Geen relevante berichten voor week 8, 9 en 10.
Patiënte was bekend met longembolieën en een uitgebreide gemetastaseerde ziekte. Om haar zo goed mogelijk te kunnen behandelen was het verrichten van aanvullende diagnostiek naar de herkomst van de tumor aangewezen. De physician assistant (PA) voerde een echogeleide leverpunctie bij patiënte uit, die op dat moment een trombocytenwaarde van 25 had. Kort na de leverpunctie ontwikkelde patiënte tekenen van shock door een bloeding vanuit de lever en overleed zij. Klager klaagt namens zijn overleden echtgenote en verwijt de radioloog dat hij als hoofdverantwoordelijke een leverpunctie liet uitvoeren zonder dat er vooraf een bloedtransfusie was gegeven, hij geen uitstel of andere minder risicovolle methoden overwoog en de leverpunctie liet uitvoeren door een PA. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) acht de klacht gegrond. De radioloog had de leverpunctie niet zelfstandig mogen laten uitvoeren door een physician assistent en een vorm van toezicht en tussenkomst moeten bieden. Dit maakt eveneens dat de omstandigheid dat de punctie wel is uitgevoerd bij een trombocytenwaarde van 25, zonder dat er RTG nog een bloedplaatsjestransfusie was geweest, de radioloog tuchtrechtelijk kan worden verweten. Het RTG acht de klacht deels gegrond en acht een berisping passend en geboden. In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van wat in de uitspraak over taakherschikking en taakdelegatie is overwogen.
RTG Zwolle, 14-02-2025, ECLI:NL:TGZRZWO:2025:19
Klaagster is in een juridische procedure verwikkeld geraakt met haar voormalige samenlevingspartner (hierna: ‘X’). X was een patiënte van de praktijk van de huisarts en van zijn toenmalige collega huisarts. Op verzoek van de belangbehartiger van X heeft de huisarts een schriftelijke verklaring afgegeven over de gezondheidstoestand van X. Klaagster verwijt de huisarts dat hij, als de huisarts van X, deze geneeskundige verklaring niet had af mogen afgeven. Het RTG overweegt dat in de hier van toepassing zijnde KNMG-richtlijn “Omgaan met medische gegevens” uit 2018 (hierna: ‘de richtlijn’) behandelend artsen wordt afgeraden om een geneeskundige verklaring af te geven. Het college oordeelt dat de verklaring is opgesteld door een arts en een ander doel diende dan behandeling of begeleiding van X. Vanwege de context waarin de verklaring is afgegeven en de inhoud ervan is bovendien sprake van een waardeoordeel over de patiënt zoals in de richtlijn is bedoeld. Het college komt tot de conclusie dat de huisarts de geneeskundige verklaring niet had mogen afgeven en acht de klacht gegrond. De huisarts heeft in zijn verweer en ter zitting erkend dat hij de regels van de richtlijn niet in acht heeft genomen. Hij heeft tevens aangegeven dit voortaan wel te doen. Onder deze omstandigheden kan volgens het RTG daarom volstaan worden met een waarschuwing.
RTG Amsterdam, 18-02-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:33
De klacht heeft betrekking op de overleden echtgenoot van klaagster (hierna: patiënt). Patiënt had last van hoestklachten. Uiteindelijk bleek dat patiënt darmkanker in een vergevorderd stadium had met diverse uitzaaiingen. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld, dat hij patiënt niet heeft doorverwezen en dat hij nadat de ernstige diagnose met slechte prognose was gesteld niets meer van zich heeft laten horen. Het college is van oordeel dat de huisarts de patiënt had moeten doorverwijzen voor verdere diagnostiek toen de hoestklachten na zes maanden nog steeds aanhielden. Voor deze hoestklachten bestond geen verklaring. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Het college acht de klacht deels gegrond en legt een waarschuwing op. Het RTG acht dit een passende maatregel omdat de huisarts inzicht in zijn handelen en nalaten heeft getoond.
RTG Amsterdam, 18-02-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:32
Klaagster meldde zich op 29 december 2022 bij de huisarts met pijnklachten in de buik, die in
de loop van de daaropvolgende maanden steeds heftiger werden. Nadat er op 17 oktober 2023 een scan gemaakt was, bleek er sprake te zijn van een Non Hodgkin- Lymfoom in de ruggenwervel en een
vergevorderde aantasting van het ruggenmerg. Klaagster maakt de huisarts een aantal verwijten: het ontbreken van beleid in de behandeling, het langdurig oxycodon voorschrijven, het niet willen verwijzen naar een orthopeed, de wachttijden niet willen verkorten en de klachten van klaagster niet serieus nemen. Het RTG komt tot de conclusie dat de huisarts zich vanaf 7 juli 2023 te afwachtend heeft opgesteld en geen (duidelijk) behandelplan meer heeft gehad. Dit acht het RTG tuchtrechtelijk verwijtbaar. De andere klachtonderdelen zijn ongegrond. Het college heeft oog voor de moeilijke periode die klaagster heeft doorgemaakt en nog doormaakt. Verweerster heeft veel onderzoek en verwijzingen gedaan, die helaas geen oorzaak voor de pijn opleverden. Haar valt te verwijten dat zij niet eerder naar een generalist, zoals een geriater, verwezen heeft. Verweerster heeft dit ter zitting toegegeven. Het college besluit om die reden tot een waarschuwing.
RTG ’s Hertogenbosch, 19-02-2025, ECLI:NL:TGZRSHE:2025:23
Klaagster in deze zaak is een Gecertificeerde Instelling (GI) die als wettelijk vertegenwoordiger (voogd) optreedt voor een aantal minderjarige kinderen in een gezin. Deze kinderen zijn uit huis geplaatst en onder toezicht gesteld. Klaagster heeft een klacht ingediend tegen de gz-psycholoog die de vader van de kinderen behandelt. Tijdens een procedure over beëindiging van het ouderlijk gezag heeft de gz-psycholoog een tweetal verklaringen opgesteld, waarin hij onder andere concludeert dat er geen reden lijkt te zijn om de kinderen uit huis te plaatsen. Voor het opstellen van deze verklaringen heeft de gz-psycholoog zelf contact opgenomen met een aantal (minderjarige) kinderen uit het gezin. De verklaringen zijn vervolgens door de ouders overgelegd in de procedure bij het gerechtshof. Klaagster verwijt de gz-psycholoog, samengevat, dat hij zonder toestemming van klaagster als wettelijk vertegenwoordiger contact heeft gelegd met twee onder voogdij staande minderjarige kinderen, dat hij zich ten onrechte heeft uitgelaten over de (on)juistheid van de uithuisplaatsing van deze kinderen en dat de verklaringen onzorgvuldig zijn opgesteld. Het RTG acht de klacht gegrond en stelt vast dat de gz-psycholoog het contact met de kinderen niet zonder overleg met, dan wel toestemming van, klaagster had mogen aangaan. Volgens het RTG heeft de gz-psycholoog de verklaring niet louter als behandelaar van de vader opgesteld, maar zich ook gedragen als een verkapte partijdeskundige in de procedure bij het gerechtshof, zonder die rollen te onderscheiden. Dit terwijl deze rollen niet met elkaar verenigbaar zijn, aldus het RTG. Ook bevatte de verklaringen waardeoordelen en dienden ze geen behandeldoel. Tot slot zijn de verklaringen ook onvoldoende onderbouwd. Omdat de gz-psycholoog al eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld voor vergelijkbaar handelen, zich niet open en toetsbaar opstelt en het RTG niet verwacht dat een schorsing tot een verandering in zijn gedrag zal leiden, kan het college geen andere conclusie trekken dan dat het noodzakelijk is de zwaarst mogelijke maatregel op te leggen: een doorhaling van de inschrijving van de gz-psycholoog in het BIG-register.
RTG Zwolle, 21-02-2025, ECLI:NL:TGZRZWO:2025:23
Klager heeft als bedrijfsarts op verzoek van verweerster, eveneens bedrijfsarts, een second opinion bij een cliënte van verweerster uitgevoerd. Klager verwijt verweerster – kort samenvat – handelen in strijd met professionele richtlijnen en wetgeving. De voorzitter van het RTG overweegt dat een collega-beroepsbeoefenaar onder omstandigheden ook klachtgerechtigd is, namelijk als de collega-beroepsbeoefenaar aannemelijk maakt dat hij of zij een concreet eigen belang heeft dat geplaatst kan worden in het kader van de individuele gezondheidszorg. De voorzitter oordeelt dat daarvan in dit geval geen sprake is en verklaart klager kennelijk niet ontvankelijk in zijn klacht.
RTG ’s-Hertogenbosch, 12-02-2025, ECLI:NL:TGZRSHE:2025:24
Deels gegronde klacht tegen een internist: doorhaling.
De internist heeft klaagster poliklinisch onderzocht vanwege een gecompliceerde urineweginfectie. Klaagster verwijt de internist dat hij zich tijdens dat consult seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen door onnodige onderzoeken uit te voeren, haar borst vasts te pakken en bij een echo in de liesstreek haar ondergoed opzij te schuiven. De internist ontkent. Het RTG verklaart de klacht (grotendeels) gegrond; klaagsters verklaring is geloofwaardig. Bovendien komt klaagsters verklaring op essentiële punten overeen met de gedragingen in een eerdere tuchtzaak, waarvoor de internist in 2023 de maatregel van een schorsing voor één jaar door het CTG opgelegd kreeg – naar aanleiding van een gegronde klacht over seksueel grensoverschrijdend handelen bij drie vrouwelijke co-assistenten.
Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd diende een klacht in. Naar het oordeel van het RTG is geen sprake van strijd met het ne bis in idem-beginsel (niet twee keer (tuchtrechtelijk) oordeel over hetzelfde feitencomplex/nieuwe berechting niet mogelijk als er al een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen), omdat de zaken van klaagster en van de IGJ op dezelfde zittingsdag zijn behandeld en de beslissing ook op dezelfde datum genomen is. Inhoudelijk oordeelt het RTG dat de internist onbegrijpelijk en onaanvaardbaar heeft gehandeld. De internist krijgt de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het register opgelegd, mag zich niet wederom inschrijven in het register en mag per direct zijn beroep als internist niet meer uitoefenen.
RTG Amsterdam 7-03-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:54
Zie ook de klacht van de IGJ: RTG Amsterdam 7-03-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:55
Gegronde klacht tegen een internist: doorhaling. De klacht is ingediend door de IGJ en gaat om seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens een arts-assistent in opleiding (AIOS) en twee patiënten. Eén van deze patiënten [klaagster in RTG Amsterdam 7-3-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:54, zie hiervoor] heeft ook zelf een tuchtklacht ingediend. De internist heeft de seksueel grensoverschrijdende gedragingen ontkend. Het RTG verklaart de klacht gegrond; de verklaringen van de patiënten en de AIOS zijn geloofwaardig en komen op essentiële punten overeen met de gedragingen in de zaak (ook over seksueel grensoverschrijdend handelen, jegens co-assistenten, uit 2023). De internist krijgt de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het register opgelegd, mag zich niet wederom inschrijven in het register en mag per direct zijn beroep als internist niet meer uitoefenen.
RTG Amsterdam 07-03-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:55
Zie ook de klacht van één van de patiëntes: RTG Amsterdam 07-03-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:54
Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts, maar het RTG legt geen maatregel op omdat daarmee geen redelijk belang is gediend. De bedrijfsarts die klaagster begeleidde vulde een formulier “actueel oordeel bedrijfsarts of arbodienst” in. Omdat dit formulier niet aan de eisen van het UWV voldeed, heeft de bedrijfsarts (bij afwezigheid van de begeleidende bedrijfsarts), op basis van het dossier van klaagster, de gevraagde verklaring opgesteld. Klaagster dient daarover een tuchtklacht in. Zij verwijt de bedrijfsarts dat hij een medische verklaring over haar heeft opgesteld, zonder dat hij contact met haar had. De bedrijfsarts erkent dat hij met zijn verklaring een zelfstandig medisch advies heeft verstrekt, dat aan de daarvoor geldende beroepsnormen had moeten voldoen. Dat deed het niet en daar is hij zich bewust van. Hij heeft zijn verontschuldigingen aan klaagster aangeboden. Het RTG beschouwt het handelen van de bedrijfsarts dan ook als inschattingsfout, die hij niet nog eens zal maken. Volgens het RTG is de kwaliteit van de gezondheidszorg dan ook niet gediend met het opleggen van een maatregel aan de bedrijfsarts, ondanks dat de klacht gegrond is.
RTG Amsterdam 07-03-2025, ECLI:NL:TGZRAMS:2025:56
Gegronde klacht tegen de huisarts van de huisartsenpost (HAP) van de echtgenote van een 29-jarige patiënt, die overleed aan de gevolgen van een aortadissectie. Klaagster verwijt de huisarts, samengevat, dat zij onvoldoende zorg heeft verleend en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de klachten van patiënt en heeft vastgehouden aan een diagnose zonder medische onderbouwing. Het RTG is van oordeel dat de huisarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, uit te gaan van de werkdiagnose rugpijn zonder nader onderzoek te doen naar de progressieve en hevige pijnklachten waarvoor de patiënt in korte tijd meerdere keren door een (huis)arts was gezien. De huisarts had patiënt niet zonder nadere diagnostiek naar huis mogen sturen en kon niet volstaan met het advies om na het weekend contact op te nemen met de eigen huisarts voor verdere diagnostiek. Het RTG vindt een waarschuwing in dit geval passend.
RTG Zwolle 04-03-2025, ECLI:NL:TGZRZWO:2025:27
In een nieuwsbericht spreken de NVOG, KNOV de Patiëntenfederatie, NGvA en Ava zich gezamenlijk uit tegen een motie waarin de regering wordt verzocht om te bewerkstelligen dat factoren en motieven voor een abortus(verzoek) voortaan worden geregistreerd. Volgens voornoemde partijen is een onderzoek naar de redenen voor abortus onnodig en ongewenst. Het suggereert een verantwoordingsplicht en vergroot het risico op stigmatisering en verminderde toegang tot zorg. Abortuszorg moet toegankelijk blijven, zonder dat zwangeren zich hoeven te verantwoorden voor hun keuze, aldus de NVOG, KNOV de Patiëntenfederatie, NGvA en Ava.
Nieuwsbericht NVOG, 20-02-2025
De onderhandelingen over een nieuwe cao voor ziekenhuispersoneel zijn vastgelopen. De betrokken vakbonden FNV, CNV, NU’91 en FBZ vinden het loonaanbod van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) te laag. De ziekenhuizen hebben voor 2025 en 2026 een loonstijging van 4% respectievelijk 6% aangeboden. De bonden gaan daar niet mee akkoord en eisen 7% per jaar extra. Ook vragen ze een hogere reiskostenvergoeding en oplossingen voor bereikbaarheidsdiensten. De komende dagen overleggen de bonden met hun achterban over acties en een ultimatum.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.