- Wet BIG
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) regelt de bescherming van beroeps- en opleidingstitels van beroepen in de gezondheidszorg, en regelt het publiekrechtelijk tuchtrecht. Het doel van de Wet BIG en het tuchtrecht is om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bevorderen en te bewaken, en om de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van een arts. In de Wet BIG is een aantal handelingen aangewezen die alleen door bepaalde beroepsbeoefenaren mogen worden uitgevoerd: de ‘voorbehouden handelingen’. Artsen zijn bevoegd om alle voorbehouden handelingen te verrichten, mits zij zich daartoe bekwaam achten (artikel 35a en 36 Wet BIG). Het handelen van een arts kan in een tuchtprocedure worden beoordeeld. Hierbij zijn de twee tuchtnormen van belang (artikel 47 Wet BIG). Daarnaast bevat de Wet BIG een strafrechtelijke bepaling (artikel 96 Wet BIG). Dit artikel stelt het – buiten noodzaak – veroorzaken van benadeling van de gezondheid van een ander of de aanmerkelijke kans daarop strafbaar. - WGBO
De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO, onderdeel van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) regelt de juridische relatie, en daarmee een goede samenwerking tussen de arts en de patiënt. De WGBO beoogt de rechten van de patiënt te verduidelijken en te versterken. De WGBO verplicht de arts bij haar of zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en te handelen in overeenstemming met de professionele standaard en kwaliteitsstandaarden als bedoeld inartikel 1, lid 1 Wkkgz (artikel 7:453 BW). Goed hulpverlenerschap houdt ook in dat de arts zijn eigen mogelijkheden en grenzen kent en in acht neemt.