De aios was het niet eens met de beëindiging van de opleiding. Volgens de aios was het GBT voortijdig beëindigd en was er ook geen sprake geweest van intensieve begeleiding. Volgens de aios bestond over de startdatum van het GBT onduidelijkheid, waardoor de aios geen eerlijke kans had gekregen de tekortkomingen weg te werken.
De geschillencommissie stelde vast dat een GBT van zes maanden was ingesteld. De aios was op de hoogte van de inhoud en de start van het GBT en het was voor de aios duidelijk wat er aan het eind van het GBT van de aios werd verwacht.
De opleidingsprofessional had voldoende aannemelijk gemaakt dat vanaf de start van het GBT voldoende supervisie aanwezig was om de aios te begeleiden
Uit het verslag van een tussentijdsgesprek bleek dat de competenties op dat moment nog niet op niveau waren en dat er zorgen waren of de competenties verder ontwikkeld konden worden. Tijdens dat gesprek was aangegeven wanneer een afsluitend gesprek zou plaatsvinden. De aios verklaarde zich akkoord met het verslag en daarmee ook met het moment van de geschiktheidsbeoordeling. De aios had de periode na het tussentijdsgesprek niet gebruikt om het functioneren te verbeteren. De aios gaf, voor de datum van de geschiktheidsbeoordeling, aan niet meer in staat te zijn te werken en zich bij het besluit tot beëindiging van de opleiding neer te leggen.
De geschillencommissie was van oordeel dat, ondanks dat het GBT slechts vier maanden had geduurd, als gevolg van onderbreking van de opleiding, de opleidingsprofessional in redelijkheid de opleiding had kunnen beëindigen.
Het verzoek werd afgewezen.