De regel dat je als arts binnen de grenzen van je kennen en kunnen blijft, geldt in de eerste plaats voor handelingen, zowel binnen als buiten de spreekkamer. Je mag jezelf alleen arts noemen als je de opleiding geneeskunde met goed gevolg hebt afgerond en je in het BIG-register staat geregistreerd. Dat veronderstelt dat je basiskennis van de geneeskunde hebt en je bepaalde basisvaardigheden bekwaam kunt uitvoeren. Maar van artsen verwachten we niet dat zij op alle terreinen van de geneeskunde bekwaam zijn. Doorgaans specialiseer je je als arts immers in één bepaald vakgebied. Je wordt dan bekwaam geacht voor het uitvoeren van handelingen binnen dit vakgebied en alle behandelingen die onder de basisvaardigheden van een arts vallen. Als je jezelf voor een bepaalde handeling onvoldoende bekwaam vindt, ben je in de regel onbevoegd die handeling te verrichten. Voor bepaalde handelingen, de zogenoemde ‘voorbehouden’ handelingen, is dit expliciet vastgelegd in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). De bevoegdheid om een handeling wel of niet te mogen verrichten, kan ook volgen uit andere wetten of uit de professionele standaard (bijvoorbeeld een richtlijn of protocol). De regel dat alleen de bevoegde en bekwame arts een voorbehouden handeling mag verrichten, geldt niet voor noodsituaties. Je bent als arts verplicht om in noodsituaties of bij calamiteiten in ieder geval, en als dat mogelijk is, eerste hulp te verlenen. Deze verantwoordelijkheid heb je ook buiten werk- of diensttijd en geldt bijvoorbeeld ook in het buitenland en in het vliegtuig. Je beoordeelt als arts telkens je eigen bekwaamheid en houdt deze op peil. Hierbij gaat het onder meer om de juiste kennis, expertise, vaardigheden en professionele houding. Als arts wordt van je verwacht dat je gedurende je hele loopbaan blijft werken aan het opbouwen en bijhouden hiervan.