In deze zomerse editie van Actueel gezondheidsrecht worden de meest relevante uitspraken op het gebied van gezondheidsrecht besproken. Er is gekozen voor een andere opzet: vanaf nu worden de samenvattingen zoals gepubliceerd op de websites van de betreffende rechterlijke instanties overgenomen. Deze komen in plaats van de zelfgeschreven samenvattingen. Daarnaast wordt de komende tijd verkend of en in welke vorm verdere aanpassingen wenselijk zijn.
Deels gegronde klacht tegen een cardioloog. Klaagster heeft zich bij de stichting waar de cardioloog aan verbonden is aangemeld in verband met lichamelijke klachten. Klaagster is eenmalig op consult geweest. Daarnaast is er veel e-mailcontact geweest tussen klaagster en de cardioloog. Klaagster verwijt de cardioloog dat zij haar niet goed heeft behandeld, ten onrechte de diagnose ME/CVS heeft gesteld en onjuiste facturen heeft verstuurd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht wat betreft de onjuiste facturen deels gegrond verklaard en de cardioloog een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het beroep van de cardioloog.
CTG 13 augustus 2025, ECLI:NL:TGZCTG:2025:141
Gegronde klacht tegen huisarts. Berisping. Partner van de overleden patiënte verwijt de waarnemend huisarts schending van de dossierplicht, onvoldoende onderzoek, niet adequaat reageren op de door de familie geuite zorgen en niet adequaat reageren op de aansprakelijkheidstelling. Onvolledige dossiervorming. Ter voorkoming van tunnelvisie had de huisarts een bredere blik moeten hebben op het algehele functioneren van patiënte. Uitgebreider onderzoek, waaronder urineonderzoek, was nodig. Naar aanleiding van drie telefoontjes van de familie had huisarts zijn diagnose moeten heroverwegen en een tweede visite moeten afleggen Zorgplicht geldt ook tijdens de procedure van een aansprakelijkstelling, zodat een schadeclaim binnen een redelijke termijn kan worden afgehandeld.
RTG Den Bosch 13 augustus 2025, ECLI:NL:TGZRSHE:2025:90
Ongegronde klacht tegen huisarts. Hulpvraag van een niet in de praktijk ingeschreven kind en zijn oma. De klacht gaat over het niet verlenen van spoedeisende zorg en het negeren en afwimpelen van de passanten. Geen passantenzorg verleend. Adequate beoordeling of acute zorg al dan niet nodig was. Het ontbreken van noodzakelijke persoonsgegevens. Verwijzing naar eigen huisarts. Vastlopen van het gesprek tussen de huisarts en de oma. Geen sprake van onzorgvuldig handelen.
RTG Den Bosch 13 augustus 2025, ECLI:NL:TGZRSHE:2025:88
Ongegronde klacht tegen huisarts. Patiënt bij wie na verloop van tijd de diagnose ‘creeping eruption’ is gesteld, verwijt huisarts het stellen van een verkeerde diagnose, het voorschrijven van verkeerde medicatie, onvoldoende deskundigheid en onvoldoende begrip. Werkdiagnose en aanpassing werkdiagnose. Passende medicatie bij de gemelde klachten. Doorverwijzing naar dermatoloog. Impact van het enthousiasme van huisarts over de zeldzame diagnose en het tonen van foto’s. Grenzen van een redelijke beroepsuitoefening niet overschreden.
RTG Den Bosch 13 augustus 2025, ECLI:NL:TGZRSHE:2025:89
Ongegronde klacht tegen een huisarts op de huisartsenpost. De broer van klager (patiënt) is ‘s nachts met pijnklachten naar de huisartsenpost gegaan. Na onderzoek door de huisarts kreeg hij pijnmedicatie en medicatie tegen misselijkheid en braken toegediend en mocht hij naar huis. In de loop van de ochtend verslechterde de situatie van patiënt en is hij overleden. Klager verwijt de huisarts nalatigheid en stelt dat hij patiënt naar het ziekenhuis had moeten verwijzen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Hert Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
CTG 13 augustus 2025, ECLI:NL:TGZCTG:2025:142
Deels gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager heeft zich ziekgemeld met spanningsklachten. Dat de bedrijfsarts heeft vastgesteld dat een verstoorde arbeidsrelatie de oorzaak was van de spanningsklachten acht het college navolgbaar, evenals het advies om via mediation het arbeidsconflict met de werkgever proberen op te lossen. Op het moment dat klager echter per e-mail liet weten dat hij weer terug aan het werk was in zijn eigen functie en de spanningsklachten weer opliepen mocht van de bedrijfsarts een interventie verwacht worden (zoals een advies tot het verrichten van werk in een andere functie). Dat de bedrijfsarts dit heeft nagelaten acht het college tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.
RTG Amsterdam 8 augustus 2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:197
Gegronde klacht tegen een dermatoloog. Klager verwijt de dermatoloog dat hij niet tijdig de diagnose ‘lepra’ heeft gesteld. Het college is van oordeel dat de klacht gegrond is. Klager is door zijn huisarts doorverwezen wegens het vermoeden van lepra, omdat hij soortgelijke symptomen had als twintig jaar eerder toen bij hem lepra was vastgesteld. Bij het onder die omstandigheden uitsluiten van een diagnose mag verdergaand onderzoek worden verlangd, in het bijzonder omdat uitstel van behandeling voor de patiënt onherstelbare schade kan opleveren. Het is begrijpelijk dat de dermatoloog over onvoldoende ervaring beschikt om de diagnose lepra te kunnen uitsluiten, dan mag worden verwacht dat hij zou overleggen met of verwijzen naar een collega met ervaring in de diagnostiek van lepra. Berisping. Publicatie.
RTG Amsterdam 5 augustus 2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:193
Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. De moeder van klaagster (patiënte) was onder behandeling bij de huisarts. Patiënte was bekend met onder andere diabetes en een hoge bloeddruk. Klaagster verwijt de huisarts, samengevat, dat hij onvoldoende adequaat heeft gereageerd op de klachten van patiënte en haar onvoldoende zorg heeft verleend, waardoor zij uiteindelijk een hersenbloeding heeft gekregen. Het college oordeelt dat de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
RTG Zwolle, 26-08-2025, ECLI:NL:TGZRZWO:2025:98
Klaagster heeft eenmaal een consult gehad met een waarnemend arts. Zij en haar echtgenoot (klager) verwijten haar onder meer dat zij niet twee doorverwijzingen naar een specialist heeft gegeven en dat de verwijsbrief aan de KNO-arts smadelijk is omdat hierin onnodige zaken staan over klagers. Het college oordeelt dat klager in een aantal klachtonderdelen niet kan worden ontvangen omdat hij daarbij geen direct belang heeft. Behandeling en doorverwijzing zijn volgens de regels. Het college acht de informatie in de verwijsbrief aan de KNO-arts, met uitzondering van een per vergissing opgenomen notitie van een telefoongesprek met klager, relevant en noodzakelijk. De klachtonderdelen zijn ongegrond.
RTG ’s Hertogenbosch, 27-08-2025, ECLI:NL:TGZRSHE:2025:99
De orthopedagoog-generalist heeft een psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd bij de dochter van klaagster. Na het afronden van het psychodiagnostisch onderzoek is de begeleiding van de dochter voortgezet door een collega van de orthopedagoog-generalist terwijl de orthopedagoog-generalist gesprekken met de ouders voerde. Klaagster verwijt de orthopedagoog-generalist dat zij onprofessioneel heeft gehandeld, onvoldoende regie heeft gehouden en onterecht een melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de orthopedagoog-generalist niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klaagster heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege is – anders dan het Regionaal Tuchtcollege – van oordeel dat de orthopedagoog-generalist in dit geval de stappen uit de ‘Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ niet voldoende zorgvuldig heeft doorlopen, alvorens de melding bij Veilig Thuis te doen. Stap 3: ‘Gesprek met de betrokkenen’ is door de orthopedagoog-generalist overgeslagen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de orthopedagoog-generalist een waarschuwing op.
RTG Den Haag, 25-08-2025, ECLI:NL:TGZCTG:2025:149
Gegronde klacht tegen een psychiater. De psychiater was ten tijde van de gedragingen die tot deze klacht leidden, werkzaam als geneesheer-directeur/psychiater. In 2022 vroeg de psychiater een collega een medische verklaring op te stellen voor zijn zoon. Hiermee wilde hij voorkomen dat de zoon hoge opleidingskosten moest betalen. In 2024 stelde de psychiater – ook om onder diezelfde hoge opleidingskosten uit te komen – zelf op briefpapier van zijn werkgever een valse medische verklaring op voor zijn zoon. Hierbij heeft hij de naam en handtekening van de eerder betrokken collega – zonder haar medeweten of toestemming – onder de verklaring gezet. De psychiater heeft de collega kort daarna gevraagd om – indien nodig – tegenover de schuldeisende instantie te bevestigen dat zij de medische verklaring had opgesteld. De psychiater heeft de klacht volledig onderkend. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt een schorsing op van één jaar, waarvan 9 maanden voorwaardelijk.
RTG Amsterdam, 26-08-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:211
Kennelijk ongegronde klacht tegen een neuroloog. De behandelend neuroloog van klager heeft klager verwezen naar verweerder met de vraag of klager in aanmerking zou komen voor behandeling in zijn ziekenhuis. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen en klager terugverwezen. Klager stelt dat verweerder door deze afwijzing onterecht ervoor heeft gezorgd dat er geen behandelrelatie met hem is aangegaan door het ziekenhuis. Klager is ontvankelijk, dit valt onder de tweede tuchtnorm. De neuroloog heeft slechts kennis kunnen nemen van de informatie in de verwijsbrief en daarin stond als reden enkel de geografische voorkeur van klager. Andere redenen van belang voor klager waren de neuroloog toen nog niet bekend. De neuroloog hoefde klager niet toe te laten voor een consult in het ziekenhuis. Klacht is kennelijk ongegrond verklaard.
RTG Amsterdam, 22-08-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:208
Het college oordeelt dat het de huisarts van klager, die in een PI verblijft, niet te verwijten valt dat klager voor ieder consult een briefje moet invullen en daarnaast dat het feit dat een belastend onderzoek moest ondergaan ook niet verwijtbaar is. De huisarts heeft in het dossier genoteerd dat klager toestemming gaf en de aanwezigheid van de bewakers vloeit voort uit het regime waarin klager verbleef. Kennelijk ongegrond.
RTG ’s Hertogenbosch, 20-08-2025, ECLI:NL:TGZRSHE:2025:95
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klagers verwijten de gz-psycholoog dat zij de behandelingsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd zonder duidelijke onderbouwing of nazorg, klager tijdens een behandelsessie onheus heeft bejegend, onvoldoende casusregie heeft gevoerd en dat ze onzorgvuldig heeft gecommuniceerd. Het college is van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat het gedrag van klager zodanig was dat dit voor de gz-psycholoog een gewichtige reden opleverde voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst. Daarnaast is niet voldaan aan de zorgvuldigheidseisen voor beëindiging. Voor wat betreft de klacht over de casusregie oordeelt het dat de gz-psycholoog er onvoldoende voor heeft gezorgd dat helder was wie welke rol had en hoe deze werd ingevuld en dat na beëindiging van de behandelingsovereenkomst ook deze rol goed werd overgedragen. De klacht over bejegening is ongegrond. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Berisping.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.