Voor ethische inspiratie lees je hieronder de meest actuele berichten. Een groeiende lijst: regelmatig worden er nieuwe blogs en artikelen gepubliceerd.
Suggestie of verzoek? Vul het feedbackformulier in.
Column door Gert van Dijk, ethicus bij de KNMG en het Erasmus MC.
Moet zelfdoding eenvoudiger worden gemaakt? Die vraag kwam op na het nieuws dat er een poeder zou bestaan dat vrij beschikbaar is en tot een snelle en pijnloze dood zou kunnen leiden. Zonder tussenkomst van een arts zouden mensen op deze manier zelf kunnen beschikken over het eigen levenseinde. Zelfbeschikking in optima forma.
De zoektocht naar middelen om te kunnen beschikken over het eigen levenseinde past in een trend van toenemende autonomie, eigen regie en behoefte aan zekerheid. De meeste mensen die de beschikking over een dergelijk middel willen, zullen vermoedelijk geen actuele doodswens hebben. Het zal vooral gaan om zekerheid, ‘voor het geval dat’. Het euthanasiepoeder is een verzekeringspoeder. En eerlijk gezegd begrijp ik die behoefte aan eigen regie en zekerheid heel goed.
Het klinkt voor sommigen ideaal: zelfbewust en autonoom een eigen moment van sterven kiezen. Maar hoeveel mensen kunnen daadwerkelijk rationeel en zonder ambivalentie besluiten dat het leven voor hen genoeg is? Niet iedereen is zo autonoom. Wie is er niet eens tijdelijk de grip op het eigen leven kwijt geraakt? Door verdriet om verstoorde relaties, of door het overlijden van een naaste. Door een depressie, schulden, ontslag, eenzaamheid of verslaving. Autonomie is niet eenvoudig en maar voor weinigen weggelegd.
In de praktijk blijken mensen vaak heel ambivalent in hun doodswens. Jaarlijks overwegen in Nederland 400.000 mensen zelfdoding en doen 100.000 daadwerkelijk een poging. Daarvan eindigen er ongeveer 1900 in de dood. Zelfdoding is de belangrijkste doodsoorzaak tussen 20 en 25 jaar. Naar schatting driekwart van deze mensen heeft geen weloverwogen doodswens, maar ziet op dat moment geen andere weg uit de wanhoop dan de dood.
Om misbruik en suïcides te voorkomen is er de Opiumwet. Om dezelfde reden zijn het giftige stadsgas en de grootverpakkingen paracetamol verdwenen. Daarom ook staan er hekken op plaatsen waar mensen zich vaak voor de trein werpen. En daarom kan mijn raam op de 21e verdieping niet helemaal open. Want een van de meest effectieve methodes om het aantal suïcides terug te dringen is het moeilijker maken van de toegang tot methodes van zelfdoding.
Soms is het lijden uitzichtloos en is er geen andere uitweg dan het actief beëindigen van het leven. Daarom is het goed dat er een euthanasiewet is – ook voor mensen met een psychiatrische aandoening. Maar cruciaal daarbij is wat mij betreft de tussenkomst van een arts, die samen met iemand ‘impulsiviteit’ van ‘weloverwogenheid’ kan onderscheiden en ‘uitzichtloos’ van ‘tijdelijk’. Want waar de dood voor de één een autonome keuze is, is het voor een ander de onnodige en tragische uitkomst van een tijdelijke gemoedstoestand die ook op een andere manier op te lossen was geweest. ‘Ik ben blij dat de dokter mijn euthanasieverzoek weigerde’ vertelde recent in Trouw de 43-jarige Laura, die jarenlang worstelde met depressies.
Het vergemakkelijken van de toegang tot dodelijke middelen leidt onvermijdelijk tot de onnodige dood van kwetsbare mensen. Ik vind die prijs te hoog. Is dat betuttelend? Misschien. Maar ik denk dat die beperkte toegang de prijs is die autonome mensen moeten betalen om hun niet zo autonome medeburgers te beschermen.
Column door Gert van Dijk, ethicus bij de KNMG en het Erasmus MC.
Onlangs overleed Charlie Gard. Kort na zijn geboorte werd bij hem een zeldzame, dodelijke mitochondriale aandoening ontdekt. Maar de ouders van Charlie bleven hopen en wilden hem naar de VS brengen voor een experimentele behandeling. Via crowdfunding haalden zij hiervoor anderhalf miljoen euro op. De betreffende behandeling was echter nog nooit bij deze specifieke aandoening ingezet en zelfs niet op muizen getest. De artsen gingen niet akkoord, omdat Charlie ernstige hersenschade had opgelopen, aan de beademing lag en de artsen het niet in zijn belang achtten om vervoerd te worden en deze behandeling te ondergaan. De paus en Donald Trump schaarden zich aan de zijde van de ouders, maar een groot aantal rechters steunde de artsen in hun besluit. Het leidde tot een fel maatschappelijk debat met heftige krantenkoppen, demonstraties bij het ziekenhuis en doodsbedreigingen voor de zorgverleners. Charlie lag uiteindelijk negen maanden aan de beademing, voordat die vlak voor zijn eerste verjaardag eindelijk werd afgekoppeld.
In deze tragische zaak komt een aantal maatschappelijke ontwikkelingen samen. Door internet is het mogelijk om op zoek te gaan naar experimentele, soms dubieuze behandelingen voor zeldzame aandoeningen. En via social media kunnen gelijkgestemden met elkaar in contact komen en met emotionele oproepen grote groepen bereiken. Hiermee samenhangend is er een groeiende tendens om de kennis van artsen en andere deskundigen in twijfel te trekken. Zie bijvoorbeeld ook de afnemende vaccinatiegraad, mede veroorzaakt door angst voor schadelijke gevolgen van vaccinaties. Verder is er crowdfunding, dat het mogelijk maakt om in korte tijd veel geld op te halen voor al dan niet reële behandelingen. En tot slot is het een tijd waarin aan rauwe emoties vaak meer belang wordt gehecht dan aan zorgvuldig verzameld wetenschappelijk bewijs.
Deze democratisering van de geneeskunde is enerzijds een groot goed: het maakt het mogelijk dat patiënten en hun naasten goed geïnformeerd zijn en daadwerkelijk betrokken kunnen zijn bij behandelbeslissingen. Maar het kan er ook toe leiden dat mensen door onjuiste informatie zichzelf en anderen schade toebrengen of in gevaar brengen. Met name als het om kinderen gaat, kan dit artsen voor flinke ethische dilemma’s plaatsen. Zoals het dilemma in deze casus: wie gaat er over het belang van het kind, de artsen of de ouders? Was het in het belang van Charlie om zo lang aan de beademing te liggen? Wie beslist of het in het belang van Charlie was om een experimentele behandeling te ondergaan? Meestal zitten artsen en ouders hierover gelukkig op één lijn. En waar dit in eerste instantie niet het geval is, lukt het met tijd en goede communicatie vaak uiteindelijk toch. Openheid en vertrouwen tussen artsen en ouders zijn daarbij essentieel. Vertrouwen is de smeerolie van de geneeskunde.
Ouders hebben het beste met hun kind voor. Maar zelfs met de beste intenties kunnen ouders soms beslissingen nemen over een medische behandeling waarmee zij hun kinderen schaden. Als dit tot ernstige schade bij het kind leidt, dan hebben artsen de verantwoordelijkheid kinderen daartegen te beschermen. Soms, heel soms is het dan helaas nodig om een streep in het zand te trekken en te zeggen ‘genoeg is genoeg’. En dat is precies wat de artsen van Charlie deden.