“We schrijven geschiedenis vandaag,” zei Geert Wilders bij de presentatie van het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB. “De zon gaat weer schijnen in Nederland.” Een jaar later is die zon in de zorgsector nauwelijks doorgebroken. Het kabinet-Schoof startte met grote woorden, maar liet voor de grote uitdagingen in de zorg de klok stilstaan.
De ambities waren niet gering: het personeelstekort oplossen, het bejaardenhuis terugbrengen, het eigen risico halveren. Maar op bijna elk front bleef de uitvoering steken. De voorstellen bevinden zich nog in de onderzoeksfase of liggen bij de Raad van State. En ondertussen groeit de druk op zorgmedewerkers, instellingen en patiënten.
De val van kabinet-Schoof bracht het overleg over het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) tot stilstand en maakte de toekomst van de afgesproken maatregelen onzeker. Wat achterbleef, was vooral verwarring en frustratie in het zorgveld.
Nog schrijnender is het contrast tussen de politieke retoriek over preventie en het daadwerkelijke beleid. “Voorkomen is beter dan genezen,” stond optimistisch in het regeerakkoord. Maar wie de Miljoenennota 2025 erop nasloeg, zag een andere werkelijkheid: juist op de publieke gezondheidszorg werd bezuinigd. Terwijl zorgprofessionals keer op keer waarschuwen dat investeren in preventie noodzakelijk is om de zorg toegankelijk te houden, koos het kabinet voor kortetermijndenken. In plaats van te bouwen aan een gezondere samenleving, werden fundamentele preventieprogramma’s wegbezuinigd of op pauze gezet. De klok tikt voor de zorg door, maar in Den Haag lijkt hij stil te staan.
Het gebrek aan daadkracht is niet zonder gevolgen. De schaarste onder zorgprofessionals loopt verder op, wachtlijsten groeien, en het vertrouwen van zorgprofessionals in de politiek brokkelt af. En dat in een tijd waarin de zorg al piept en kraakt onder structurele druk.
Nu het kabinet is gevallen, blijft de zorg opnieuw achter in de wachtkamer van de politiek. De begroting voor komend jaar moet nog worden vastgesteld, maar ingrijpende hervormingen lijken voorlopig van tafel. Tegelijkertijd is duidelijk dat stilstand feitelijk achteruitgang betekent. De aanhoudende problemen rond wachtlijsten vragen om gerichte en structurele oplossingen. De beschikbaarheid van betrouwbare data moet worden verbeterd, en de administratieve lasten moeten dringend omlaag.
Wat ontbreekt, is leiderschap. Niet de variant van stoere taal op persconferenties, maar het soort leiderschap dat de lange termijn durft te omarmen en over de eigen schaduw heen kijkt. Leiderschap dat keuzes durft te maken die niet per se populair zijn, maar wél noodzakelijk. Dat benoemt dat we niet eindeloos pleisters kunnen blijven plakken op een overbelast zorgstelsel, maar begint bij de kern: het herzien van de uitgangspunten voor de zorg van de toekomst. Een stelsel waarin bestaanszekerheid, een gezonde leefomgeving en een sterk sociaal domein de fundamenten vormen om gezondheidsproblemen te voorkomen. Want uitstel is geen neutrale optie—het is een keuze met gevolgen. En in de zorg zijn die gevolgen vaak onomkeerbaar.
Dit najaar gaan we weer naar de stembus. Laten we dan kiezen voor partijen die niet alleen spreken over “gezondheid op één”, maar ook bereid zijn daar structureel in te investeren. In preventie, in mensen, in opleiding, in waardering, in bestaanszekerheid en werk. In keuzes die de zorg vooruithelpen in plaats van onder druk te zetten.
Jurriaan Penders, voorzitter artsenfederatie KNMG
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl