Dossier / bijgewerkt: 15 juni 2020
Bepaalde geneesmiddelen zijn uitsluitend op recept verkrijgbaar; de zogenoemde UR-geneesmiddelen. De wet bepaalt welke beroepsbeoefenaren bevoegd zijn om UR-geneesmiddelen voor te schrijven. Van oudsher waren dat drie beroepen: artsen, tandartsen en verloskundigen.
In 2012 hebben verpleegkundig specialisten en physician assistants onder voorwaarden ook een voorschrijfbevoegdheid gekregen. Zij mogen voorschrijven binnen hun deskundigheidsgebied en voor zover het om minder complexe, routinematige recepten gaat waarvan de risico’s te overzien zijn. Bovendien moet volgens landelijk geldende richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen worden gehandeld. Welke UR-geneesmiddelen dit zijn moet lokaal bepaald worden zie Handreiking implementatie taakherschikking (PDF).
Ook sommige gespecialiseerde verpleegkundigen mogen geneesmiddelen voorschrijven, maar alleen bepaalde geneesmiddelen. Zij hebben een aanvullende opleiding met een aparte module farmacotherapie afgerond. Het gaat om diabetesverpleegkundigen, verpleegkundigen op het gebied van astma en COPD en oncologieverpleegkundigen. Diabetesverpleegkundigen mogen alleen bloedglucoseregulerende geneesmiddelen voorschrijven, verpleegkundigen op het gebied van astma en COPD alleen inhalatiemedicatie, en oncologieverpleegkundigen alleen antidiarrhoica, anti-emetica, benzodiazepinen, laxantia, middelen van pijnbestrijding en secretieremmers. Aan deze voorschrijfbevoegdheid zijn verder als voorwaarden verbonden dat een arts een diagnose (diabetes, astma/COPD, kanker) moet hebben gesteld en dat richtlijnen, standaarden en protocollen worden gevolgd. Het is daarnaast belangrijk om in de praktijk afspraken te maken over samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen.
Andere beroepsbeoefenaren, zoals bijvoorbeeld doktersassistentes en praktijkondersteuners, mogen geen recepten schrijven. Ook niet in opdracht van een arts. Wel mogen zij zogenaamd voorwerk verrichten door het recept te schrijven waarna de arts het controleert en autoriseert. Een dergelijke werkwijze wordt vaak gebruikt bij herhalingsrecepten. Een arts mag niet vooraf een blanco receptpapier ondertekenen waarop de doktersassistente het recept vervolgens invult.
Als huisarts ontvang ik dagelijks vele verzoeken om een herhaalrecept. Tot nu toe autoriseer ik alle recepten. In mijn praktijk werken ook een assistente, een verpleegkundig specialist, een gespecialiseerd verpleegkundige en een praktijkondersteuner. Wie zijn er, naast mij als arts, nog meer zelfstandig bevoegd om geneesmiddelen voor te schrijven?
Verpleegkundig specialisten mogen geneesmiddelen voorschrijven binnen hun deskundigheidsgebied en voor zover het om minder complexe, routinematige recepten gaat. Ook sommige gespecialiseerde verpleegkundigen mogen geneesmiddelen voorschrijven, maar alleen bepaalde geneesmiddelen. Het gaat om verpleegkundigen gespecialiseerd in diabetes mellitus, in oncologie, of in astma en COPD. Een doktersassistente en praktijkondersteuner mogen geen recepten voorschrijven.
Artsen, tandartsen en verloskundigen
Bepaalde geneesmiddelen zijn uitsluitend op recept verkrijgbaar: de zogenoemde UR-geneesmiddelen. In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is bepaald welke beroepsbeoefenaren bevoegd zijn om recepten voor UR-geneesmiddelen voor te schrijven. Van oudsher zijn dat drie beroepen: artsen, tandartsen en verloskundigen. Zij mogen UR-geneesmiddelen voorschrijven binnen hun eigen deskundigheidsgebied en voor zover zij daartoe bekwaam zijn.
Physician assistants en verpleegkundig specialisten
Ook physician assistants en verpleegkundig specialisten mogen UR-geneesmiddelen voorschrijven binnen hun eigen deskundigheidsgebied. Dit mogen zij alleen doen voor zover het om minder complexe, routinematige recepten gaat, waarvan de risico’s te overzien zijn. Daarbij moeten zij handelen volgens landelijk geldende richtlijnen, standaarden en protocollen.
Welke UR-geneesmiddelen physician assistants en verpleegkundig specialisten mogen voorschrijven, is afhankelijk van de lokale situatie. Hierover moeten afspraken worden gemaakt (zie hiervoor de Handreiking implementatie taakherschikking).
Gespecialiseerde verpleegkundigen
Ook sommige gespecialiseerde verpleegkundigen mogen geneesmiddelen voorschrijven. Die bevoegdheid is toegekend aan:
verpleegkundigen gespecialiseerd in diabetes mellitus;
verpleegkundigen gespecialiseerd in oncologie;
verpleegkundigen gespecialiseerd in astma en COPD1.
Deze bevoegdheid geldt alleen voor verpleegkundigen die ingeschreven staan in het BIG-register en een aanvullende opleiding hebben afgerond met een aparte module farmacotherapie. Zij mogen hun voorschrijfbevoegdheid vermelden in het BIG-register.
Aan de voorschrijfbevoegdheid van deze verpleegkundigen zijn wel enkele voorwaarden verbonden. Zo mogen ze pas geneesmiddelen voorschrijven nadat een arts een diagnose (diabetes, kanker, astma of COPD) heeft gesteld. Ook moeten zij de geldende richtlijnen, standaarden en protocollen volgen. Bovendien is het belangrijk dat in de praktijk afspraken zijn gemaakt over de samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen. En tot slot betreft de voorschrijfbevoegdheid slechts een beperkt aantal geneesmiddelen:
diabetesverpleegkundigen: alleen bloedglucose regulerende geneesmiddelen;
verpleegkundigen op het gebied van astma en COPD: alleen inhalatiemedicatie;
oncologieverpleegkundigen: alleen antidiarrhoica, anti-emetica, benzodiazepinen, laxantia, middelen voor pijnbestrijding en secretieremmers.
Andere beroepsbeoefenaren
Andere beroepsbeoefenaren, zoals doktersassistentes en praktijkondersteuners, mogen geen recepten schrijven. Ook niet in opdracht van een arts. Wel mogen zij zogenaamd voorwerk verrichten. Dat houdt in dat zij het recept alvast schrijven, waarna de arts het controleert en autoriseert. Een dergelijke werkwijze wordt vaak gebruikt bij herhalingsrecepten. Een arts mag niet vooraf een blanco receptpapier ondertekenen waarop de doktersassistente het recept vervolgens invult.