De aios was het niet eens met de beëindiging van haar opleiding. Zij stelde zich op het standpunt dat zij geen eerlijke kans had gekregen tijdens haar beide GBT’s in het derde opleidingsjaar. Al vrij snel werd geconcludeerd dat haar kennisniveau dusdanig laag was, dat er geen mogelijkheid was om aan het niveau te voldoen. Zij ontving geen extra begeleiding en er was niet vastgelegd welke competenties zij moest ontwikkelen en hoe dat beoordeeld zou worden. Ook bestond er een discrepantie tussen de beoordelingen in de eerste twee jaar en het derde jaar.

De geschillencommissie constateerde dat de opleiders tijdens het eerste GBT al vrij snel hun zorgen hadden geuit over het niveau van de aios en de haalbaarheid van het GBT. Dat betekende echter niet dat er al eindoordeel was geveld en de aios ook daadwerkelijk geen eerlijke kans had gekregen. Dat de opleiders gedurende de start van het eerste GBT constateerden dat de aios niet functioneerde op het niveau dat van een derdejaars aios verwacht mocht worden, was op zichzelf niet onredelijk. Het was de taak van een opleider, zeker in een GBT-traject, om een oordeel te vellen over de huidige stand van zaken van het functioneren van een aios en de aios vervolgens naar een beter functioneringsniveau te leiden. Er waren geen feiten of omstandigheden waaruit bleek dat de opleiders tijdens het eerste GBT die intentie niet (meer) hadden en de aios geen eerlijke kans gaven. Op verzoek van de aios vond een ontkoppeling plaats en de aios kreeg de kans te starten met een tweede GBT. Er werden duidelijke afspraken over het GBT gemaakt.

Uit de overgelegde stukken en tijdens de hoorzitting was gebleken dat de tweede opleider de aios een eerlijke kans had willen geven en de aios ook intensief had begeleid. De aios bevestigde dat zij de intentie bij de opleider had gezien en ervaren en de opleider haar had willen begeleiden. De opleider had volgens de aios haar best gedaan, maar de manier van begeleiden sloot niet aan. De opleider had, naar het oordeel van de geschillencommissie, voldoende aannemelijk gemaakt dat de opleider naar een manier van begeleiden had gezocht die aansloot bij de aios. Zij had met verschillende stijlen geprobeerd de aios te begeleiden, maar ondanks dat, liet de aios niet zien wat ze kon.

De geschillencommissie kon de aios dan ook niet volgen dat zij tijdens beide GBT’s geen eerlijke kans zou hebben gekregen. Ook was rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de aios. Ten aanzien van de gestelde discrepantie tussen de beoordelingen, overwoog de geschillencommissie dat vanaf het begin van de opleiding zorgen waren geweest over het niveau van functioneren van de aios, ondanks de inzet van de aios. Dat was in alle beoordelingen van de stages binnen de huisartsenpraktijken terug te zien. De positieve beoordelingen in het tweede jaar, betroffen twee korte keuzestages op plekken, waar de aios al ruime ervaring had opgedaan voorafgaand aan haar opleiding.

De geschillencommissie wees het verzoek van de aios af.