Dossier / bijgewerkt: 10 juni 2020
Artsen stellen het belang van hun patiënten en dus de kwaliteit en veiligheid van farmacotherapie voorop. Patiënten mogen verwachten dat artsen hen op objectieve wijze medicatie voorschrijven. Daarnaast zijn zij vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid gehouden om doelmatig voor te schrijven, dat wil zeggen goedkoop als het kan, maar ook duurder als het niet anders kan.
De KNMG heeft een aantal uitgangspunten benoemd voor een doelmatiger, veiliger en kwalitatief goed geneesmiddelenbeleid:
In het reguliere overleg met de apothekers binnen onze huisartsengroep hebben we gesproken over het (elektronisch) delen van medische informatie over patiënten. De algemene opvatting is dat het delen van deze informatie de zorg voor de patiënten ten goede kan komen. Sommige collegae zeiden echter dat ons beroepsgeheim dit verbiedt. Hoe zit dit precies?
U mag aan een apotheker medische informatie over een patiënt verstrekken. Daarbij moet u zich beperken tot de informatie die de apotheker nodig heeft om zijn werkzaamheden voor de patiënt goed te kunnen verrichten. U mag geen informatie aan de apotheker verstrekken als de patiënt hiertegen bezwaar heeft gemaakt.
Om goede (farmaceutische) zorg te kunnen verlenen, is het belangrijk dat de apotheker en de huisarts beschikken over de juiste medicatiegegevens van patiënten. In dat kader kunnen zij gegevens uitwisselen. Een apotheker heeft bijvoorbeeld vaak relevante medische gegevens van een patiënt nodig om een medicijn zorgvuldig te kunnen afleveren. U mag dan de informatie verstrekken die noodzakelijk is voor de betreffende werkzaamheden.
Om deze informatie uit te wisselen, heeft u geen expliciete toestemming van de patiënt nodig. U mag deze toestemming in beginsel veronderstellen. De patiënt moet er dan wel van op de hoogte zijn dat zijn gegevens kunnen worden gedeeld en dat hij hiertegen bezwaar kan maken. Dit kan bijvoorbeeld via een (online) privacystatement of een patiëntenfolder, waarop u de patiënt vooraf heeft gewezen. Als een patiënt bezwaar heeft gemaakt tegen de gegevensuitwisseling, dan mag u geen informatie aan de apotheker verstrekken.
Soms vraagt een apotheker toegang tot het volledige medische dossier van een patiënt. Hiervoor is gerichte, expliciete toestemming van de betreffende patiënt nodig.
Elektronische gegevensuitwisseling
De gegevensuitwisseling tussen apotheker en huisarts gebeurt veelal elektronisch. In het algemeen geldt dat voor de elektronische uitwisseling van medische gegevens tussen zorgverleners de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt vereist is. Dit geldt niet voor zogenaamd ‘push-verkeer’. Bij 'push-verkeer' stuurt de verzender, ook wel de brondossierhouder zoals een huisarts, gericht bepaalde gegevens naar één of enkele ontvangers van wie vaststaat dat ze een behandelrelatie hebben met de betrokken patiënt. Te denken valt aan recept- en afleverberichten en terugkoppelingen van behandelresultaten. Zie voor meer informatie de Gedragscode Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg.
Laboratoriumuitslagen
Een apotheker kan laboratoriumuitslagen nodig hebben voor een goede aflevering van een geneesmiddel. Als hij deze laboratoriumuitslagen elektronisch wil opvragen, dan heeft hij de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt nodig.1 Een uitzondering hierop zijn afwijkende nierfunctiewaarden. Voorschrijvers zijn verplicht om afwijkende nierfunctiewaarden actief door te geven aan de apotheker.2 Hiervoor is geen toestemming van de patiënt vereist.
1 Artikel 66a, lid 1 Geneesmiddelenwet.
2 Artikel 6.10 Regeling Geneesmiddelenwet.
Zie voor het verstrekken van laboratoriumuitslagen en de reden van voorschrijven op recept ook het webdossier Reden voorschrijven recept.
Mijn patiënt gaat op vakantie en vraagt mij om een zogenoemde Schengenverklaring in te vullen voor de Ritalin die ik heb voorgeschreven. Mag ik dat als behandelend arts doen?
U mag als behandelend arts op verzoek van uw patiënt een Schengenverklaring invullen, als u de Ritalin zelf heeft voorgeschreven. Dit mag, omdat het gaat om feitelijke medische informatie en niet om een waardeoordeel over uw patiënt.
Een patiënt heeft een Schengenverklaring nodig als hij:
In de Schengenverklaring moet staan dat deze medicatie voor eigen gebruik is en is voorgeschreven door een arts. De verklaring is bijvoorbeeld nodig voor zware pijnstillers, Ritalin, medicinale cannabis en bepaalde slaap- en kalmeringsmiddelen. De verklaring oorkomt dat patiënten op reis (juridische) problemen krijgen, als deze middelen bij hen worden aangetroffen. De voorschrijvende arts moet de verklaring ondertekenen en het CAK moet hem waarmerken. Een Schengenverklaring is dertig dagen geldig. Meer informatie is te vinden op de website van het CAK.
Geen geneeskundige verklaring
De KNMG heeft als standpunt dat een behandelend arts geen geneeskundige verklaringen afgeeft over eigen patiënten. In een geneeskundige verklaring geeft de arts een waardeoordeel over een patiënt en diens (medische) geschiktheid om bepaalde dingen wel of niet te doen. Zo’n verklaring dient een ander doel dan behandeling of begeleiding.
Hoewel de term ‘verklaring’ misschien iets anders doet vermoeden, verstrekt een arts met een Schengenverklaring alleen feitelijke medische informatie. Hij geeft hierin immers aan dat hij bepaalde medicatie, die valt onder de Opiumwet, aan de patiënt heeft voorgeschreven.
Als huisarts ontvang ik dagelijks vele verzoeken om een herhaalrecept. Tot nu toe autoriseer ik alle recepten. In mijn praktijk werken ook een assistente, een verpleegkundig specialist, een gespecialiseerd verpleegkundige en een praktijkondersteuner. Wie zijn er, naast mij als arts, nog meer zelfstandig bevoegd om geneesmiddelen voor te schrijven?
Verpleegkundig specialisten mogen geneesmiddelen voorschrijven binnen hun deskundigheidsgebied en voor zover het om minder complexe, routinematige recepten gaat. Ook sommige gespecialiseerde verpleegkundigen mogen geneesmiddelen voorschrijven, maar alleen bepaalde geneesmiddelen. Het gaat om verpleegkundigen gespecialiseerd in diabetes mellitus, in oncologie, of in astma en COPD. Een doktersassistente en praktijkondersteuner mogen geen recepten voorschrijven.
Artsen, tandartsen en verloskundigen
Bepaalde geneesmiddelen zijn uitsluitend op recept verkrijgbaar: de zogenoemde UR-geneesmiddelen. In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is bepaald welke beroepsbeoefenaren bevoegd zijn om recepten voor UR-geneesmiddelen voor te schrijven. Van oudsher zijn dat drie beroepen: artsen, tandartsen en verloskundigen. Zij mogen UR-geneesmiddelen voorschrijven binnen hun eigen deskundigheidsgebied en voor zover zij daartoe bekwaam zijn.
Physician assistants en verpleegkundig specialisten
Ook physician assistants en verpleegkundig specialisten mogen UR-geneesmiddelen voorschrijven binnen hun eigen deskundigheidsgebied. Dit mogen zij alleen doen voor zover het om minder complexe, routinematige recepten gaat, waarvan de risico’s te overzien zijn. Daarbij moeten zij handelen volgens landelijk geldende richtlijnen, standaarden en protocollen.
Welke UR-geneesmiddelen physician assistants en verpleegkundig specialisten mogen voorschrijven, is afhankelijk van de lokale situatie. Hierover moeten afspraken worden gemaakt (zie hiervoor de Handreiking implementatie taakherschikking).
Gespecialiseerde verpleegkundigen
Ook sommige gespecialiseerde verpleegkundigen mogen geneesmiddelen voorschrijven. Die bevoegdheid is toegekend aan:
verpleegkundigen gespecialiseerd in diabetes mellitus;
verpleegkundigen gespecialiseerd in oncologie;
verpleegkundigen gespecialiseerd in astma en COPD1.
Deze bevoegdheid geldt alleen voor verpleegkundigen die ingeschreven staan in het BIG-register en een aanvullende opleiding hebben afgerond met een aparte module farmacotherapie. Zij mogen hun voorschrijfbevoegdheid vermelden in het BIG-register.
Aan de voorschrijfbevoegdheid van deze verpleegkundigen zijn wel enkele voorwaarden verbonden. Zo mogen ze pas geneesmiddelen voorschrijven nadat een arts een diagnose (diabetes, kanker, astma of COPD) heeft gesteld. Ook moeten zij de geldende richtlijnen, standaarden en protocollen volgen. Bovendien is het belangrijk dat in de praktijk afspraken zijn gemaakt over de samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen. En tot slot betreft de voorschrijfbevoegdheid slechts een beperkt aantal geneesmiddelen:
diabetesverpleegkundigen: alleen bloedglucose regulerende geneesmiddelen;
verpleegkundigen op het gebied van astma en COPD: alleen inhalatiemedicatie;
oncologieverpleegkundigen: alleen antidiarrhoica, anti-emetica, benzodiazepinen, laxantia, middelen voor pijnbestrijding en secretieremmers.
Andere beroepsbeoefenaren
Andere beroepsbeoefenaren, zoals doktersassistentes en praktijkondersteuners, mogen geen recepten schrijven. Ook niet in opdracht van een arts. Wel mogen zij zogenaamd voorwerk verrichten. Dat houdt in dat zij het recept alvast schrijven, waarna de arts het controleert en autoriseert. Een dergelijke werkwijze wordt vaak gebruikt bij herhalingsrecepten. Een arts mag niet vooraf een blanco receptpapier ondertekenen waarop de doktersassistente het recept vervolgens invult.