Het ministerie van VWS heeft de internetconsultatie opengesteld over de voorstellen van het kabinet voor wijziging van de Embryowet. In de Embryowet staan regels om ervoor te zorgen dat artsen, laboranten en onderzoekers zorgvuldig omgaan met eicellen, zaadcellen en embryo’s. Met de voorgestelde wijziging worden deze regels aangepast. Door de aanpassingen houdt de wet beter rekening met nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. Zo wordt in het voorstel de definitie van het begrip embryo aangepast, zodat ook zogenaamde embryomodellen onder de werking van de wet gebracht worden. Ook worden de voorwaarden voor onderzoek aangepast rekening houdend met de verschillende wijzen van totstandkoming van embryo’s en worden onder meer de mogelijkheden voor prenatale behandeling iets uitgebreid. Het advies uit de eerdere wetsevaluatie om de totstandbrenging van embryo’s voor onderzoeksdoeleinden mogelijk te maken, neemt het kabinet niet over. Belanghebbenden kunnen tot 4 december a.s. op het wijzigingsvoorstel reageren.
Er is een internetconsultatie geopend over het Besluit beperking werkingssfeer jaarverantwoording. Met dit besluit beoogt minister Helder een tijdelijke uitzondering in het leven te roepen van de verplichting van zorgaanbieders om hun financiële jaarverantwoording openbaar te maken over de boekjaren 2022 en 2023. De uitzondering geldt voor zorgaanbieders waarvoor deze plicht nieuw is.
Op 1 januari 2022 trad de Aanpassingswet toetreding zorgaanbieders (AWtza) in werking. Daarmee werd de openbare jaarverantwoording verplicht voor álle zorgaanbieders.
Naar aanleiding van signalen uit het veld had minister Helder in het commissiedebat eerstelijnszorg op woensdag 5 juli 2023 toegezegd uitstel te verlenen voor de verplichte openbaarmaking van de jaarverantwoording tot boekjaar 2024, voor zorgverleners voor wie deze plicht eerder niet gold. Zij wil hiermee rust brengen met het oog op de brede opgave waarvoor de eerstelijnszorg staat. Hiervoor met de wet worden aangepast en hiervoor is een internetconsultatie geopend. Einddatum van de consultatie is 7 november 2023.
Klaagster had zich na een periode van twee jaar afwezigheid opnieuw ingeschreven bij de
tandartsenpraktijk. Klaagster had vervolgens een eerste consult en hierop werden verschillende vervolgafspraken gemaakt voor specifieke behandelingen. Vervolgens werden meerdere keren door dan wel klaagster dan wel haar dochter deze vervolgafspraken afgezegd. Bij brief werd aan klaagster en haar dochter gevraagd om uit te kijken naar een andere praktijk. Het RTG acht klaagsters klacht over deze opzegging van de behandelrelatie jegens de tandarts gegrond. Het RTG komt tot het oordeel dat met een brief duidelijk is verzocht aan klaagster om op zoek te gaan naar een andere tandarts. Uit de brief blijkt niet dat er onderzoek is gedaan naar de reden waarom klaagster geen medewerking wilde verlenen aan een eerder onderzoek door de tandarts. Uit het medisch dossier en die brief blijkt bovendien niet dat klaagster is gewaarschuwd en of er is onderzocht of herstel in de relatie nog mogelijk is. Het RTG is daarom van oordeel dat de tandarts is tekortgeschoten in de beëindiging van de behandelingsovereenkomst. Ook blijkt – mede door de summiere dossiervoering – onvoldoende of de tandarts geverifieerd heeft of klaagster, die de Nederlandse taal niet machtig was, begreep welke behandelingen zij zou ondergaan. Het RTG legt een waarschuwing op.
RTG Amsterdam 10 oktober 2023, zaaknr. A2022/5203, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:219.
In deze Wvggz-zaak heeft de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend op basis van een medische verklaring van de psychiater die via beeldbellen tot stand is gekomen. Uit de medische verklaring volgt dat een arts betrokkene voorafgaand aan het onderzoek door de psychiater in fysieke aanwezigheid heeft onderzocht. In cassatie wordt geklaagd dat het psychiatrisch onderzoek niet aan de vereisten voldoet, nu niet gebleken is dat het niet mogelijk of verantwoord was om het onderzoek door de psychiater in (fysieke) aanwezigheid van betrokkene te laten plaatsvinden. De psychiater dient het in de Wvggz voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus te verrichten op de wijze dat hij de betrokkene in diens fysieke aanwezigheid spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Bijvoorbeeld wanneer de betrokkene dit weigert. In die gevallen zal steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel. In dit geval heeft de psychiater betrokkene onderzocht via beeldbellen. In de medische verklaring wordt toegelicht dat voor beeldbellen is gekozen “in verband met de noodzaak om snel te handelen”. Uit de medische verklaring blijkt echter niet waarom de noodzaak om snel te handelen meebracht dat het redelijkerwijs niet mogelijk was om betrokkene in een direct contact te onderzoeken. De medische verklaring bevat daarom geen toereikende toelichting waarom de psychiater betrokkene via beeldbellen heeft onderzocht. Aan de wettelijke voorwaarden voor afgifte van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is derhalve niet voldaan. De klacht van betrokkene slaagt en de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank.
HR 13 oktober 2023, zaaknr, 23/01770, ECLI:NL:HR:2023:1460
Patiënt heeft zich in 2021 bij de huisarts gemeld wegens benauwdheidsklachten bij hardlopen. De huisarts maakt op basis van lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek een risico-inschatting en spreekt een expectatief beleid af, ondanks een ernstig verhoogde cholesterolwaarde. Ongeveer een jaar later overlijdt patiënt nadat hij weer met hardlopen is begonnen. Het college oordeelt dat de huisarts het ernstig verhoogde cholesterol bij patiënt onvoldoende heeft betrokken bij haar beleid en de NHG standaard CVRM ten onrechte niet heeft gevolgd. De huisarts had de ernstig verhoogde cholesterol waardes en medicamenteuze behandeling moeten overwegen en met patiënt moeten bespreken. De huisarts erkent dat zij niet conform de professionele standaard heeft gehandeld en dat zij met patiënt in verband met zijn hoge cholesterolgehalte behandeling met medicatie had moeten bespreken. Volgens de huisarts heeft zij daaruit lering getrokken. Voor het overige meent de huisarts dat zij zorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is gedeeltelijk gegrond en het college legt een waarschuwing op.
RTG Zwolle 17 oktober 2023, zaaknr, Z2023/5329, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:168
Klaagster verwijt de huisarts dat hij haar jarenlang een hoge dosering van het middel Xanax heeft voorgeschreven en verstrekt. Uit het medisch dossier – met name de medicatieoverzichten – blijkt dat de huisarts gedurende meerdere jaren zeer regelmatig hoge doseringen benzodiazepinen aan klaagster heeft verstrekt en dat hij vaak heeft voldaan aan haar verzoeken om extra medicatie. Hoewel uit het medisch dossier ook volgt dat tussen partijen (de afbouw van) het medicatiegebruik van klaagster regelmatig is besproken en dat klaagster meerdere keren hulp en/of verwijzing door de huisarts heeft afgewezen, is het college van oordeel dat de huisarts daarbij de NHG-Standaarden onvoldoende in acht heeft genomen en dat hij zich onvoldoende heeft ingespannen om het benzodiazepinegebruik van klaagster in te dammen. Weliswaar is voldoende aannemelijk dat de huisarts aan klaagster begeleiding door middel van gereguleerde dosisreductie heeft aangeboden, maar hij heeft daarin onvoldoende regie genomen en/of toezicht gehouden. Uit het medisch dossier blijkt niet dat de huisarts met klaagster afspraken heeft gemaakt over het moment en de wijze waarop de medicatie wordt afgebouwd. In plaats van het begrenzen van klaagster in haar medicatiegebruik, lijkt het er juist eerder op dat de huisarts hierin (te) welwillend was. Zo heeft de huisarts toegelicht dat hij iedere keer als klaagster om meer medicatie vroeg, hij hierin telkens een zorgvuldige afweging maakte om te beoordelen wat op dat moment het beste zou zijn voor klaagster. Hij heeft een balans gezocht om de gewone zorg niet te blokkeren. Het college is van oordeel dat vorenstaande afwegingen onverlet laten dat de huisarts daarbij een verkeerde keuze heeft gemaakt door steeds toe te geven aan de (extra) Xanaxvraag van klaagster in plaats van haar te begrenzen en te helpen met het afbouwen van Xanax. Bovendien blijkt de hiervoor gestelde zorgvuldige afweging onvoldoende uit het medisch dossier. De huisarts is daarom in zijn zorgplicht tekortgeschoten. De klacht is in zoverre gegrond. Als maatregel krijgt de huisarts een waarschuwing. De klacht over schending van het recht op vrije artsenkeuze is ongegrond.
RTG Zwolle 17 oktober 2023, zaaknr, Z2023/4931, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:169
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is tijdens een vakantie in het buitenland gevallen, waarbij letsel aan haar enkel is ontstaan. Terug in Nederland heeft klaagster zich tot haar huisarts gewend. Klaagster wilde direct worden doorverwezen voor een foto, maar de huisarts wilde haar conform het beleid van de praktijk eerst zelf zien. Het RTG oordeelt dat dit dat dit een begrijpelijk, juist en binnen de beroepsgroep gebruikelijk beleid is. Dat de huisarts na een onaangenaam telefoongesprek met klaagster alsnog bewilligde in een foto, die achteraf niet de juiste bleek, kan de huisarts niet worden verweten. Klaagster verwijt de huisarts ook dat zij aanvankelijk geen gehoor heeft gegeven aan haar verzoek om het verslag van de foto door te sturen aan de fysiotherapeut van klaagster. Het college overweegt dat een patiënt recht heeft op inzage in en een afschrift van zijn medisch dossier (art. 7:456 BW). Vanaf het moment dat klaagster liet weten een afschrift van de rapportage van de radioloog te willen ontvangen, lag het op de weg van de huisarts om dit verzoek te honoreren. Het uitblijven van een afspraak voor het herstelgesprek is, zoals de huisarts ter zitting ook desgevraagd heeft erkend, geen reden dan wel excuus om het verslag van de radioloog niet spoedig aan klaagster toe te zenden. Dat de huisarts dit niet heeft gedaan, kan haar worden aangerekend. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond, maar het RTG acht de tekortkoming niet zodanig dat een maatregel moet worden opgelegd
RTG Amsterdam 20 oktober 2023, zaaknr, A2023/5528, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:230
Klaagster was onder behandeling bij de arts vanwege al langer bestaande pijnklachten in de onderrug die toenamen. Klaagster verwijt de arts onder andere maar niet uitsluitend dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot van klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. De arts erkent dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot over de behandeling aan klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. Het college is van oordeel dat dit behoudens bepaalde, uitzonderlijke gevallen, die hier niet van toepassing waren niet is toegestaan. Dit klachtonderdeel is gegrond en de arts wordt een waarschuwing opgelegd.
RTG Amsterdam 20 oktober 2023, zaaknr, A2023/5337, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:232
Klaagster, weduwe van de patiënt, verwijt de eerste huisarts dat hij de klachten van de patiënt heeft onderschat en niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar aanleiding diens rugklachten. Patiënt is overleden ten gevolge van uitgezaaide prostaat- en alvleesklierkanker. Het college stelt vast dat de huisarts zich heeft ingespannen voor het vinden van de oorzaak van de rugpijn van de patiënt. Echter, naar het oordeel van het college had de huisarts op verschillende momenten tijdens de behandeling meer moeten doen. Het college is samenvattend van oordeel dat de huisarts de behandeling te lang op z’n beloop heeft gelaten en de signalen niet op de juiste waarde heeft geschat. De huisarts had aanvullend urineonderzoek moeten doen en had moeten overwegen om de patiënt eerder door te verwijzen of had in ieder geval hierover een specialist moeten consulteren, de huisarts is door deze gang van zaken ernstig tekortgeschoten in de zorg aan de patiënt. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de arts wordt een berisping opgelegd. De tweede huisarts wordt ook verweten dat zij de klachten heeft onderschat en niet voldoende onderzoek heeft gedaan. De twee huisartsen werken in dezelfde praktijk. Op het moment dat zij de behandeling van haar voorganger overnam, was er al sprake van een lange periode van behandeling. Gezien de voorgeschiedenis, de eerdere onderzoekuitslagen, waaronder de urineonderzoeken, en de slechte gezondheidssituatie van de patiënt, had zij eerder moeten ingrijpen of in ieder geval moeten overleggen met een specialist. Dit alles heeft geleid tot (minimaal) twee weken vertraging, terwijl daar geen goede reden voor was. Het college merkt op dat een eerdere verwijzing voor de afloop waarschijnlijk niet had uitgemaakt, maar dat het ziekteverloop misschien anders was geweest en voor de patiënt en familie minder belastend was geweest.
RTG Amsterdam 20 oktober 2023, zaaknr, A2023/5248, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:226 en RTG Amsterdam 20 oktober 2023, zaaknr, A2023/5249, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:228
Op 27 september vond het commissiedebat arbeidsmarktbeleid in de zorg plaats. In aanloop naar dit debat benadrukte de KNMG de noodzaak van wettelijke verankering van de plicht tot nascholing en overige deskundigheidsbevordering voor onder andere basisartsen. Minister Helder, die tijdens het debat namens minister Kuipers het woord voerde, gaf aan wettelijke verankering niet per definitie noodzakelijk te vinden. Als reden noemde zij onder meer dat de kwaliteitsregisters van de beroepsverenigingen al een scholingseis hebben. Echter zonder wettelijke verplichting van deelname aan een kwaliteitsregister wordt dit niet uniform geborgd.
De KNMG betreurt de conclusie van de minister en beschouwt dit als een gemiste kans. De KNMG blijft van mening dat een wettelijke verplichting tot voortdurende deskundigheidsbevordering de kwaliteit van de beroepsuitoefening beter waarborgt dan een vrijwillige benadering.
Minister vindt wettelijke verankering deskundigheidsbevordering geen noodzaak | KNMG
Het aantal zwangerschapsafbrekingen in Nederland is in 2022 gestegen ten opzichte van 2021, met ruim 4500 naar ruim 35.000 abortussen. Dat blijkt uit de jaarrapportage ’Wet afbreking zwangerschap 2022’ van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De ziekenhuizen en abortusklinieken zijn verplicht deze cijfers aan te leveren aan de inspectie.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.