De LHV, InEen en NAPA hebben op donderdag 23 februari de handreiking taakherschikking Huisarts-Physician Assistant gepubliceerd. Deze handreiking is bedoeld als praktisch hulpmiddel voor huisartsen die met een Psysician Assistant (PA) werken of willen opleiden. Zo worden er handvatten aangereikt om op lokaal niveau (binnen de huisartsenpraktijk, gezondheidscentrum, huisartsenpost) taakherschikking te implementeren en samenwerkingsafspraken te maken met een PA. Daarnaast bevat de handreiking informatie over het beroep van de PA, het juridische kader, de procesafspraken en is er een werkformulier in opgenomen dat gebruikt kan worden bij het schriftelijk vastleggen van de werkafspraken tussen huisarts en PA.
Handreiking Taakherschikking Huisarts-Physician Assistant
Klager heeft samen met zijn ex-vrouw het ouderlijk gezag over zijn dochter van tien jaar oud. Er is geen ouderschapsplan en er speelt complexe echtscheidingsproblematiek. Klager verwijt de huisarts hem onvoldoende te informeren en hem onvoldoende in de gelegenheid te stellen mee te beslissen over medische behandelingen van zijn dochter. Het RTG verklaart de klacht deels gegrond. Het RTG is van oordeel dat de huisarts met het verstrekken van het medisch dossier – bijna twintig maanden na het eerste verzoek – ruimschoots te laat was. Het eens per drie maanden verstrekken van het medisch dossier, zoals de huisarts nu doet, is een passende handelwijze, ook in het licht van de in de KNMG-wegwijzer Toestemming en informatie bij behandeling van minderjarigen geadviseerde frequentie van eens per zes maanden. Het binnen een dag (of maximaal enkele dagen) nadat klager daar om vraagt informeren van klager, zoals klager graag zou zien, acht het RTG echter niet werkbaar. Klager verwijt de huisarts daarnaast dat zij weigert een tweegesprek (alleen met klager, buiten aanwezigheid van zijn ex-vrouw) aan te gaan. Volgens het RTG is een driegesprek (met beide ouders) de meest efficiënte en transparante manier van informatieoverdracht en de enige manier om te voorkomen dat er ‘ruis op de lijn ontstaat’ doordat de ene ouder over meer informatie beschikt dan de andere. Daarnaast is het RTG van oordeel dat de huisarts een andere afweging had moeten maken met betrekking tot het informeren en consulteren van klager over een doorverwijzing van zijn dochter naar een dermatoloog. Het ging hier niet om een spoedgeval waarvoor de toestemming van klager niet kon worden afgewacht. De huisarts had niet mogen doorverwijzen zonder dat vaststond dat klager was geïnformeerd en geconsulteerd. Zij had klager actiever en vooraf moeten betrekken bij de besluitvorming. Het RTG verklaart de klacht deels gegrond en legt de huisarts de maatregel van een waarschuwing op.
RTG Amsterdam 24 februari 2023, zaaknr. A2022/4091, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:47
Minderjarige patiënt heeft sinds jonge leeftijd last van recidiverende herpes in het gezicht. Klaagster en de vader van patiënt zijn gescheiden. Verweerster is de zus van de vader van patiënt. en heeft herhaalrecepten valaciclovir voorgeschreven. Zij is niet de behandelend dermatoloog van patiënt. Klaagster verwijt verweerster dat de herhaalrecepten tegen de wil en achter haar rug om zijn uitgeschreven. Het gezag van klaagster over patiënt is per maart 2022 beëindigd. Het RTG verklaart klaagster niet-ontvankelijk voor zover zij namens patiënt klaagt. Het RTG is wel van oordeel dat klaagster, als moeder van patiënt, een eigen rechtstreeks belang heeft bij de klachtonderdelen. Het RTG is van oordeel dat de dermatoloog, hoewel zij had moeten verifiëren of ook de moeder als gezag dragende ouder instemde met de herhaalrecepten, tuchtrechtelijk binnen de grenzen van het toelaatbare is gebleven. Het RTG acht daarbij doorslaggevend dat valaciclovir een voor de aandoening (herpes) gebruikelijk middel is, waaraan weinig risico’s zijn verbonden. Daarnaast heeft het RTG uit de behandeling ter zitting de overtuiging gekregen dat dermatoloog bij haar beslissing om herhaalrecepten te verstrekken het belang van patiënt voorop heeft gesteld. Het RTG verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
RTG Amsterdam 21 februari 2023, zaaknr. A2022/3913, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:45
Klaagster verwijt de (waarnemend) huisarts dat hij laks met haar acute oogklachten is omgegaan. Klaagster heeft zich op 6 december 2019 tot de huisarts gewend in verband met acute oogklachten en een verzoek tot doorverwijzing naar de oogarts hiervoor. De huisarts heeft telefonisch contact gehad met de oogkliniek waarin klaagster patiënte was, maar heeft het opstellen van een verwijsbrief achterwege gelaten. Klaagster neemt het de huisarts kwalijk dat hij geen belang heeft gehecht aan haar verzoek een verwijsbrief te sturen voor haar oogarts en dat door het uitblijven van de brief pas laat serieus naar haar klachten is gekeken. Het RTG is van oordeel dat de huisarts juist heeft gehandeld door onmiddellijk (telefonisch) contact op te nemen met de oogkliniek, maar dat daarmee de verantwoordelijkheid van de huisarts nog niet ophoudt. Het had op de weg van de huisarts gelegen om aan klaagster duidelijk te maken dat en waarom hij geen verwijsbrief had afgegeven. Het enkel neerleggen van de casus bij de specialist, volstaat in dit geval niet. Nu niet duidelijk was wat er aan de hand was, was het de verantwoordelijkheid van de huisarts om zich er in samenspraak met de specialist van te verzekeren dat zijn (voorlopige) inschatting van de situatie en daarmee de verwijzing juist was, en dat daaraan een goed gevolg werd gegeven. Het RTG verklaart de klacht gegrond en legt de huisarts de maatregel van een waarschuwing op.
RTG Amsterdam 24 februari 2023, zaaknr. A2022/4084, ECLI:NL:TGZRAMS:2023:50
Klager is op 14 december 2020 in de avond onwel geworden en per ambulance naar de spoedeisende hulp gebracht. Daar heeft de dienstdoende arts (ANIOS, eveneens aangeklaagd) in overleg met beklaagde als dienstdoende neuroloog en supervisor de diagnose functionele stoornis gesteld. Later is gebleken dat sprake was van een herseninfarct. Klager verwijt de neuroloog dat zij als eindverantwoordelijke een tunnelvisie heeft gehad bij de interpretatie van de symptomen van klager en dat zij de symptomen van klager als niet-acuut heeft beoordeeld op basis van het ontbreken van risicofactoren en de jonge leeftijd en daarbij de mogelijke uitzondering niet in de afweging heeft meegenomen. Daarnaast wordt haar verweten dat zij een onjuiste diagnose heeft gesteld, waardoor een (trombolytische) behandeling om de schade te beperken aan klager is onthouden, en dat zij het veilig en verantwoord heeft geacht om klager in de nacht van 14 op 15 december 2020 naar huis te laten gaan, terwijl de uitvalsverschijnselen nog volop aanwezig waren en aannemelijk was dat de symptomen door een herseninfarct konden worden veroorzaakt. Het CTG acht – in tegenstelling tot het RTG - de klacht gegrond.
Het CTG oordeelt dat de manier waarop tot de onjuiste diagnose is gekomen in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht, en dat klager niet naar huis had mogen gaan. De opleidingssituatie heeft in de praktijk en in de rechtspraak tot gevolg dat bij de aanvang van de werkzaamheden van een anios onder supervisie een aanzienlijk deel van de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor het handelen van de anios op de schouders van de supervisor drukt, terwijl naarmate er meer aan de anios kan worden toevertrouwd de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid gaandeweg wordt gedeeld tussen de supervisor en de anios. De dienstdoende arts was op dat moment acht maanden werkzaam als anios neurologie in het ziekenhuis. De tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid ligt in het onderhavige geval derhalve op de schouders van de neuroloog als dienstdoende supervisor. Het CTG verklaart de klacht alsnog gegrond en legt aan de neuroloog de maatregel van waarschuwing op.
CTG 22 februari 2023, zaaknr. C2022/1244, ECLI:NL:TGZCTG:2023:40
De klacht gaat over het voorschrijven van ADHD-medicatie door de huisarts aan de elfjarige zoon van klager zonder toestemming en zonder medeweten van klager als gezagdragende ouder. Klager en moeder van de patiënt zijn gescheiden. De huisarts erkent dat zij zonder toestemming en medeweten van klager medicatie aan zijn minderjarige zoon heeft voorgeschreven, maar stelt zich op het standpunt dat haar daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Zij beroept zich op het goed hulpverlenerschap. Op grond van artikel 7:465 lid 1 en lid 4 BW dient een hulpverlener toestemming van beide gezagdragende ouders te hebben voor behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, tenzij het volgen van de gezagdragende ouder(s) niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener. Dit laatste is een uitzondering op de algemene regel en kan alleen indien de behandeling zeer noodzakelijk is; het de arts niet lukt om de weigerende ouder(s) te overtuigen; en de motieven van de ouder(s) om toestemming te weigeren evident niet zijn ingegeven door het belang van het kind, maar door hun eigen subjectieve mening of belangen. De huisarts heeft niet geprobeerd die toestemming van klager te verkrijgen en het RTG is van oordeel aan de voorwaarden voor het kunnen afwijken van het vereiste van toestemming van een gezagdragende ouder in dit geval niet aan is voldaan. Het RTG verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.
RTG Zwolle, 16 februari 2023, zaaknr. Z2022/4452, ECLI:NL:TGZRZWO:2023:45.
Klaagster heeft een lumbaalpunctie ondergaan om een neuroborreliose uit te sluiten. Na deze punctie had klaagster geen aandrang voor mictie en ook geen passagegevoel bij mictie. Daarnaast gaf ze pijn aan in de rug en toenemende doofheid van het linkerbeen. De beklaagde neuroloog heeft een (spoed)MRI laten maken. Hierop werd een stenose gezien op de niveaus L3-L4 en L4-L5. De volgende ochtend was de uitval van de sensibiliteit toegenomen. De neuroloog heeft overleg gevoerd met een neurochirurg in een ander ziekenhuis over een operatie om de zenuw meer ruimte te geven. De beklaagde neuroloog heeft hier vervolgens met klaagster over gesproken. Klaagster is uiteindelijk overgeplaatst naar het andere ziekenhuis en daar geopereerd door de neurochirurg. Klaagster verwijt de neuroloog dat zij geen informatie heeft gegeven over de voor- en nadelen en risico’s van de operatie, en dat zij klaagster een verkeerd beeld heeft gegeven over de noodzaak daarvan. Het RTG stelt voorop dat het verkrijgen van toestemming voor de operatie en het verstrekken van informatie daarover in beginsel bij de neurochirurg ligt: dat is immers degene die de operatie verricht. Echter vanwege het feit dat klaagster voor de operatie moest worden overgeplaatst naar een ander ziekenhuis, is een deel van de informatieverstrekking in dit geval logischerwijs via de beklaagde neuroloog gelopen. De neuroloog heeft met klaagster het doel en de noodzaak van de operatie besproken en voor zover uit de stukken kan worden afgeleid, heeft zij daarbij geen verkeerde informatie verstrekt of een verkeerd beeld van de noodzaak van de operatie gegeven volgens het RTG. Het bespreken van de risico’s en mogelijke complicaties van de operatie was voorbehouden aan de neurochirurg die de operatie zou uitvoeren, daarom mocht de neuroloog er vanuit gaan dat de neurochirurg klaagster voorafgaand aan de operatie hierover zou informeren. Het RTG acht de klacht ongegrond. Het CTG sluit zich hierbij aan en verwerpt het beroep van klaagster.
CTG 13 februari 2023, zaaknr. C2022/1203, ECLI:NL:TGZCTG:2023:34
In een brief informeert Ernst Kuipers, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Tweede Kamer over de stand van zaken rondom het gebruik van de Corona Opt-in. De Corona Opt-in is een tijdelijke beleidslijn die het voor artsen op de huisartsenpost (HAP) en spoedeisende hulp (SEH) mogelijk maakt om een samenvatting van het huisartsendossier te raadplegen bij mensen met een mogelijke coronabesmetting die nog geen keuze hebben gemaakt voor het beschikbaar stellen van deze samenvatting en die toestemming op dat moment niet kunnen geven. Hun toestemming voor het raadplegen van de samenvatting wordt in dat geval aangenomen. Deze Corona Opt-in is nodig om de druk op de zorg bij HAP’s en SEH’s tijdens de coronapandemie te verlichten; het opvragen van medische gegevens voor triage is arbeidsintensief en kost veel tijd. In de kamerbrief laat de minister weten ernaar te streven de uitwisselingen op basis van de Corona Opt-in op 1 april 2023 uit te zetten. Ook laat de minister weten dat er hard wordt gewerkt aan een duurzame wettelijke basis voor het opvragen van gegevens in de acute zorg.
Kamerbrief, 16 februari 2023.
In een brief informeert Ernst Kuipers, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de Tweede Kamer over de voortgangsrapportage onderhandelingen over de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens, ook wel European Health Data Space (EHDS) genoemd. Daarnaast informeert de minister de Tweede Kamer over de daarbij behorende krachtenveldanalyse en hoe dat invloed kan hebben op de vervolgstappen.
Kamerbrief 13 februari 2023.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.