Het RVS-rapport Iedereen bijna ziek - Over de keerzijden van diagnose-expansie verschijnt net op tijd – of is het al te laat? In ieder geval is het wat mij betreft een zeer welkom en ook nodig tegengeluid tegen de alsmaar uitdijende vormen van diagnostiek en screening die tot doel hebben ‘vroegtijdig’ eventuele toekomstige ziekten en risico's op te sporen en uit te bannen. Wij plegen dat opsporen te zien als een goede ontwikkeling met alleen maar voordelen, maar sluiten collectief de ogen voor de negatieve effecten van deze ‘diagnose-expansie’, zoals de RVS het fenomeen treffend noemt.
De KNMG heeft in 2019 al gewaarschuwd voor deze trend in haar reactie op het wetsvoorstel Preventief Medisch Onderzoek, dat overigens begin dit jaar is ingetrokken. De KNMG uitte toen onder meer haar zorgen dat de voorgestelde verruiming van de mogelijkheden om preventief medisch onderzoek en (ongerichte) screening aan te bieden en uit te voeren, de doelmatigheid en toegankelijkheid van publiek gefinancierde zorg onder druk zou zetten. Omdat de personele en financiële kosten van vervolgonderzoek immers ten laste komen van die reguliere zorgcapaciteit.
We zijn nu zes jaar verder en de zorg is bepaald niet in rustiger vaarwater gekomen. Het is voor zorgverleners dagelijks woekeren met tijd en middelen om de niet aflatende en zelfs toenemende zorgvraag het hoofd te bieden.
Maar alleen een halt toeroepen aan de praktijk van populatiescreening en preventief medisch onderzoek zal dit tij niet keren. De zorg als zodanig is doordrenkt van risico-aversie, wat leidt tot overmatige diagnostiek, defensieve geneeskunde en ‘onnodige, tijdrovende ingrepen’, zoals MDL-arts Yvo Kortmann onlangs nog in Medisch Contact liet zien. Net als de RVS acht hij de medisch-inhoudelijke richtlijnen hier mede debet aan1 en adviseert hij in de professionele standaarden rekening te houden met de huidige en toekomstige (beperkte) zorgcapaciteit.
Ook een andere trend verdient aandacht, namelijk die van de uitbreiding van ziektedefinities. De RVS noemt dit in haar rapport en eerder dit jaar schetste de Nederlandse GGZ in het Toekomstperspectief voor 2035 eenzelfde beeld.2 Bij publicatie daarvan werd onder meer gezegd dat het belangrijk is dat “we als samenleving meer en meer met elkaar accepteren dat mentale problemen erbij horen” en dat het “vraagt om een beter onderscheid in échte zorgvragen en vragen die voortkomen uit andere problemen zoals stress, schulden of prestatiedruk.”
Wat dit laatste document betreft heb ik me de laatste tijd bijvoorbeeld verbaasd over de ‘trauma-inflatie’ die lijkt te (zijn) ontstaan en lijkt te passen in het RVS-rijtje van bijvoorbeeld pre-diabetes, autisme en ADHD. Zo verzuchtte een medewerker van een consultatiebureau laatst na een huisbezoek aan een pasgeborene, dat dit al de derde vrouw in drie maanden was die traumatherapie volgde na haar bevalling. Dit zette mij aan het denken: hoe komt het toch dat tegenwoordig dergelijke ervaringen, diagnoses en medische behandelingen daarvoor gemeengoed lijken te worden? Ook in Medisch Contact werd afgelopen maanden bericht over artsen die hun tuchtzaak en het niet meteen slagen van de uitvoering van euthanasie als ‘traumatisch’ hadden ervaren. Ook deze soms ingrijpende ervaringen lijken daarmee in het medisch domein te worden getrokken. De vraag is of ze daar thuishoren. Want artsen kunnen feilbaar zijn en de geneeskunst levert nou eenmaal niet altijd (meteen) het gewenste resultaat op. Zijn we een samenleving geworden met te hooggespannen verwachtingen en gebrek aan realiteitszin, waardoor we moeite hebben om de dagelijkse werkelijkheid te accepteren? Willen we daarom alle (zelfs ingecalculeerde) risico's, ongemak en ziekte uitbannen en eisen we dat deze maximaal voorkómen, opgeruimd en opgelost moeten worden door de zorg?3 De RVS betitelt deze neiging als ‘medisch consumentisme'.4
We zijn in Nederland niet meer gewoon dit soort drijfveren te benoemen, elkaar hierop te bevragen of een spiegel voor te houden. Toch zou het volgens mij voor ons mensen een stuk draaglijker en voor de zorg een stuk behapbaarder worden als we accepteren dat risico’s, pech, mislukking en tegenslag nou eenmaal bij het leven horen. Dat deze niet altijd te voorkómen zijn, hoe hard we dat ook proberen, maar een vast onderdeel vormen van de onvolkomenheid die het leven eigen is.
Dit besef zou behulpzaam kunnen zijn om onszelf en anderen niet langer als ‘bijna ziek' te beschouwen, maar als overwegend gezond (genoeg). Niet alleen voor ons eigen welzijn, maar ook voor de houdbaarheid van de gezondheidszorg in Nederland zou dat een ontwikkeling ten goede zijn.
Dr. mr. Antina de Jong, adviseur gezondheidsrecht en medische ethiek
1 Op soortgelijke oorzaken voor steeds meer ‘doen ‘ en niet ‘laten’ in de zorg wees de KNMG 10 jaar geleden in haar rapport Niet alles wat kan, hoeft.
2 Een Mentaal Gezonder 2035: Toekomstperspectieven en OplossingenEen Mentaal Gezonder 2035: Toekomstperspectieven en Oplossingen. Gepubliceerd op 27 januari 2025.
3 In dit verband is het ook interessant te verwijzen naar de zogenoemde ‘vulnerabiilty paradox’ zoals beschreven in het artikel van M. Dückers et al in The BritishJournal of Psychiatry (2016) 209,300–305. doi:10.1192/bjp.bp.115.176628. Nederland staat daar in de top 3 van prevalentie van PTSS in de algemene bevolking.
4 RVS-rapport, p. 64.
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl