De aios was het niet eens met de beëindiging van de opleiding. Volgens de aios had er feitelijk geen GBT plaatsgevonden. De opleidingsprofessional had weliswaar tijdens een voortgangsgesprek meegedeeld dat met een GBT zou worden gestart, maar pas achteraf hoorde de aios wanneer het GBT was gestart. Er was niet gewezen op de bezwaarmogelijkheid en ook waren geen concrete leerdoelen geformuleerd, was het IOP niet aangepast en was ook geen aangepast opleidingsschema naar de RGS gestuurd. Ook was geen rekening gehouden met het psychosociale welbevinden van de aios.

De geschillencommissie stelde vast dat de opleidingsprofessional, overeenkomstig de regelgeving, naar aanleiding van een voortgangsgesprek, had besloten tot een GBT van drie maanden. Het doel van het GBT was schriftelijk vastgelegd in een brief aan de RGS, waarvan de aios een afschrift had ontvangen. In die brief stond het plan van aanpak vermeld en de wijze waarop toetsing zou plaatsvinden, onder andere op basis van wekelijkse KPB’s. Ook was de aios gewezen op de mogelijkheid bezwaar te maken, al was dat wel aan de late kant. De opleidingsprofessional maakte ter zitting aannemelijk dat het opleidingsschema van de aios niet behoefde te worden aangepast, omdat het GBT tijdens de stage, overeenkomstig het opleidingsplan, kon plaatsvinden. De aios had tijdens de zitting bevestigd dat het doel van het GBT helder was. Ter zitting en uit de overlegde stukken bleek dat de aios veel begeleiding had gekregen en voldoende in de gelegenheid was gesteld het functioneren te verbeteren. De geschillencommissie kon zich geen oordeel vormen in hoeverre rekening was gehouden met het psychosociale welbevinden van de aios, nu de aios zelf had aangegeven, de opleiding, na onderbreking, weer te willen hervatten.

De geschillencommissie was van oordeel dat de opleidingsprofessional de opleiding van de aios in redelijkheid heeft kunnen beëindigen, nu de aios de doelen van het GBT niet had behaald.

Het verzoek werd afgewezen.