De KNMG wil een beweging op gang brengen waarin we de oorzaken van gezondheidsproblemen aanpakken daar waar ze ontstaan. Als start organiseren we op 13 december een werkconferentie voor bestuurders binnen en buiten de zorg. Welke oplossingen zien zij en hoe verankeren we die? In aanloop hiernaartoe vragen we verschillende experts hun visie hierop met ons te delen.
Martin Pragt is ervaringsdeskundige als het gaat om armoede en sociale uitsluiting. Pragt is verbonden aan de organisatie Sterk uit Armoede. In zijn dagelijkse werk adviseert Pragt onder meer ministeries, gemeentes en scholen. Ook geeft hij voorlichting aan artsen in opleiding. Zo heeft hij onlangs op het AMC-artsen in opleiding vertelt wat armoede heeft betekend voor zijn gezondheid. Met zijn kennis en ervaring slaat hij een brug tussen mensen uit de doelgroep en zorgverleners.
De KNMG wil net als andere organisaties dat gezondheid een belangrijkere plek krijgt in de hele samenleving: van het onderwijs tot bijvoorbeeld de bouw. Kan jij aangeven wat de impact van armoede en sociale uitsluiting kan zijn op gezondheid?
“Armoede gaat gepaard met stress op veel fronten. Het neemt je in beslag als je geldproblemen hebt. Je gaat je afzonderen en de kans op eenzaamheid wordt groter. Het tast je zelfvertrouwen aan. Omdat steeds meer Nederlanders te maken krijgen met armoede, is het goed dat er in een groter verband wordt samengewerkt; wijkteams, woningbouw stichtingen, gemeente, zorgverlening. Die samenwerking is echt heel belangrijk om mensen te kunnen helpen. In mijn jeugd heb ik juist versnipperde hulp gehad. Zo hebben verschillende kinderartsen geprobeerd om mij van het bedplassen af te helpen. Plaswekkertjes, straffen, belonen; alles werd uit de kast gehaald om mij van het bedplassen te verlossen. Maar helaas, dat hielp niet. Sterker, het werd alleen maar erger omdat mijn falen als kind werd benadrukt. Ik voelde mij eenzamer worden en was bang om te gaan slapen. Het was een neerwaartse spiraal. Ik ben ervan overtuigd dat mijn diabetes ook rechtstreeks een gevolg is van mijn stressvolle jeugd. Met de kennis die ik nu heb, kan ik vertellen dat ik in mijn situatie veel meer had gehad aan bijvoorbeeld hulp van een psycholoog voor mijn vader die kampte met een oorlogstrauma. En mijn moeder had baat gehad bij iemand die haar steunde toen ze worstelde met het geloof. Wij hadden behoefte aan zorg vanuit een netwerk, iemand die ons gezin had kunnen begeleiden. Door die samenwerking kunnen we de vicieuze cirkel doorbreken en voorkomen dat mensen door stress en onmacht over hun situatie gezondheidsproblemen krijgen.
Ik zou dan graag extra aandacht willen vragen voor twee onderdelen waaraan naar mijn mening meer moet worden gedaan: preventie en de begeleiding van mensen om zo stress te verminderen. Dus om deze ambitie waar te maken, zeg ik ‘heb oog voor de mens en de sociale uitsluiting van mensen’. Nu praten we vaak over de relatie tussen arts en patiënt bij het oplossen van problemen. Maar armoede is een veel ingewikkelder situatie, die niet alleen tussen artsen patiënt kan worden opgelost.”
Welke rol speelt u zelf bij het voorkomen van gezondheidsproblemen?
“Vanuit mijn rol als ervaringsdeskundige bij Sterk uit Armoede werk ik veel samen met verschillende partijen, zoals het Jeugdeducatiefonds, Divosa, Sociaal Werk Nederland, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en het Nederlands Jeugdinstituut. Daar ligt een toegevoegde waarde mits je het netwerk goed inzet. Artsen werken vaak geïsoleerd en hebben niet een netwerk waarin het vanzelfsprekend is om hulp te vragen bij het oplossen van gezondheidsproblemen van patiënten. Heb dus het lef om hulp te vragen aan derden om samen naar een oplossing voor de patiënt te zoeken. Zo kunt u uw patiënt in contact brengen met de juiste instantie. Dat is wat anders dan een patiënt alleen maar doorverwijzen. Dus ook voor artsen moet duidelijk zijn waar ze terechtkunnen. Dat kan door veel meer gebruik te maken van de kennis en de inzichten van ervaringsdeskundigen die zijn getraind om hun ervaringen om te zetten in advies. Wij weten als geen ander wat er nodig is en hoe een arts kan bijdragen aan de oplossing. We zijn er niet alleen voor gesprekken met mensen uit de doelgroep, maar kunnen ook professionals, zoals artsen, waardevolle inzichten geven.”
Welke kansen en dilemma’s ziet u daarbij?
“Als je het individu kent, kun je diegene begeleiden en leren hoe ze beter voor zichzelf kunnen zorgen. Het gaat om het doorbreken van patronen en dat is ingewikkelder dan een pleister of een pilletje. Daarom moet je je verdiepen in de achtergrond van de patiënt. Maar ja, met de kans om je te verdiepen in de patiënt, kom je ook bij het dilemma van de zorgverlener, namelijk tijdgebrek en zorgverleners die niet goed weten waarnaar ze hun zorgvragers kunnen doorverwijzen. De mensen die het betreft zijn nou eenmaal niet geholpen met een lange schakel aan instanties waarnaar ze worden doorverwezen. Zo ken ik een jongen die 38 loketten had gezien en steeds opnieuw zijn verhaal moest doen, omdat de instanties van elkaar niet wisten wat ze hadden geadviseerd of waarnaar hij moest worden doorverwezen. Zo ging hij van GGZ naar Jeugdgezondheidszorg en van maatschappelijk werk naar schooladviesdienst. En iedere keer kwam hij terug bij de huisarts. Na drie suïcidepogingen is hij opgenomen op een gesloten afdeling van psychiatrisch ziekenhuis. Voor een gezondere wereld hebben we elkaar hard nodig. Dus denk na over mogelijkheden hoe de onderlinge samenwerking tot stand kan worden gebracht. Zo ken ik een arts die eens in de maand een bijeenkomst organiseerde met zijn patiëntengroep om allerlei zaken te bespreken wat er nodig is voor een goede zorgverlening. Hij leerde van die ervaringen en paste zijn praktijkvoering daar waar mogelijk erop aan.”