Klager heeft een klacht ingediend tegen een medisch adviseur die heeft gerapporteerd over de detentiegeschiktheid van klager. De medisch adviseur achtte klager detentiegeschikt, klager is het hier niet mee eens omdat hij van mening was dat hij in detentie onvoldoende therapeutische zorg kon krijgen en daarom detentieongeschikt was. Klager verwijt de medisch adviseur onder andere dat hij de KNMG Richtlijn omgaan met medische gegevens niet heeft opgevolgd waarin één van de uitgangspunten is dat de arts bij een medische beoordeling in beginsel op basis van een (persoonlijk) contact met de betrokkene tot een sociaal-medisch oordeel en advies komt. Daarnaast stelt klager dat de rapporten niet aan de eisen voor deskundigenrapportages voldoen. Het Regionaal Tuchtcollege (hierna: RTG) overweegt dat het beoordelen en uitbrengen van advies volgens de KNMG-richtlijn op basis van een (persoonlijk) contact met klager dient te gebeuren. De formulering laat ‘in beginsel’ ruimte voor een uitzondering, maar de medisch adviseur had in zijn rapportages moeten aangeven dat en waarom hij had afgezien van (persoonlijk) contact met klager. Een dergelijke motivering is niet opgenomen in het rapport en derhalve heeft de medisch adviseur niet gehandeld conform de KNMG-richtlijn. Een criterium voor deskundigenrapportages is het gebruik van een geschikte onderzoeksmethode om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden in het rapport. Door niet te onderbouwen waarom er geen persoonlijk contact is geweest, is niet aan dit criterium voldaan. Het RTG beoordeelt de klacht deels gegrond zonder een maatregel op te leggen.
RTG Den Bosch 11 december 2024, zaaknr. H2023/5948, ECLI:NL:TGZRSHE:2024:144.
De Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (hierna: IGJ) heeft op 13 januari 2022 bij een bezoek aan een zorgaanbieder een aantal patiëntendossiers op de kwaliteit van de zorgverlening getoetst. Verweerder werkte destijds als psychiater bij deze instelling. Dat onderzoek richtte zich op 21 dossiers van patiënten die op dat moment bij de psychiater in behandeling waren. Op basis van de uitkomst van dat onderzoek en de reactie van de psychiater heeft de IGJ in juni 2023 een rapport uitgebracht en deze tuchtklacht ingediend. De IGJ verwijt de psychiater onder meer structureel handelen zonder aansluiting bij de professionele normen op het gebied van psychiatrische diagnostiek, behandeling, medicatiebeleid, het ‘off-label’ voorschrijven van medicatie en onvoldoende dossiervoering. De psychiater heeft de klachten deels erkend, maar ook aangevoerd dat hij patiënten had waar andere zorgverleners geen raad mee wisten en het alseen uitdaging zag om de impasse te doorbreken omdat zijn patiënten doorgaans geen patiënten waren waarvoor de gebruikelijke professionele standaarden en beroepsrichtlijnen betekenis hadden. Het RTG acht de klachten gegrond en legt als maatregel op een ontzegging van het recht tot wederinschrijving in het BIG-register. Verweerder is inmiddels 77 jaar, al uitgeschreven uit het BIG-register en niet meer van plan om weer aan het werk te gaan. Het RTG acht de maatregel passend omdat de individuele patiëntenzorg in het geding is geweest en de psychiater van mening is dat zijn aanpak in grote lijnen juist is geweest.
RTG Zwolle 12 december 2024, zaaknr. Z2024/7126, ECLI:NL:TGZRZWO:2024:133.
Klager is betrokken geweest bij een verkeersongeval waarbij hij ernstig gewond is geraakt. Klager heeft een klacht ingediend tegen de arts die door de aansprakelijke verzekeraar is ingeschakeld als medisch adviseur. Klager verwijt samenvattend dat het medisch advies van de arts niet voldoet aan de gestelde eisen. Zo is er volgens klager sprake van het vermelden van onjuiste feiten, omstandigheden en bevindingen over een brief van een psychologisch instituut, geeft het advies geen blijk van een geschikte methode van onderzoek om vragen over beperkingen in ADL en huishoudelijke sfeer te beantwoorden, is de arts buiten de grenzen van zijn deskundigheid getreden en wordt niet inzichtelijk en consistent uiteengezet op welke gronden zijn conclusie steunen. Het RTG komt tot oordeel dat de arts in zijn medisch advies geen adequate samenvatting heeft gegeven van wat in de brief van het psychologisch instituut staat en belangrijke informatie uit de brief niet heeft vermeld. Voorts is het RTG van oordeel dat de arts in het advies conclusies trekt met betrekking tot angstproblematiek van klager waar geen grond voor bestaat. De arts heeft volgens het RTG ongefundeerde aannames gedaan en op basis van die aannames belangrijke informatie weggelaten en conclusies getrokken. De klachtonderdelen betreffende het buiten de grenzen van deskundigheid treden en gebruik van ongeschikte methode van onderzoek acht het RTG ongegrond. Het RTG legt de arts een waarschuwing op.
RTG Amsterdam, 13 december 2024, zaaknr. A2024/6940, ECLI:NL:TGZRAMS:2024:260.
De zaak betreft een klacht tegen een arts van een arbodienst waar de werkgever van klager bij is aangesloten. Klager heeft een WIA uitkering wegens al vele jaren bestaande chronische draaiduizeligheid. Klager voelde zich ongehoord en onvoldoende begeleid tijdens een afspraak op het verzuimspreekuur van de arbodienst. Klager verwijt de arts dat hij onterecht verwees naar het UWV voor een beoordeling in het kader van de WIA, terwijl dit van de arts verwacht werd, en dat de arts de klachten van de klager onvoldoende heeft uitgevraagd en het advies onvoldoende heeft onderbouwd. Het RTG is van mening dat wat betreft de verwijzing naar het UWV er sprake geweest lijkt te zijn van een miscommunicatie tussen arts en klager en is daarmee van mening dat dit klachtonderdeel ongegrond is. Het RTG oordeelt dat de arts zijn advies baseerde, waaronder een “inspanningsverplichting” tot meer werken, op niet gedegen onderzoek en week ongemotiveerd af van eerder advies van een collega. De arts heeft klager onvoldoende begeleid en een oordeel gegeven dat onvoldoende gedocumenteerd en onderbouwd was. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar, vooral gezien de kwetsbare situatie van de klager. Het RTG constateert naast de gebrekkige dossiervoering en onderbouwing op zitting ook een gebrek aan inzicht in de eigen verwijtbaarheid door de arts. Vanwege herhaling van soortgelijk gedrag, waarvoor de arts in 2017 eerder al berispt werd, legt het RTG opnieuw een berisping op en wordt de uitspraak ter publicatie aangeboden.
RTG Amsterdam, 13 december 2024, zaaknr. A2024/7162, ECLI:NL:TGZRAMS:2024:259.
TBS-kliniek Veldzicht moet een gevaarlijke, ongedocumenteerde man, zonder verblijfsstatus opnemen die in Amsterdam op straat leeft.
De man is gevlucht uit Syrië en verblijft sinds 2004 in Nederland. Hij is vaak opgenomen geweest in psychiatrische instellingen, waaronder ook Veldzicht. De man is bij verschillende geweldsincidenten betrokken geweest en leeft op straat. Een stichting heeft geprobeerd om de man bij een gespecialiseerde psychiatrische instelling te laten opnemen. Tevergeefs. De stichting start een kort geding en vordert dat de Nederlandse Staat wordt verplicht de man in Veldzicht te laten opnemen. Dat wijst de rechter toe. Kort gezegd overweegt de rechter dat de man een psychiatrische stoornis heeft en dat daar gevaar uit voorkomt. Opname en behandeling van de man zal het gevaar afwenden, aldus de rechter. Opname is dus de enige optie. Veldzichtis de voor opname aangewezen plek, ook bij vrijwillige opname.
Vzr Rb. Den Haag 11 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21453.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) publiceert elk kwartaal – dit keer juli tot en met september 2024 - een overzicht van uitspraken van procedures waar de inspectie bij betrokken is geweest. Het gaat daarbij zowel om zaken in het tuchtrecht als het bestuursrecht. De inspectie publiceert deze uitspraken zodat ook andere zorgverleners hiervan kunnen leren.
IGJ nieuwsbericht 18 december 2024 Publicatie uitspraken procedures juli tot en met september 2024.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.