De verpleegkundige heeft tijdens zijn dienstverband een affectieve en seksuele relatie gehad met een patiënte. Hij heeft deze relatie niet gemeld en hij heeft de patiënte verzocht om de relatie geheim te houden. De verpleegkundige heeft vanaf 2021 via e-mail en via WhatsApp op vriendschappelijke en op seksueel getinte wijze contacten onderhouden met de patiënte. Hij heeft meermalen seksuele omgang met de patiënte gehad op diverse locaties, ook op de gesloten afdeling waar zij verbleef tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. Hij heeft met haar afgesproken op locaties binnen en buiten de C.-instelling, onder meer bij haar en bij hem thuis. Hij heeft deze relatie niet gemeld en niet besproken met collega’s, hij heeft hun onderlinge digitale verkeer verwijderd en heeft de patiënte gevraagd die berichten ook te verwijderen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht (nagenoeg) geheel gegrond verklaard en aan de verpleegkundige de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register opgelegd. De verpleegkundige komt in beroep tegen de zwaarte van de aan hem opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de maatregel van doorhaling terecht is opgelegd en verwerpt het beroep.
CTG Den Haag 22 oktober 2025, ECLI:NL:TGZCTG:2025:165
De hoogbejaarde moeder van klagers is na een val opgenomen in het ziekenhuis vanwege een gebroken heup. De verpleegkundig specialist AGZ heeft naar aanleiding van signalen tijdens de opname die konden wijzen op ontspoorde mantelzorg een melding gedaan bij Veilig Thuis. Klagers verwijten de verpleegkundig specialist AGZ dat hij de melding heeft gedaan zonder dat hier goede redenen voor waren. Het Centraal Tuchtcollege (CTG) deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de verpleegkundig specialist AGZ de vijf stappen uit de Meldcode correct heeft gevolgd en de klacht ongegrond acht. Wat betreft het moment dat de verpleegkundig specialist AGZ klagers informeerde over de melding overweegt het CTG naar aanleiding van het debat tijdens de zitting nog het volgende. Het is onduidelijk gebleven hoe de verpleegkundig specialist AGZ klagers precies geïnformeerd heeft over de melding. Wat wel duidelijk is, is dat dit gebeurde terwijl klagers hun moeder ophaalden. Het is goed voorstelbaar dat dit klagers sterk geraakt heeft, maar het tuchtcollege is van oordeel dat de verpleegkundig specialist AGZ er op goede gronden weloverwogen voor had gekozen om klagers niet eerder te informeren over (het voornemen) om een melding te doen. Bij dit oordeel speelt mee dat het behandelteam veelvuldig met klagers heeft gesproken over hun observaties en zorgen.
CTG Den Haag 22 oktober 2025, ECLI:NL:TGZCTG:2025:167
Klacht tegen internist die woont en werkt op Curaçao. Het handelen waar de klacht op ziet heeft ook daar plaatsgevonden. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) heeft zich daarom kennelijk onbevoegd verklaard om van de klacht kennis te nemen, omdat Curaçao niet valt onder het rechtsgebied van de regionale tuchtcolleges. Het Centraal Tuchtcollege (CTG) oordeelt dat het RTG zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard om de klacht in behandeling te nemen. De tekst van de Wet BIG noch de toelichting op die wet of de wetgeschiedenis rechtvaardigen namelijk de conclusie dat de werking van de wet is beperkt tot handelingen of een hulpvraag binnen Nederland. De tuchtrechtsspraak heeft tot doel het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening en de bescherming van de patiënt. Ook ten aanzien van de toetsing van door een BIG-geregistreerde arts buiten Nederland verrichtte handelingen (waaronder dus mede begrepen: nalaten) moet het oordeel zijn dat de Nederlandse gezondheidszorg daarbij belang heeft. Dat belang bestaat niet alleen in de bescherming van patiënten tegen onkundige/onzorgvuldige artsen die in Nederland werkzaam zijn of (op grond van hun BIG-registratie) kunnen zijn, maar ook in het kwaliteitsbelang van een BIG registratie, waarop derden mogen vertrouwen. De conclusie moet dus zijn dat de Wet BIG in beginsel ook van toepassing is “als de hulpvraag niet in Nederland maar in het buitenland” wordt gedaan. Het CTG doet vervolgens de klacht zelf af (ongegrond).
CTG Den Haag 22 oktober 2025, ECLI:NL:TGZCTG:2025:170
De verpleegkundige is werkzaam als juridisch medewerker bij het CIZ en heeft een bezwaarschrift van klager tegen een indicatiebesluit behandeld. Klager klaagt erover dat de verpleegkundige zich ten onrechte heeft uitgegeven als BIG-geregistreerde arts en dat hij zonder toestemming van klager inzage heeft gehad in diens medische dossier. Ook stelt klager dat de verpleegkundige in het kader van de bezwaarprocedure heeft geweigerd een deskundig medisch advies op te vragen. Het Centraal Tuchtcollege (CTG) oordeelt dat de eerste tuchtnorm niet van toepassing is nu er tussen klager en de verpleegkundige geen behandelrelatie heeft bestaan. Ook de tweede tuchtnorm is niet van toepassing. De tweede tuchtnorm omvat “enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijke beroepsbeoefenaar betaamt” (artikel 47 lid1 onder b Wet BIG). Gedragingen die niet zijn begaan in de hoedanigheid van BIG-geregistreerde kunnen tuchtrechtelijk worden getoetst wanneer sprake is van gedragingen die een gevaar voor patiënten kunnen opleveren of die het vertrouwen in de beroepsbeoefening ernstig kunnen schaden. Het CTG oordeelt dat ook deze norm niet aan de orde is nu de verpleegkundige in de rol juridisch medewerker Bezwaar en Beroep het bezwaarschrift van klager op gebruikelijke wijze heeft behandeld. Zijn achtergrond als verpleegkundige speelde hierin geen rol.
CTG Den Haag 22 oktober 2025, ECLI:NL:TGZCTG:2025:164
Meer weten over hoe het tuchtrecht werkt? Zie de site: Open over tuchtrecht.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.