannemelijk dat de verlaging van het eigen risico tot een toename van de zorgvraag leidt. De financiële drempel tot de zorg wordt verlaagd. Dit vergroot de al bestaande druk op de betaalbaarheid en de personele houdbaarheid van de zorg.
Klacht van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een plastisch chirurg vanwege ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens een (onnodig) videoconsult. Op 16 mei 2022 heeft de plastisch chirurg een boven-ooglidcorrectie bij een patiënte uitgevoerd. Enkele dagen nadat de hechtingen waren verwijderd, heeft patiënte uit ongerustheid over hoe haar oog eruit zag een WhatsApp-bericht naar de plastisch chirurg gestuurd. Hierna vond op aangeven van de plastisch chirurg een videoconsult plaats. Patiënte heeft de verbinding verbroken toen zij meende het ontblote geslachtsdeel van de plastisch chirurg in beeld te hebben gezien. De plastisch chirurg heeft daarop herhaaldelijk opnieuw contact met de patiënte gezocht, en aangedrongen op een tweede video-consult, dat rond middernacht werd uitgevoerd. Tijdens dat tweede consult heeft de plastisch chirurg seksueel grensoverschrijdend gedrag laten zien. Naar aanleiding hiervan heeft patiënte op 5 juli 2022 een melding bij de IGJ gedaan en aangifte bij de politie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en aan de plastisch chirurg de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd. De plastisch chirurg heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De plastisch chirurg komt in beroep vooral op tegen de zwaarte van de opgelegde maatregel. Dit beroep slaagt. Het Centraal Tuchtcollege legt de plastisch chirurg een schorsing op voor de duur van één jaar, de maximale schorsingsduur die het Centraal Tuchtcollege kan opleggen.
CTG 11 juni 2025, C2024/2554, ECLI:NL:TGZCTG:2025:101
Klager verwijt de huisarts een onzorgvuldige verslaglegging met betrekking tot hoe patiënte na haar overlijden is aangetroffen. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de verslaglegging op aspecten beter had gekund, maar dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, en heeft de klacht daarom ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat wél sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, omdat de huisarts zijn aantekeningen in het medisch dossier niet heeft gecorrigeerd toen het voor hem duidelijk werd dat een essentiële passage daarvan niet klopte. Het centraal tuchtcollege acht dit onzorgvuldig en van deze vermijdbare onzorgvuldige verslaglegging kan volgens het centraal tuchtcollege een verwijt worden gemaakt. In beroep wordt de klacht daarom alsnog gegrond verklaard. Gelet op de omstandigheden wordt bepaald dat geen maatregel wordt opgelegd. Het verwijt is volgens het centraal tuchtcollege namelijk niet van zodanig gewicht.
CTG 11 juni 2025, C2024/2660, ECLI:NL:TGZCTG:2025:97
Klager had vanaf maart 2023 meerdere keren contact met de huisarts wegens pijn aan zijn ribben en later (ook) aan zijn rug. Er was een voorgeschiedenis van onder meer gebroken ribben na een motorongeluk 3,5 jaar eerder. Na diverse onderzoeken rontgen, echo) door de huisarts en specialisten (orthopedsich chirurg, chirurg, reumatoloog) bleek in juni 2024 dat klager longkanker met uitzaaiingen had. Klager verwijt de huisarts, dat zij zijn klachten heeft geminimaliseerd en onvoldoende onderzoek heeft gedaan. Het regionaal tuchtcollege oordeelt op grond van wat door partijen naar voren is gebracht en de aantekeningen in het dossier, dat de huisarts de klachten niet heeft geminimaliseerd en voldoende onderzoek heeft gedaan respectievelijk heeft aangevraagd. Het college oordeelt de klacht ongegrond.
RTG Zwolle 17 juni 2025, nr. Z2024/7384, ECLI:NL:TGZRZWO:2025:68
Klachten tegen een bedrijfsarts i.o en haar supervisor. De bedrijfsarts i.o. heeft klager in zijn ziekteverzuimperiode begeleid. Klager vindt dat de klachten verkeerd zijn ingeschat en niet de juiste interventies zijn ingezet waardoor volgens klager diens klachten verergerd zijn. Het regionaal tuchtcollege vindt dat de bedrijfsarts zorgvuldig heeft gehandeld, waarbij zij klager en zijn klachten steeds serieus heeft genomen en voor zijn gezondheid heeft gewaakt. In de casus van de supervisor vindt het college verder dat met de delegatie van taken door de bedrijfsarts aan de bedrijfsarts i.o. binnen de kaders van het ‘NVAB Standpunt delegatie van taken door de bedrijfsarts en supervisie’ gehandeld is. Het college verklaart beide klachten ongegrond. Het merkt daarbij op dat het betreurenswaardig is dat het traject met de werkgever niet succesvol is geweest, maar daarvan kan de bedrijfsarts i.o. en diens supervisor geen verwijt worden gemaakt
RTG Amsterdam 17 juni 2025, nr. A2024/7821, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:149
RTG Amsterdam 17 juni 2025, nr. A2024/7823, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:150
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.