Of de situatie ook valt onder de eerste wettelijke uitzondering (vaccinatie is nodig om kennelijk ernstig nadeel voor het kind te voorkomen) is aan discussie onderhevig. Het Centraal Tuchtcollege gaat er in deze uitspraak (CTG, 24 mei 2011, ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1293) vanuit dat de situatie onder beide wettelijke uitzonderingen valt. Kinderrechters overwegen in recentere uitspraken echter bij verzoeken om vervangende toestemming voor vaccinatie op grond van artikel 1:265h BW bij een OTS dat niet zonder meer gesteld kan worden dat vaccinatie noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige te voorkomen. Zie onder meer: Rechtbank Rotterdam, 14 januari 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:693.