Dossier / bijgewerkt: 3 maart 2020
Als een gedetineerde in hongerstaking gaat, kan een situatie ontstaan waarin de toediening van voeding noodzakelijk is ter bescherming van het leven van de betrokkene of ter voorkoming van onherstelbare gezondheidsschade. Dit stelt de arts voor een dilemma, zeker indien niet ingrijpen hoogstwaarschijnlijk resulteert in de dood van de gedetineerde. Het zelfbeschikkingsrecht van de gedetineerde kan in zo’n geval op gespannen voet staan met de hulpverleningsplicht van de arts.
De KNMG geeft artsen in het Standpunt dwangvoeding hongerstakende gedetineerden het zwaarwegende advies om bij wilsbekwame gedetineerden in hongerstaking niet mee te werken aan dwangvoeding. Een wilsbekwame persoon heeft het recht om iedere vorm van behandeling te weigeren, waaronder de toediening van voeding en vocht.
Het zelfbeschikkingsrecht en de wetenschap dat de arts gehouden is aan de professionele standaard vormen de kern van het vertrouwen dat patiënten onder alle omstandigheden in hun arts moeten kunnen stellen. Op grond van het zelfbeschikkingsrecht heeft de patiënt het recht om zelf te bepalen of, en zo ja, welke behandeling hij ondergaat.
De medische ethiek en het gezondheidsrecht laten de arts van oudsher geen ruimte voor een behandeling onder dwang van een patiënt die zijn wil kan bepalen en in staat is de gevolgen van zijn behandelweigering te overzien. Op grond van de wet en rechtspraak is dit soms anders, maar dit betreft uitzonderingssituaties, veelal omdat niet handelen in bepaalde situaties in strijd met de menselijke waardigheid wordt geacht te zijn of omdat er anders een groot gevaar voor een ander dreigt te ontstaan.
De directeur van een gevangenis kan een gedetineerde onder omstandigheden verplichten om een medische behandeling te dulden, maar de arts is degene die op basis van zijn medische professionaliteit moet beslissen of de dwangbehandeling geïndiceerd is en hij hieraan medewerking kan verlenen.