Staatssecretaris Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) reageert op de vragen van de leden van de Tweede Kamerfracties van GroenLinks-PvdA, D66, Volt, PvdD, JA21 en de PVV in het 2e verslag van de Tweede Kamer over het voorstel van wet tot wijziging van de Opiumwet. Het wetsvoorstel gaat over het toevoegen van een derde lijst met als doel het tegengaan van de productie van en de handel in nieuwe psychoactieve stoffen en enkele andere wijzigingen.
Nota naar aanleiding van het 2e verslag wijziging Opiumwet, 16 september 2024
De minderjarige dochter van klaagster was vrijwillig opgenomen in de kliniek waar de psychiater als geneesheer-directeur werkzaam is. Tijdens haar opname heeft de dochter meermalen (ernstig) geweld gepleegd dan wel daarmee gedreigd. Na een ernstig incident waarbij een medewerker van de kliniek door toedoen van de dochter ernstige brandwonden opliep, is hiervan aangifte gedaan bij de politie en besloten dat de opname moest worden beëindigd. Klaagster verwijt de psychiater, samengevat, dat zij heeft nagelaten haar dochter door te verwijzen naar een andere therapeutische setting, haar dochter zonder enige nazorg op straat heeft gezet, ervoor heeft gezorgd dat haar dochter een trauma heeft opgelopen, omdat zij zonder goede reden aan Justitie werd overgedragen, en dat zij zich onprofessioneel heeft gedragen. Het Regionaal Tuchtcollege acht een aantal klachtonderdelen gegrond en legt aan de psychiater de maatregel van berisping op. De psychiater komt in beroep tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en verklaart de klacht alsnog ongegrond. Volgens het CTG is de geneesheer-directeur op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken op het terrein van zorg en de verlening van verplichte zorg. De geneesheer-directeur bepaalt of de uitvoering van de zorg aan de kwaliteitseisen voldoet en of de rechten van de patiënten voldoende geborgd zijn. Indien nodig, kan de geneesheer-directeur op basis van de zorginhoudelijke verantwoordelijkheid ingrijpen in de toepassing van verplichte zorg in een individuele casus. De dochter was vanaf 13 augustus 2021 vrijwillig opgenomen. Het CTG meent dat de psychiater geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken van de wijze waarop zij haar rol als geneesheer-directeur in deze complexe situatie heeft vervuld. De maatregel van berisping komt daarmee te vervallen.
CTG 11 september 2024, nr. C2024/2358. ECLI:NL:TGZCTG:2024:150
Dezelfde klaagster diende naar aanleiding van dezelfde voorvallen (herhaaldelijke geweldpleging of dreiging daarmee) een klacht in tegen de behandelende psychiater. Op enig moment is door het behandelteam besloten dat de opname moest worden beëindigd en heeft de psychiater op verzoek van de geneesheer-directeur beoordeeld of sprake was van een psychose of ander psychiatrisch beeld bij patiënte, op grond waarvan het voorgenomen ontslagbeleid niet kon worden doorgezet. Klaagster verwijt de psychiater dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld en in zijn rapportage een onvoldoende gefundeerde en foutieve diagnose heeft gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond en legt aan de psychiater de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de psychiater geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en verklaart de klacht alsnog ongegrond. De maatregel van berisping komt daarmee te vervallen.
CTG 11 september 2024, nr. C2024/2357 ECLI:NL:TGZCTG:2024:149
Klagers (pro-justitia rapporteurs) hebben over de verdachte in een strafzaak over een drievoudige moord, waarvoor veel maatschappelijke belangstelling bestaat, gezamenlijk een Pro Justitia-rapport opgemaakt. De psychiater, tegen wie de klacht is gericht, heeft zich in een artikel in een landelijk dagblad kritisch over dit rapport van klagers uitgelaten. Volgens klagers heeft hij zich daarbij onprofessioneel, onjuist, onzorgvuldig en oncollegiaal over hen en hun werk uitgelaten. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond en legt aan de psychiater de maatregel van berisping op. De psychiater is het niet eens met deze beslissing en komt in beroep. Het beroep van de psychiater slaagt alleen ten aanzien van de opgelegde maatregel. Evenals het RTG is het CTG van oordeel dat de psychiater niet respectvol en onvoldoende zorgvuldig jegens klagers heeft gehandeld. Hij had niet mogen instemmen met de publicatie van zijn uitspraken in de huidige formulering, zonder dat er - vanwege de beperkingen die een artikel in een dagblad nu eenmaal kent - ruimte was voor een nadere toelichting van zijn kant en zonder ruimte voor meer nuance, die hij naar eigen zeggen in het aan publicatie voorafgaande gesprek met de journalist wel heeft aangebracht. Daarmee heeft de psychiater gehandeld in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt, volgt voor psychiaters onder meer uit de Beroepscode voor Psychiaters van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Daaruit volgt: “Kritiek ten aanzien van een collega of collegae dient primair met de betrokken collega(e) te worden besproken. Vakinhoudelijke discussies in vakbladen moeten te allen tijde kunnen worden gevoerd.” En “De psychiater onthoudt zich van alle vormen van grensoverschrijdend ongewenst gedrag.” Bij de totstandkoming van de Beroepscode is blijkens het voorwoord daarvan gebruik gemaakt van de KNMG-Gedragsregels voor artsen (2013). Het CTG wijst ook op de KNMG-Gedragscode, die in 2022 de Gedragsregels heeft vervangen. Daarin staat: ”Als arts ga je respectvol om met je collega’s. Je adviseert, begeleidt en steunt hen en werkt met hen samen. Je onthoudt je van ongewenst, grensoverschrijdend of ontwrichtend gedrag.” Het CTG is het met het Regionaal Tuchtcollege eens dat de eerste en laatste volzin van betekenis zijn voor de beoordeling van deze klacht. Door de invoering van de KNMG-Gedragscode hebben deze regels niet aan betekenis verloren. Het CTG is van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing.
CTG 11 september 2024, nr. C2023/2261. ECLI:NL:TGZCTG:2024:146
De dochter van een (overleden) patiënte dient een tuchtklacht in tegen een huisarts in opleiding (HAIO). Patiënte was vanuit het ziekenhuis opgenomen in op de revalidatie-afdeling van een verpleeghuis, zodat patiënte daarna weer naar huis kon. Tijdens de revalidatieperiode overleed patiënte. In het kader van haar opleiding werkte de HAIO op de revalidatie-afdeling. De dochter van de patiënte is ontevreden over de manier waarop de HAIO patiënte heeft behandeld. Uit het medisch dossier blijkt volgens het Regionaal Tuchtcollege dat de HAIO zorgvuldig is geweest in de wijze van behandeling; zij heeft adequate acties ondernomen en medicatie ingezet. Ook heeft zij regelmatig contact gehouden met de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond. De dochter gaat in beroep. Het Centraal Tuchtcollege besluit dat het Regionaal Tuchtcollege terecht heeft geconcludeerd dat de HAIO geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden en dat de klachtonderdelen ongegrond zijn. Dit houdt in dat ook de hoogste tuchtrechter vindt dat de HAIO zorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep van klaagster wordt verworpen.
CTG 18 september 2024, ECLI:NL:TGZCTG:2024:151
Volgens het Rathenau Instituut luiden verschillende partijen de noodklok over de steeds verdergaande dataverzameling binnen de GGZ. Het kabinet moet daarom duidelijk maken onder welke voorwaarden gezondheidsgegevens uitgewisseld kunnen worden. Dataverzameling mag alleen worden toegestaan als dat direct in het belang van de patiënt is. De praktijk van dataverzameling van de GGZ is een voorbeeld van de groeiende vraag naar zogeheten secundair gebruik van gezondheidsdata, bijvoorbeeld voor wetenschappelijk onderzoek, om een nieuwe technologie te ontwikkelen of om de zorg efficiënter in te richten. De huidige regels zijn onduidelijk, waardoor de gegevens van burgers en patiënten onvoldoende worden beschermd. Door gebrek aan vertrouwen in de GGZ loopt de behandeling van patiënten gevaar. Tegelijkertijd is het wenselijk dat de mogelijkheden voor onderzoek worden benut.
Met de toekomstige European Health Data Space (EHDS) zal ook gegevensuitwisseling binnen Europa een vlucht nemen. Er moet dus veel beter gereguleerd gaan worden voor welk doel, door welke instanties en onder welke voorwaarden gezondheidsdata gebruikt mogen worden. Uitgangspunt daarbij moet altijd zijn dat de behandelrelatie tussen burgers en zorgprofessional centraal staat. Secundair gebruik moet daaraan ondergeschikt blijven. Burgers en overheid moeten gezamenlijk de voorwaarden bepalen waaronder gezondheidsgegevens uitgewisseld mogen worden. Gebeurt dat niet, dan liggen vertrouwensbreuken en verstoorde behandelingen op de loer.
Nieuwsbericht Rathenau Instituut, 16 september 2024
Het Radboudumc zet kunstmatige intelligentie (AI) in om artsen en verpleegkundigen sneller toegang te geven tot cruciale patiëntinformatie. Het systeem, dat wordt getest op de intensive care (IC), maakt automatisch samenvattingen van labuitslagen, probleemlijsten en notities. Aan dit project wordt ook meegewerkt door het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, UMCG en St. Antonius Ziekenhuis. Ook zoekt Radboudumc samenwerking met Amerikaanse ziekenhuizen die het EPD systeem van leverancier Epic gebruiken. Volgens Radboudumc voldoet het project aan de Europese en Nederlandse regelgeving en wordt er goed gelet op de veiligheid en nauwkeurigheid van de gegevens.
Sytse Wilman, Radboudumc laat AI patiëntinformatie ophalen op IC. Skipr, 18 september 2024
Staatssecretaris Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) heeft aan de Tweede Kamer het gecombineerde jaarverslag 2022 en 2023 aangeboden van de Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (LZA/ZP). De meldingen zijn in het jaarverslag samengevat met daarbij de overwegingen en het oordeel van de commissie.
Staatssecretaris Karremans (Jeugd, Preventie en Sport), kamerbrief 20 september 2024 en Jaarverslag 2022-2023 Beoordelingscommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen (LZA/LP).
De NZa adviseert Staatssecretaris Maeijer van Langdurige en Maatschappelijke zorg om vanaf 2025 individueel aangepaste digitale spraakhulpmiddelen gelijk te stellen aan andere hulpmiddelen in de Wlz die bovenbudgettair worden vergoed. Op deze manier wordt aansluiting gevonden bij de voorwaarden en de administratieve procedures zoals deze worden gehanteerd in de Zvw en worden de verschillen voor de Zvw-cliënten en Wlz-cliënten weggenomen.
Advies NZA, 18 september 2024, bijlage bij de Kamerbrief definitief kader Wlz 2025
VWS-minister Fleur Agema schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat het nu nog niet mogelijk is om te bepalen of regelgeving voor het verplicht in loondienst werken van medisch specialisten noodzakelijk, geschikt en proportioneel is. Volgens de minister is het in loondienst brengen van medisch specialisten geen doel op zich. De minister wil eerst meer onderzoek doen. Zo wil zij onder vakgroepen verkennen of zij bereid zijn in loondienst te gaan werken en wat hen daartoe kan motiveren. Samen met de Belastingdienst wil de minister bekijken of het fiscaal ondernemerschap van medisch specialistische bedrijven (MSB’s) een belemmering is voor de samenwerking met ziekenhuizen. Ook wil zij de uitkomsten van een onderzoek (naar de positie van MSB’s en de bestuurbaarheid van ziekenhuizen) van de Nederlandse Zorgautoriteit afwachten. Afhankelijk van deze onderzoeken, bekijkt de minister of er voldoende aanleiding is om regelgeving in te voeren.
Een medewerker van GGD West-Brabant heeft zich bijna vier jaar ten onrechte voorgedaan als (basis)arts voor kinderen van 4-18 jaar. De medewerker is per direct op non-actief gesteld en ontslagen. De GGD heeft een onafhankelijk onderzoeksbureau opdracht gegeven om onderzoek te doen naar hoe dit heeft kunnen gebeuren en hoe dit in de toekomst voorkomen wordt. Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Autoriteit Persoonsgegevens zijn op de hoogte gesteld. De GGD meldt dat er geen signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn.
Het is strafbaar om zonder BIG-registratie de titel arts te voeren. Onterechte titelvoering (titelmisbruik) kan leiden tot een boete of zelfs gevangenisstraf.
Mededeling over zorgmedewerker GGD West-Brabant - GGD West-Brabant (ggdwb.nl)
De Gezondheidsraad doet onderzoek binnen het werkterrein van volksgezondheid en gezondheidszorg, verdeeld in de adviesdomeinen zorg, vaccinatie en screening, voeding, leefomgeving en arbeidsomstandigheden. De Gezondheidsraad heeft haar werkprogramma voor volgend jaar gepubliceerd. Daarin staan de onderwerpen waarover de Gezondheidsraad in 2025 advies wil uitbrengen. Een te verwachten advies is over in- en uitstroomcriteria van de Wet BIG, waarover de KNMG door de Gezondheidsraad is benaderd.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.