De KNMG wil een beweging op gang brengen waarin we de oorzaken van gezondheidsproblemen aanpakken daar waar ze ontstaan. Als start organiseren we op 13 december een werkconferentie voor bestuurders binnen en buiten de zorg. Welke oplossingen zien zij en hoe verankeren we die? In aanloop hiernaartoe vragen we verschillende experts hun visie hierop met ons te delen.
Leonard Geluk, algemeen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gaat hieronder vast in op die ambitie en legt uit wat er volgens hem nodig is.
De KNMG wil net als andere organisaties dat gezondheid een belangrijkere plek krijgt in een breed palet aan domeinen: van het onderwijs tot bijvoorbeeld de bouw. Wat vindt u van deze ambitie?
“De VNG onderschrijft en steunt die ambitie van de KNMG volledig. Het is ontzettend belangrijk dat de aandacht voor sociale problemen hand in hand gaat met de aandacht voor fysieke klachten van mensen. Daarom moeten professionals in de gezondheidszorg en professionals in het sociaal domein intensief met elkaar gaan samenwerken.”“We hebben in 2040 twee keer zo veel ouderen die zorg nodig hebben dan nu. Maar het aantal mensen dat mantelzorg kan bieden of in de zorg kan werken, is dan gehalveerd. Dat vraagt om een heel andere benadering van zorg. We moeten ons niet enkel richten op medische behandelingen, maar ook aandacht besteden aan algehele gezondheid. Veel klachten waarmee mensen de huisarts bezoeken, hebben namelijk geen medische achtergrond. Zij hebben bijvoorbeeld schulden of gebruiken drugs en/of alcohol door hun sociale problemen. Die problemen moet je aanpakken om te voorkomen dat hun gezondheid verslechtert. Zou de schuldenaanpak beter werken, dan zou de gezondheidszorg veel minder werk hebben. Als steden groener zouden zijn, en meer zouden uitnodigen tot lichaamsbeweging, dan heeft dat positieve gevolgen voor de gezondheid. Daarom moet de gezondheidszorg aansluiten bij bijvoorbeeld schuldhulpverlening, maatregelen tegen eenzaamheid en maatschappelijke dienstverlening.”
Wat is er nodig om dat te bereiken?
“Als we willen dat mensen in de gezondheidszorg en het sociaal domein intensief met elkaar samenwerken, dan begint dat met elkaar leren kennen. Bij elkaar over de schutting kijken. Ze hebben immers ook dezelfde ambitie. Het probleem daarbij is dat gemeenten door aanbestedingsregels om de paar jaar van hulpverleners wisselen. Het zou mooi zijn als die professionals, net als een medisch specialist bijvoorbeeld, wat langer op hun post blijven. Alleen zo kan bijvoorbeeld een schuldhulpverlener een huisarts leren kennen. Gemeenten willen daarom voor de komende 20 jaar een stabiel stelsel om hun zorg- en ondersteuningstaken uit te voeren. Elke paar jaar nieuwe contracten zit die stabiliteit in de weg. Stel, iemand komt in de praktijk en de huisarts ontdekt dat de patiënt schulden heeft. Dan moet de patiënt niet enkel een folder of een telefoonnummer meekrijgen. Een arts en een hulpverlener moeten in dat geval sneller contact met elkaar zoeken. Of kijk naar mensen die eenzaam zijn. Ze gaan misschien naar de huisarts, omdat ze dan ten minste nog eens iemand zien. Als je als huisarts weet dat de gemeente daarvoor goede hulp biedt, dan kun je ook makkelijker iemand overdragen. Ook al begrijp ik dat de werkdruk al heel hoog is, elkaar kennen is belangrijk. Ik geloof in over de schutting kijken, niet in over de schutting gooien.”
Welke rol speelt u daarin?
“Ik heb namens de VNG, onder voorbehoud van instemming van de leden, een handtekening onder het Integraal Zorgakkoord gezet. Daarin staan afspraken over de aansluiting van de gezondheidszorg bij het sociaal domein. Gemeenten gaan daarmee aan de slag, maar ze hoeven niet allemaal zelf het wiel uit te vinden. De VNG moet de goede voorbeelden delen. Daar gaat een enorme kracht van uit. Tegelijk moeten wij bij het kabinet agenderen waar de aansluiting tussen gezondheidszorg en het sociaal domein vastloopt. Zitten wet- en regelgeving in de weg? Is financiering een probleem? De VNG pleit met die aansluiting voor een cultuurverandering, maar we moeten het ook aangeven als dat in de praktijk niet lukt.”Welke kansen en dilemma’s ziet u?“De gezondheidszorg en het sociaal domein hebben eigen taken. Het zijn verschillende werelden. Die grenzen moeten we overbruggen, hoewel dat knap lastig kan worden. Als wethouder Jeugdzorg zag ik in Rotterdam hoe moeilijk het is om allerlei verschillende partijen bij elkaar te brengen. Zelfs het delen van informatie bleek lastig, onder meer vanwege het medisch beroepsgeheim. Dat geheim is ook belangrijk. Maar professionals uit verschillende branches moeten elkaar in ieder geval leren kennen. Anders zien ze elkaar ook niet als collega’s. En dat is wel nodig.”
“Ik zie een dilemma ontstaan als we het eens willen worden over een basaal niveau van bestaanszekerheid en zorg. Dat vergt namelijk keuzes over uitgaven want anders komen we geld en personeel te kort. Lukt het om daar afspraken over te maken, dan krijg je als overheid de kans om inwoners zekerheid te geven. Zodat zij weten dat ze kunnen rekenen op goede zorg. Dan kun je als overheid zeggen, in tijden van prijsstijgingen en allerlei andere maatschappelijke ontwikkelingen: er verandert veel, maar we slepen je er doorheen.”