Onlangs was ik bij een bijeenkomst met als thema de tanende beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg in ons land. Zowel patiënten als artsen klaagden hun nood. Tegelijkertijd hadden beide nogal wat noten op hun zang in wat zij anders en vooral méér zouden willen. Dat ontlokte mij de uitspraak dat de tijd van willen in de zorg zo langzamerhand wel voorbij is. Voor zowel artsen als patiënten. De bomen groeien niet meer tot in de hemel en met ons allen zullen we ervoor moeten zorgen dat in ons land zorg rechtvaardig verdeeld wordt en dat degenen die echt zorg nodig hebben, het nodige ontvangen. Niet minder, maar ook niet meer dan dat. Want ‘het meer is nooit vol’. Dat ervaren artsen dagelijks in hun spreekkamer, als patiënten hen op zijn best vragen en op zijn slechtst eisen om toch nog dat extra onderzoek of die extra behandeling te doen.
Het is bekend dat óverbehandeling in de zorg gemeengoed is.1 Vragen is makkelijk en nee zeggen is moeilijk. Want dat kost uitleg, teleurstelling en tijd en daar krijgt de zorgverlener in ons zorgsysteem niet voor betaald. En er is helaas nog een andere drijfveer van artsen om te doen en niet te laten: “Want straks krijg ik een tuchtklacht.” Die angst zit blijkbaar diep. Sta mij toe deze kennelijke nood enigszins te lenigen. Want, zou het?
De cijfers. Het aantal tuchtklachten bij Regionale Tuchtcolleges tegen artsen was in 2023 655. Daarvan waren 450 stuks vóór de fase van inhoudelijke behandeling al gesneuveld. Bleven over: 205 klachten, waarvan 94 (deels) gegrond en 111 ongegrond werden verklaard. Gegrond was dus minder dan 15% van het totaal aantal klachten.2 Afgezet tegen de bijna 80.000 BIG-geregistreerde artsen3 die Nederland telt, die jaarlijks miljoenen medische consulten, onderzoeken en (be)handelingen uitvoeren, lijkt mij dit aantal niet meteen iets om vreselijk wakker van te liggen. Zou het niet de moeite waard zijn om het schrikbeeld van het tuchtrecht enigszins te relativeren en toch eerder nee te durven zeggen?
Natuurlijk, een tuchtklacht krijgen is naar en als niet-arts heb ik misschien makkelijk praten. Daarentegen geniet een arts een aantal (voor)rechten die ik als ‘gewone burger’ niet heb. De maatschappij heeft aan artsen, net als aan bijvoorbeeld advocaten en accountants die ook onder tuchtrecht vallen, vergaande taken en verantwoordelijkheden toevertrouwd die zij naar eigen (professioneel) inzicht mogen invullen. Zoals in juridische procedures vaak alleen advocaten cliënten mogen vertegenwoordigen om hun belang te behartigen, staat het een arts met uitsluiting van anderen vrij vergaande (be)handelingen uit te voeren en beslissingen te nemen die de integriteit en het (wel)zijn van een persoon raken. Tegen deze achtergrond is het tuchtrecht bedoeld als een openbare kwaliteitstoets, die nodig is om het door de maatschappij in artsen en andere beroepen gestelde vertrouwen te bestendigen. Hierbij is het een verworvenheid en uniek dat ook eigen vakgenoten aan de andere kant van de tafel zitten en dus hun visie wordt betrokken in het beoordelen van het handelen van de arts.
Ja, een tuchtklacht kan ingrijpend zijn, qua tijd, emotie en energie. Daar wil ik niks aan afdoen. Maar het hoort bij het leven te accepteren dat dingen soms anders lopen dan je wilt, dat niemand onfeilbaar is en dat soms dingen anders en misschien beter hadden gekund. En als het zover is: rug rechten, uitleggen wat je als professional wel en niet deed of misschien anders had kunnen doen. En kijken wat er eventueel te leren is - voor jezelf en je collega’s.
Terug naar het begin. Het zou voor alle partijen goed zijn als artsen hun angst voor het tuchtrecht kunnen overwinnen - in het algemeen is angst een slechte raadgever- en gezamenlijk meer ‘nee’ zouden zeggen als dat nodig is. Wat betekent dat patiënten ook ‘nee’ moeten leren verdragen. Dat zie ik als een gezamenlijke opdracht voor iedereen: artsen, patiëntenorganisaties, politiek én samenleving als geheel. Zoals gezegd, de tijd van willen in de zorg is zo langzamerhand wel voorbij. Het helpt (in deze tijd zeker) niet als patiënt en arts elkaar in een wurggreep houden door elke zorg te claimen als een recht en die zorg voor de lieve vrede te verlenen. De zorg heeft het nodig en wordt pas recht gedaan als het wordt verleend en ontvangen voor wat het werkelijk is: een maatschappelijk gunnen en aanvaarden van alleen díe zorg die daadwerkelijk nodig is.
Antina de Jong, Adviseur gezondheidsrecht en medische ethiek bij de artsenfederatie KNMG
1 Advies 'Samenwerken aan passende zorg: de toekomst is nú' | Rapport | Zorginstituut Nederland en Niet alles wat kan, hoeft | KNMG
2 Editie 2023 | Jaarverslag (tuchtcollege-gezondheidszorg.nl)
3 Om precies te zijn 79.280 per 1 juli 2024 (Registratiecijfers | Over het BIG-register | BIG-register (bigregister.nl).
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl